Schriftstudie Jona - Hoofdstuk 2: Het gebed van Jona

Hoodstuk 2: Het gebed van Jona

Hoe gaat het verder met Jona? Jona heeft nog niet in doodsangst verkeerd, hij heeft zijn Elohim nog niet aangeroepen, nog niet tot Hem gebeden. Hij dacht, gooi me maar overboord dan is het gauw voorbij. Maar er zit een wereld van verschil tussen iets zeggen, en iets daadwerkelijk meemaken, iets beleven, iets ondergaan, er midden in zitten. Als je zoiets meemaakt, heb je meestal niet zo'n grote mond meer. Het blijkt opeens op zo’n moment heel anders te zijn dan je voorheen dacht. Dan ben je niet meer zo'n held.

Jona is niet alleen vaak een type van Yahusha, maar ook een type van het volk Israël. Jona lijkt in de vis ten onder te gaan, maar Yahuah zal toch zorgen dat Zijn boodschap bij de heidenen komt en die zullen zich bekeren. Het volk Israël leek in deze wereld ten onder te gaan, maar een overblijfsel zal door Yahuah gered worden en weer als hoofd van de volken optreden om de Schepper Zijn woord te verkondigen.

Jona gaat ons nu in hoofdstuk 2 vertellen wat hij heeft meegemaakt, wat hem daadwerkelijk overkomen is. Dat gebeurt deels in verhaalvorm en deels in de vorm van een gebed, waarbij Jona zoveel aanhalingen uit verschillende psalmen doet, dat je zou denken dat hij een nieuwe psalm aan het samenstellen is. Ik zal regelmatig een vermelding maken waar Jona’s verhaal en gebed in de psalmen terugkomen. Maar ook de profeet Jesaja wordt regelmatig aangehaald.

De eerste twee verzen geven aan waar Jona zich bevond, “in de vis”, en wat hij deed, “bidden”, en de constatering dat de Schepper hem “(ver)hoort”. Zoals we in de verzen daarna zien, beschrijft hij zijn ervaringen vanaf het moment dat hij in zee geworpen werd. Puntsgewijs zet hij de feiten op een rij. Let er vooral op dat zijn gebed tot Yahuah pas begint als hij eigenlijk al ten dode opgeschreven is en nadat de heidense zeelui al tot de Elohim van Jona gebeden hadden. Langer kon Jona het niet uitstellen om zich tot de Schepper te wenden.

Een voorbeeld voor ons? Of leren wij hieruit en herstellen we sneller ons contact met de Schepper als dat op de één of andere manier verbroken is?

Jona 2:1 “Vanuit de vis bad Jona toen tot Yahuah en zei;”

Hier horen we voor het eerst dat Jona bidt tot Yahuah. Hij zit in het donker in de vis. Zou hij beseffen waar hij is? We weten niet wat voor een vis het is, die Jona opgeslokt heeft. Het enige gegeven is, dat het een “grote” vis is. Meestal denken we dan aan zoogdier, dat zuurstof uit de lucht nodig heeft om te kunnen leven. Wellicht dat dit de redding geweest is voor Jona in het plan dat de Schepper met hem had. Zo’n beest moet telkens boven komen om zuurstof in te nemen. Een dienstknecht van Yahuah, die in het licht hoort te wandelen, zit nu in het pikdonker, in het ingewand van de vis. Nogmaals vermeld, zijn gebed begon toen hij op sterven na dood was.

Jona 2:2 “In mijn grote moeilijkheden riep ik tot Yahuah en Hij antwoordde mij: ik riep vanuit de diepten van de dood en U hoorde mij, Yahuah.”

Nu geeft hij aan dat hij in grote moeilijkheden en benauwdheid zit, dat hij in angst verkeerd. Voor Jona leek het alsof hij afgedaald was in diepten van de dood, in de schoot van de onderwereld, in het dodenrijk. Je zou kunnen zeggen dat hij eigenlijk alle hoop al opgegeven had en reeds berustte in zijn lot. Hij onderneemt een ultieme poging om met de Schepper in het reine te komen.

Doen wij vaak niet precies hetzelfde? En dan blijkt telkens dat de Schepper er is, dat we niet alleen zijn, dat er hoop is. Dat Hij ons niet in de steek laat. Dat was ook het geval bij Jona, want hij realiseert zich, aan het eind van zijn gebed, dat de Schepper hem gehoord heeft, want Yahuah antwoordde Jona.

Psalm 31:23 “Terwijl ik in mijn angst dacht; ik ben verbannen uit u oog, hebt Gij voorwaar mijn luide smekingen gehoord, toen ik tot U riep om hulp.”

Psalm 120:1 “In mijn angst heb ik tot Yahuah geroepen en Hij heeft mij geantwoord.”

Jona 2:3 “U wierp mij in de diepe zee, ik ging onder in het kolkende water en werd bedekt door uw wilde en woeste golven.”

Vanaf dit moment beschrijft hij zijn herinneringen aan deze gebeurtenis. Hij is zich bewust van het feit, dat het eigenlijk niet de verantwoordelijkheid van de bemanning is die hem in het water heeft gegooid, maar dat dit het werk van de Schepper is. De bemanning voerde het wel uit, maar de Schepper had de leiding bij dit alles. De bemanning had, “geestelijk” schoon schip gemaakt, maar voert als het ware alleen maar het bevel van Yahuah uit. Voor Jona was het in ieder geval duidelijk; “U wierp mij.” Bij dit woord “werpen” moeten we denken aan neerwerpen, wegwerpen, wegslingeren en zelfs aan verworpen worden.” Het gebaar van de Schepper liet letterlijk en figuurlijk aan duidelijkheid niets te wensen over. De Schepper was, in zekere zin, bezig om Jona te helpen bij het vluchten van voor Zijn aangezicht.

Uit zijn beschrijving blijkt dat boven water blijven in zo’n zee, in dat weer, onmogelijk was. Hij ging onder en werd bedekt. Wij zouden misschien zeggen; “wie niet horen wil, moet maar voelen.” Als je de opdracht van de Schepper niet wil uitvoeren, dan is dit het gevolg. Maar laten we voorzichtig zijn met zulke opmerkingen. Het voorbeeld laat zien dat de Schepper ongehoorzaamheid bestraft, en tevens corrigeert en dat gebeurt bij ieder kind van de Schepper, maar telkens op een manier die voor die persoon het best van toepassing is en het meest geschikt is. Kunt u zich iets voorstellen bij deze situatie. Het ziet er niet goed uit voor Jona.

Jona 2:4 “Toen zei ik; “Och Yahuah, U hebt mij de rug toegekeerd en mij weggejaagd. Zal ik uw heilige tempel ooit nog terugzien?”

Eerst wil Jona de Schepper de rug toekeren en als dat gebeurt en de Schepper zich dan inderdaad ogenschijnlijk afkeert van Jona, hem de rug toekeert, klinkt er toch een soort van spijt en wanhoop uit zijn stem. Hebt U mij echt verlaten, lijkt hij te zeggen? U hebt mij letterlijk en figuurlijk weggedreven bij U vandaan. Hij vraagt zich af of hij ooit nog in de Schepper Zijn aanwezigheid zou kunnen verkeren. Zou hij ooit nog de plaats aanschouwen waar de Schepper verblijft, de tempel? Uit deze woorden klinkt nog een laatste beetje hoop. Is er nog een mogelijkheid?

Hoe denken wij daar over? Er zijn mensen die willens en wetens bij de Schepper vandaan gaan, maar als de nood het hoogst is, durven ze dan nog tot Hem te bidden en (op) Hem te vertrouwen? Jona beseft dat hij eigenlijk geen aanspraak meer mag en kan maken op de Schepper Zijn barmhartigheid. Maar toch ... je weet nooit? Zolang er leven is, is er hoop dacht Jona. Maar die hoop wordt snel minder.

Jona 2:5 “Ik verdween onder de golven en zag de dood in de ogen. Het water sloot zich boven mij. Het zeewier wond zich om mijn hoofd.”

De situatie wordt nu steeds meer levensbedreigend, hij zakt naar de diepte en hij zit verstrengeld in het zeewier. Hij zag, zoals het vers zegt, “de dood in de ogen”.

Bent u in het zwembad wel eens tijdje onder geduwd, een paar keer achter elkaar? Dan is het ook net of je verstrengeld wordt, dan krijg je het benauwd? Maar in het zwembad weet je zeker dat je weer boven komt, het is min of meer maar een spelletje. Zoiets gebeurde met Jona, maar die wist niet wanneer hij weer boven zou komen en of hij ooit nog boven zou komen.

Psalm 69:1-3 “Verlos mij, o Yahuah, want het water is gekomen tot aan de lippen. Ik ben verzonken in bodemloos slijk, waar ik niet kan staan. Ik ben gekomen in diepe wateren, een vloed overstroomt mij.”

Jona verkeert in een soortgelijke situatie als de Farao en zijn legermacht. Het is interessant om in Exodus 15, de verzen 4-5 en 10 te lezen. Als het water zich boven je gaat sluiten, lijkt het einde heel nabij. Psalm 69:1-3 geeft hetzelfde weer.

Het is uit de tekst eigenlijk niet af te leiden wanneer Jona in de buik van de vis terecht kwam. Er zijn grote walvissen die enorme hoeveelheden plankton en wier eten. Als je hier tussen zit en zo’n dier neemt een hap lijkt het net of je mee naar beneden gesleurd wordt. Maar het zou ook kunnen dat dit tafereel plaats vond buiten de vis. En dat de vis pas ingrijpt als Jona bijna de geest laat. De vis brengt hem dan naar de oppervlakte.

Jona 2:6 “Ik zonk naar de bodem van de zee, ik daalde af naar het dodenrijk, dat mij voor altijd zou insluiten. Maar U trok mij levend uit de afgrond, U, Yahuah mijn Elohim.”

Jona voelde vermoedelijk alle krachten uit zich wegvloeien. Hij had al gezegd dat hij de dood voor ogen zag en nu voelde hij zich weg zinken naar beneden, al dan niet in de vis. We zien, het is vanaf het begin steeds verder bergafwaarts gegaan met hem, dieper dan nu kan hij niet zinken. Maar het spreekwoord zegt; “als de nood het hoogst is, is de redding nabij”, en zo is het ook nu.

Yahuah is de Elohim van de levende en niet van de doden. Hij wil niet dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen. Er zit zoveel symboliek in dit ene vers. Het heeft in zekere zin te maken met de doop. Je gaat helemaal onder water, je wordt als het ware begraven, maar je stijgt ook weer op uit het water om een nieuw leven te beginnen. Het oude leven dat naar de dood voerde is voorbij, het nieuwe leven uit dat watergraf voert naar eeuwig leven. Het heeft ook te maken met de dood en de opstanding van Yahusha. Het verwijst naar de toekomst, want de Schepper is bij machte om de doden weer tot leven te wekken uit de graven, bij Zijn terugkomst.

Jona is in dit hoofdstuk een geweldige les voor ons. Het verkondigd ons redding door de Schepper Zijn handelen met de mens. Jona moet verschrikkelijk in de rats gezeten hebben, letterlijk en figuurlijk doodsbang, hij vreesde voor zijn leven en hij wist dat zijn verhouding met de Schepper niet goed was. In zo'n situatie ben je niet te benijden. Maar hij beseft wel dat de Schepper hem hoorde en uit de afgrond omhoog trok.

Jona 2:7 “Toen ik bijna bezweken was, dacht ik aan U, Yahuah, en mijn gebed drong tot u door in uw heilige tempel.”

Ziet u, hier komt de aap uit de mouw. Op het allerlaatste moment dacht Jona aan Yahuah. Als je voor de poorten van het dodenrijk staat, denkt de mens aan Yahuah. Is het niet veel beter om daar veel eerder aan te denken? Het woord dat vertaald is met “dacht aan” betekent; zich herinneren, in herinnering brengen, oproepen. Dat is dus wat er bij Jona gebeurde. Hij bracht de Schepper in herinnering in zijn leven. Hij roept tot de Schepper. En het gebed van Jona kwam bij de Schepper op de plaats waar Hij verblijft, in zijn heilige tempel.

Psalm 143:4-7 “Ik weet mij geen raad meer en ben zo verschrikkelijk bang. Ik denk aan vroeger en wat U toen allemaal deed. Alles wat U hebt gedaan en gemaakt trekt aan mijn geestesoog voorbij. Ik strek mijn handen naar u uit. Ik verlang naar U zoals droog land verlangt naar water. Geef mij snel antwoord, Yahuah, want ik houd het niet meer uit. Verberg U niet voor mij, want dan kan ik beter sterven.”

Dat zijn nog eens gebeden. Die geven onomwonden aan, hoe de mens naar de Schepper verlangt in zijn diepste nood. Als je meerdere vertalingen raadpleegt zie je pas echt in wat voor toestand Jona verkeerde. Lutherse vertaling; “toen mijn ziel in mij versaagde” dat betekent dat hij doodsbang was, bevreesd was, geen moed meer had. Leidse vertaling; “toen mijn ziel in mij omneveld werd” dat betekent dat het duister werd, dat hij geen zicht of uitzicht meer had. Statenvertaling; “toen mijn ziel in mij overstelpt werd” dat betekent overladen, te zwaar beladen.

Kortom Jona had het absoluut niet meer, het was over en uit. Op dat moment is het er uiteindelijk toch van gekomen, hij wendt zich tot Yahuah zijn Schepper.

Psalm 28:2 “Hoor naar mijn luide smekingen, als ik tot U roep om hulp, en mijn handen ophef naar uw binnenste heiligdom.”

Jona die redding moest gaan brengen in Ninevé roept en schreeuwt nu zelf tot de Schepper om redding. Jona beseft dat zijn gebed aangekomen is in de Schepper Zijn heilige tempel. Yahuah heeft zijn stem gehoord en heeft hem geantwoord.

Psalm 118:5 “In mijn angst heb ik tot Yahuah geroepen en Hij heeft mij geantwoord.”

Psalm 91:15 “Ik zal in de benauwdheid bij hem zijn, Ik zal hem uitredde en tot ere brengen.”

Dit is de tweede mogelijkheid om te denken dat Jona toen door de grote vis opgeslokt werd en naar de oppervlakte werd gevoerd. Er staat niet dat Jona onmiddellijk werd opgeslokt, er staat ook niet hoelang het duurde voor hij in het ingewand van de vis terecht kwam. Nadat de Schepper het eerst liet stormen, zorgt hij nu voor een grote vis. De letterlijke betekenis van het woord “beschikken” dat hier gebruikt wordt is: gereedhouden, achter de hand houden.

Met de beproeving zorgt de Schepper ook voor de redding. Alleen dat gebeurt niet zoals wij mensen denken en zouden doen. Gewoon Jona een reddingsboei toewerpen of een sloep uitzetten of zoiets. Nee, Yahuah doet dat op zijn manier. Jona moest zijn eigen “ik” eerst kwijt raken, voordat de Schepper weer met hem wilde en kon werken. Mij lijkt dat de Schepper Jona drie dagen en nachten de tijd heeft gegeven om hem het een en ander duidelijk te maken, met betrekking tot Jona's eigen handelen en de Schepper Zijn handelen.

Hij zit nu dus in ieder geval in het ingewand van de grote vis, daar ruikt het meestal niet zo fris. In die ingewanden, liggen vaak wat voedselresten, denk maar aan het spulletje dat naar buiten komt als je overgeeft, ook bepaald geen parfum, wel dan! Maar tussen die prut daar zat Jona. Daarbij komt dat je niet veel ziet, waarschijnlijk niets, je kunt alleen met je handen tasten en voelen. Het moet een glibberige toestand zijn geweest, bepaald niet lekker.

De Schepper liet Jona, maar vooral door Jona ook ons, zien, als je willens en wetens buiten het bereik van de Schepper wil gaan, weg van het aangezicht van Yahuah, niet naar Hem wil luisteren, het daar heel slecht vertoeven is. Geen licht, benauwd, stank, geen leefruimte, doodsangst.

Wat een geweldige les. Verzetten wij ons ook wel eens tegen Yahuah Zijn woord? Moeten wij ook eerst kopje ondergaan voor we gehoorzamen, of in doodsangst verkeren. Yahusha zelf geeft ons een voorbeeld in deze.

Hebreeën 5:7-8 “Tijdens zijn dagen in het vlees heeft Hij gebeden en smekingen onder sterk geroep en tranen geofferd aan Hem, die Hem uit de dood kon redden, en Hij is verhoord uit zijn angst. En zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij geleden heeft.”

Het gaat om gehoorzaamheid aan Hem, die ons uit de dood kan redden. Jona zal ook door lijden heen tot gehoorzaamheid komen. De vraag is, of dat bij Jona blijvend en ten volle is, of dat het tijdelijk en ten dele is?

Wat denkt wij van het volk Israël met betrekking tot gehoorzaamheid aan Yahuah? Als er ooit een volk geleden heeft, dan zijn die het wel, ook die gehoorzaamden tijdelijk en dwaalden steeds weer af. Je kunt je dus afvragen wat moet er nu nog gaan gebeuren met hen, voordat ze Yahusha erkennen als de Messias? En wat moeten wij hiermee? Hoe leren wij? Komen wij door lijden tot gehoorzaamheid?

Wel ik denk dat velen van ons ook wel eens lijden, de één lichamelijk, de ander geestelijk, weer andere zowel lichamelijk als geestelijk. De vraag is; “brengt dat ons tot die gehoorzaamheid die de Schepper van ons vraagt,” en is dat dan blijvend? Of als het beter met ons gaat, dwalen we dan ook weer af? Zaken om eens over na te denken nu we het voorbeeld van Jona zien. De Schepper is liefde, maar tucht is ook liefde, alleen wij ervaren dat niet altijd zo.

Jona 2:8 “Wie afgoden vereren, keren de genade van Yahuah de rug toe.”

Jona ziet nu in dat iedereen die zich tot andere goden wendt i.p.v. tot de ware Elohim, al het goede mist en de echte vrede mist. Wat vertaald is met “afgoden” betekent eigenlijk; ijdele nietigheden, damp, niets voorstellend.

Psalm 31:7 “Ik haat hen die ijdele nietigheden vereren; ik immers vertrouw op Yahuah.”

Beseffen wij, als we teveel tijd besteden aan onze afgoden, wat dat dan ook mag zijn, hobby, huis, auto, werk, sport, tv enz, dat wij ook al het goede en de echte vrede van binnen missen. Want dan hebben we geen, of amper tijd om aan onze relatie met zijn Schepper te werken, om Hem beter te gaan leren kennen.

Als je in je leven een aantal ervaringen hebt opgedaan met de Schepper, dan kan de rest je toch gestolen worden, dan is er toch niets belangrijker meer. Dan zie je de betrekkelijkheid van de wereldse zaken in. Dan wil je toch alleen maar nog dichter bij de Schepper komen, nog meer over Hem te weten komen en leren en genieten van die rust en vrede die Hij je schenkt. Je wilt anderen daar ook in laten delen. Waar het hart vol van is .... ja toch!

Jona 2:9 “Maar ik zal U uit dankbaarheid offers brengen; ik zal mijn beloften nakomen, U, Yahuah, hebt mij gered.”

Jona wil de Schepper gaan bedanken, d.m.v. zijn stem zal hij vertellen, bekend maken, wat Yahuah gedaan heeft, Hem de eer geven, Hem lof toezwaaien. Dat had hij beloofd toen hij voor zijn leven vreesde. En hij bevestigd heel duidelijk, dat wat er gebeurd is, enkel en alleen het werk van Yahuah is, nergens anders is er redding dan door Yahuah.

Psalm 3:9 “De verlossing is van Yahuah, uw zegen zij over uw volk.”

Psalm 116:14 “Mijn geloften zal ik Yahuah betalen, in de tegenwoordigheid van zijn volk.”

Psalm 116:17 “Ik zal U lofoffer brengen en de naam Yahuah aanroepen.”

Beseften we dat allemaal nou maar altijd, dan zou er heel wat minder geleden hoeven te worden. Het is beter altijd te bidden dan alleen wanneer we in nood verkeren.

Jona 2:10 “Toen gaf Yahuah de vis bevel om Jona op uit te spugen op het droge.”

Jona ligt als het ware te zwaar op de maag van de vis en deze braakt Jona uit op het droge. Er staat niet waar dat plaats vond. Dit uitspugen gebeurt op initiatief van Yahuah, want deze sprak tot de vis. De Schepper bepaald wat er gebeurt en niet Jona.

Geloven wij dat dit gebeuren met die grote vis letterlijk heeft plaatsgevonden? Als dat niet zo is, geloven wij dan wel in andere wonderbare zaken uit de Schrift, zoals de genezing van de lamme en de blinde? Gelooft u in de opstanding van Lazarus en Yahusha zelf? Geloven wij alleen wat wij willen accepteren of geloven we in heel het Woord van Yahuah? Is het voor u een verhaal of een waargebeurde geschiedenis?

Het Hebreeuwse woord dat in de tekst gebruikt wordt voor "grote vis" is “dag” en dat woord is zeer verwant met een afgod van de Filistijnen, namelijk “Dagon”. Deze Dagon komt voor in o.a. Richteren 16:23-24 en 1 Samuël 5:2-5, 7.

Deze afgod wordt afgebeeld met het gelaat en de handen van een mens en de staart van een vis. Deze Dagon (uit Richteren) wordt door Yahuah gebruikt om zijn macht te tonen. Jona was ook tijdelijk in de macht van een “dagon”, wonderlijk hoe de Schepper steeds weer spot met de goden van de heidenen. Hij gebruikt ze, waar nodig voor zijn plan.

Jona doet beloftes aan de Schepper. Hij gaat zijn opdracht weer opnemen en uitvoeren. Jona had de Schepper Zijn trouw ervaren. “Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw” - 2 Timotheüs 2:13.

Dat is fijn om te weten, maar als je ziet op welke manier Jona hier achter moest komen, dan hoop ik dat wij daarvan leren en sneller reageren op de Schepper Zijn woord, zodat ons zoiets bespaard blijft.

Wij zijn nu halverwege het boek Jona en in Ninevé is nog niets gebeurt. Jona, de Schepper Zijn dienstknecht, heeft alleen nog maar voor oponthoud gezorgd. Onwillekeurig denk je dan; hoe vaak zullen wij de Schepper al voor de voeten gelopen hebben en voor oponthoud gezorgd hebben? In plaats van zijn woord uit te voeren, hebben ook wij vaak een andere mening en gaan niet de weg die de Schepper voor ons gekozen heeft. De Schepper moet inderdaad verschrikkelijk geduldig zijn. Daar kunnen we enerzijds dankbaar voor zijn en anderzijds zien hoe geduldig wij t.o.v. elkaar dienen te zijn. Uit deze geschiedenis van Jona kunnen we leren, zodat wij niet dezelfde fouten begaan.

Drie punten ter markering van Jona. 1. Jona werd verworpen. 2. Vervolgens is Jona drie dagen en drie nachten in het ingewand van de vis. 3. Tot slot is er de opstanding van Jona, er wordt hij de verlosser van Ninevé. Komen deze drie punten u bekend voor?


Einde hoofstuk vervolg: Jona - Hoofdstuk 3, de prediking van Jona