Deel 4: De onzichtbare realiteit -
De zonen van Elohim

De zonen van Elohim

Wij hebben vorige keer uitvoerig gekeken naar verschillende passages uit de Schrift, die sterke overeenkomst vertonen met het gedrag van de slang in de hof en die zelfs de hof van Eden nadrukkelijk benoemen. Wij hebben ook gelezen over de bomen in de hof, Ezechiël 31. Wat was het gevolg van de confrontatie in de hof?

Als wij teruggaan naar Genesis 3:1-3 dan staat daar dat Adam en Eva, volgens eigen zeggen, van Elohim het volgende gehoord hadden: “Maar van de vrucht van de boom die in het midden van de hof is heeft Elohim gezegd: gij zult van die niet eten, noch die aanraken, opdat gij niet sterft.”

Het eerste wat opvalt, is dat die boom kennelijk het middelpunt vormt in de hof. M.a.w. die trekt de aandacht. Van die boom mochten zij de vruchten niet eten en ze mochten hem zelfs niet aanraken. En die laatste vermelding vergt meer aandacht. Want het woord “aanraken” komt van het Hebreeuwse woord “naga”, waarbij één van de betekenissen is: een vrouw aanraken op een seksuele manier, met een vrouw gaan liggen. Dat blijkt uit de volgende verzen waar hetzelfde woord gebruikt wordt.

Genesis 20:6 “….daarom heb Ik u niet toegelaten haar aan te raken.”

Het gaat over koning Abimelek die Sara, de vrouw van Abraham, genomen had om met haar gemeenschap te hebben, maar Yahuah kwam tussenbeide.

Ruth 2:9 “…heb ik de knechten niet verboden u aan te raken.”

Het gaat over Ruth die bij Boaz aan het werk gaat op het veld.

Spreuken 6:29 “Aldus hij, die tot de vrouw van zijn naaste komt; niemand die haar aanraakt, gaat vrijuit.”

In het NT 1 Korinthe 7:1: “…het is een mens goed, geen vrouw aan te raken.”

Hoe kijken wij nu naar de verzen uit Genesis 3, na wat wij nu weten over de betekenis van een aantal symbolen in de hof van Eden?

De confrontatie.

Wat speelde zich nu eigenlijk af in de hof van Eden? In Genesis 3:1-8 komt het hierop neer. Er ontstaat een conversatie tussen Eva en de slang. Eva wordt gemanipuleerd door de slang en geeft toe aan de verleiding. Dat wordt weergegeven door het verboden fruit te eten van de boom in het midden van de hof. Ook Adam neemt, op verzoek van Eva, van het verboden fruit. Wat brengt dat teweeg bij Adam en Eva? Adam en Eva worden ineens verzwolgen door schaamte. Maar de schaamte richt zich hoofdzakelijk op hun geslachtsorganen, want die bedekten zij met vijgenbladeren. Genesis 3:7: “Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt waren: en zij hechtten vijgenboombladeren aaneen en maakten zich schorten.”

Het woord schort komt van “chagor” met de betekenis: gordel, riem, lendeschort.

Vervolgens verbergen zij zich voor de stem van Yahuah, als zij Yahuah in de hof horen wandelen. Dit is toch wel een heel vreemde situatie, want de laatste twee verzen van Genesis 2 luiden: vers 24-25: “Daarom zal de man zijn vader en moeder verlaten, en zijn vrouw aanhangen; en zij zullen tot één vlees worden. En zij waren beiden naakt, Adam en zijn vrouw, en zij schaamden zich niet!”

Mag je zeggen dat geslachtsverkeer tussen een man en zijn vrouw geen reden kan zijn om je te schamen als je naakt bent? Wat is er dan wel gebeurd dat zij zich schamen? Kan enkel en alleen het eten van een “vrucht” deze gevolgen hebben? Wat is het verband tussen het eten van een (verboden) vrucht en je daarna ineens schamen omdat je naakt bent? Iets waar je daarvoor totaal geen schaamte had! Als wij dit zouden lezen in welk ander blad of boek, zouden wij ons dan niet afvragen: “wat voor bijzonder fruit was dat dan wel?” Wij kennen de uitdrukking: “verboden vruchten eten” en wij weten wat daarmee bedoeld wordt.

Als je de details leest over die “boom in het midden van de hof”, kom je woorden tegen als aangenaam, een lust voor de ogen en begeerlijk om verstandig te maken. Dat zijn toch woorden die ons in een bepaalde richting doen denken. Als de slang en de bomen symbolisch zijn, dan kunnen zij weergaven zijn van geestelijke wezens. Hoe moeten wij de termen “fruit en eten” dan begrijpen? Ook symbolisch?

Denk aan Hooglied 2:3 “Als een appelboom onder de bomen van het woud, zo is mijn geliefde onder de jonge mannen.”

Hooglied 4:12 “uw tanden zijn als een kudde geschoren schapen.”

Hooglied 4:16b “mijn geliefde kome tot zijn hof en ete daarvan de kostelijke vrucht.”

Spreuken 30:20 “Zo is de weg der overspelige vrouw; zij eet, veegt haar mond af en zegt: Ik heb geen kwaad gedaan.”

Hier mag toch duidelijk zijn wat met eten bedoeld wordt! Deze verzen geven aanleiding om de verzen uit Genesis 3 misschien in een bepaald daglicht te zien. Het is kennelijk geen vreemd thema in de Schrift om de woorden boom, fruit en eten in verband te brengen met een relatie tussen levende wezens! Dit soort gedrag, “overspel” is in de Schrift toch een veel terugkerend patroon. Zowel letterlijk: mannen die ontrouw zijn, als geestelijk: aanbidding van ander goden. Daar kunnen wij niet omheen, als wij eerlijk zijn.

Behalve dat Adam en Eva zich schaamden, worden zij uit de hof verdreven.

Genesis 3:23-24 “Daarom stuurde Yahuah, Elohim de mens weg uit de hof van Eden, om de aardbodem te bewerken waaruit hij genomen was. En Hij dreef de mens uit, en plaatste cherubim tegen het oosten van de hof van Eden, met een vlammend wentelend zwaard, om de weg naar de boom des levens te bewaken.”

Er lijkt dus een verschil te zijn in het werk verrichten en het bewaren van de hof van Eden en het onderwerpen en heersen over de rest van de aarde! Maar aangezien de mens niet meer in de hof mag komen, vervalt de taak om de hof te bouwen en te bewaren, Genesis 2:15, en blijft alleen de andere taak over. Mag je stellen dat vanaf toen het de taak van de mens was om de gehele aarde te gaan maken zoals de hof was? Dat kon plaatsvinden vanwege de opdracht om zich te vermenigvuldigen en de aarde te onderwerpen en te beheersen. Er werden “cherubim”, engelachtige wezens, met een vlammend zwaard aangesteld om de hof te bewaken. De mens kon niet meer op eigen kracht terugkomen in de hof en eten van de boom des levens! En juist dat heeft de mens altijd getracht te bereiken buiten Yahuah om. Maar die pogingen zijn altijd gedoemd te mislukken. Als de mens niet bij de boom kan komen, laat Yahuah de boom op zijn tijd bij de mensen komen. Ik doel op de bediening van Yahusha op aarde. Als wij zijn vlees eten en bloed drinken, hebben wij eeuwig leven. Johannes 6 gaat daar over.

In de hof is dus alles begonnen. En het lijkt er sterk op dat er een hof van Eden komt waar het ook weer zal eindigen, zoals wij gelezen hebben in Openbaring 21 en 22. Maar de benaming van dat Eden, dat uit de hemel naar beneden komt, is het nieuwe Jeruzalem en dat is aan bepaalde afmetingen gebonden, maar wel weer met de boom des levens met de juiste vruchten en een rivier van levend water. Het lijkt erop dat Yahuah de hof tijdelijk van de aarde weggenomen heeft en aan het eind weer terugbrengt.

Wij hebben de situatie besproken die heeft plaatsgevonden in de hof van Eden. En de mens begon aan zijn taak om de aarde te vullen en te bewerken. Maar er werden nog meer dingen vermeld, waar de mens mee geconfronteerd werd.

Genesis 3:14 “Toen zei Yahuah, Elohim tot de slang: Omdat gij dit gedaan hebt, zo zijt gij vervloekt boven alle dieren en al de levende wezens van het veld.”

Genesis 3:15 “Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; datzelve zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de hiel vermorzelen.”

Hier wordt eigenlijk de geestelijke en fysieke strijd aangekondigd tussen het koninkrijk van het licht en het koninkrijk van de duisternis vanaf dat moment. Dit is het moment dat de slang te horen krijgt dat er ooit een nakomeling zal zijn van de vrouw, die hem zal vermorzelen. Dit is het begin van de voortdurende strijd van de duistere machten, om te zorgen dat die aangekondigde nakomeling niet geboren kan worden of gedood moet worden als hij verschijnt.

Genesis 3:16 “Tot de vrouw zei Yahuah: Ik zal zeer vermeerderen de moeite uwer zwangerschap, met smart zult gij kinderen baren en …”

Genesis 3:17 “En tot Adam zei Yahuah: Omdat gij naar uw vrouw hebt geluisterd en van de boom gegeten, waarvan Ik u geboden had; Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en ….”

Wij hebben nu de eerste confrontatie gezien tussen de mens en wezens uit de onzichtbare realiteit en de gevolgen daarvan voor de man de vrouw, hun nageslacht en de slang. Hoe ging het verder op aarde, voordat de volgende confrontatie plaatsvond? Kunnen wij daar een patroon in zien? Hoe gaat het verder met die vijandschap?

In Genesis 4 lezen wij vervolgens over Kaïn en Abel. En daar staan in mijn ogen een paar verzen in, die meer aangeven dan wij (ik) misschien tot nog toe begrepen hebben.

De satan had eerst Eva en Adam opgezet tegen Yahuah. Nu de mens nageslacht krijgt, gaan die kinderen, Kaín en Abel, Yahuah eren d.m.v. een offer. Waar komt de behoefte vandaan om Yahuah een offer te brengen? En dan ook nog offers die wel en niet welgevallig zijn in Yahuah Zijn ogen. Kennelijk doet de één, Abel, dat op de manier die Yahuah aangegeven had en de ander, Kaïn op zijn eigen manier. Hadden zij kunnen weten hoe dat zat? Misschien geeft de Schrift daar zelf uitleg over?

Abel.

Lukas 11:49-51“Waarom ook de wijsheid van Yahuah zegt: Ik zal profeten en apostelen tot hen zenden, en van die zullen zij doden en zullen zij vervolgen. Opdat van dit geslacht het bloed van alle profeten wordt opgeëist, dat vergoten is van de grondlegging der wereld. Van het bloed van Abel, tot het …”

Als Abel de eerste profeet is, heeft Yahuah tot hem gesproken. Want wat doen profeten? Yahuah spreekt tot hen en zij brengen Yahuah Zijn woord over aan mensen. Zij functioneren als intermediair tussen Yahuah en de mens. Meestal wijzen zij de mensen op hun verkeerd gedrag t.o.v. Yahuah en trachten zij de mens terug te brengen naar de juiste relatie met Yahuah. Dat werk werd vaak bekocht met de dood. Abel wist hoe te offeren en zal dat zeker tegen zijn oudere broer gezegd hebben. (Om zelf te bestuderen, teksten over valse profeten Deuteronomium 13 en Jeremia 23:16-22)

Kaïn.

Iets is er niet goed m.b.t. Kaïn. Wat dat precies is, wordt niet vermeld in Genesis, maar wel in 1 Johannes 3:11-12: “Want dit is de verkondiging, die gij van den beginne gehoord hebt: dat wij elkaar zouden liefhebben, niet gelijk Kaïn: hij was uit de boze en vermoordde zijn broeder. En waarom vermoordde hij Abel? Omdat zijn werken boos waren en die van zijn broeder rechtvaardig.” Het lijkt ook hier te maken te hebben met een bepaalde houding van de mens en zijn begeerte, Genesis 4:7. Vergeet niet dat in 1 Johannes 3:8 sprake is van de duivel en den beginne. Wat verder opvalt, is dat Yahuah nog steeds direct tot Abel (profeet) en Kaïn spreekt, Genesis 4:6! Kaïn laat zich echter niet corrigeren en volgt eigenlijk de weg van de mensenmoordenaar vanaf den beginne, de duivel.

Na de moord op Abel lezen wij dat Yahuah nog steeds direct contact heeft met Kaïn, vers 6-7 en 9-15. Dat kan niet in de hof geweest zijn, maar wel in Eden. Maar dat contact met Kaïn verloopt niet fijn. Kaïn liegt, net als de slang! Yahuah grijpt in, net als bij Adam en Eva en de slang en spreekt uiteindelijk een vloek uit over Kaïn in Genesis 4:11: “En nu zijt gij vervloekt van de aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan, om uw broeders bloed van uw hand te ontvangen.”

Genesis 4:12 “Als gij de aardbodem bewerkt, zal hij u zijn volle opbrengst niet meer geven; gij zult zwervende en dole op aarde.”

In vers 3 lijkt Kaïn spijt te hebben. Maar als je echt spijt hebt, aanvaard je de straf en ga je daar niet over klagen. Dus hoe echt is zijn berouw?

In vers 14 herhaalt Kaïn de woorden die Yahuah tot hem gesproken heeft. “Gij hebt mij heden verdreven van het aangezicht van het land en ik zal verborgen zijn voor uw aangezicht; en ik zal zwervende en dolende zijn op aarde en …..”

Dit zijn allemaal geen prettige vooruitzichten. Kaïn was bang dat hij nu door iedereen die hem tegenkwam, zou worden doodgeslagen, vers 14b. Yahuah zegt dat iemand die Kaïn zal doden zevenvoudig gewroken zal worden. Daarom geeft Yahuah in zijn barmhartigheid een “teken” aan Kaïn, zodat hij beschermd wordt tegen de mensen die hem naar het leven staan. Nergens lezen wij wat dit voor een teken is. Maar het moet voor iedereen in die tijd duidelijk geweest zijn.

Genesis 4:16 “Kaïn ging uit van het aangezicht van Yahuah; en hij woonde in het land Nod, ten oosten van Eden.”

Het woord “Nod” betekent: ronddolen. Dat betekent dat Kaïn Eden nu dus heeft verlaten. In Eden bracht de aardbodem kennelijk wel de volle opbrengst op. Maar buiten Eden niet meer, want daaruit wordt Kaïn verbannen.

Wat verder opvalt, is dat Kaïn gaat trouwen en een zoon krijgt die hij Henoch noemt. Niet te verwarren met de Henoch die vele jaren later verschijnt en die wandelde met Yahuah. Vervolgens zien wij dat Kaïn begint met het bouwen van een stad. Later, na de vloed, zou Nimrod hetzelfde doen. De opdracht van Yahuah was echter om de aarde te bewerken en de aarde te vullen en nergens staat er iets over het bouwen van steden. (Lees Jesaja 14:21) Maar Kaïn was al opstandig geweest en niet echt tot inkeer gekomen en als je dan ook nog vervloekt bent, blijf je kennelijk je eigen weg volgen. Ondanks dat Kaïn beschermd werd door het teken dat bij hem aangebracht was door Yahuah om niet gedood te worden.

Wat lezen wij verder in Genesis 4? Er is sprake van een geslachtslijn. De volgorde is Adam, Kaïn (bezit), Henoch (toegewijd), Hirad (wilde ezel), Mechujael (geslagen door El - God), Methusael (behorend tot El - God), Lamech (onzekere betekenis?), en zijn zonen, Jabal (waterstroom), Jubal (rivier) via Ada (sieraad) en Tubal-Kaïn (voortbrengsel van Kaïn) via Zilla (schaduw). Zelfs een dochter wordt vernoemd. In tegenstelling tot Genesis 5 worden hier geen leeftijden bij vermeld. Maar de geslachtslijn houdt zo maar ineens op bij de zonen van Lamech. Dit moeten de 8 generaties geweest zijn die de aarde mede bevolkt hebben in de periode die loopt tot de vloed.

Deze laatste zonen hebben werktuigen van ijzer en koper en muziekinstrumenten voortgebracht. Daarbij moeten wij ons realiseren dat in vers 21 een woord gebruikt wordt “latash” dat betekent: het scherpen van ijzeren en koperen werktuigen. Waar denk je dan aan? Wapens misschien? Hoe zijn zij aan die kennis gekomen? Dadelijk meer daar over.

De gevolgen van de geslepen materialen, wapens(?) blijken zichtbaar in vers 23 “En Lamech zei tot zijn vrouwen Ada en Zilla; Hoort mijn stem, gij vrouwen van Lamech! Neemt ter ore mijn rede! Voorwaar ik sloeg wel een man dood om een wond en een knaap om een striem.”

Lamech had niet veel aandacht besteed aan de geschiedenis van zijn voorvader Kaïn, die ook doodde. En Lamech hield dus ook geen rekening met Yahuah Zijn oordeel over het doden van mensen. Misschien heeft Lamech Kaïn nog wel persoonlijk ontmoet. In die tijd werden de mensen redelijk oud. Waarom zou deze geslachtslijn, qua leeftijd, anders zijn dan Genesis 5? M.a.w. het is er niet beter en veiliger op geworden op aarde in die tijd.

Kennelijk hadden andere personen Lamech op de een of andere manier zeer licht verwond. Waarvan er één nog maar een kind was. Dan komt de hoogmoed van Lamech duidelijk naar voren in vers 24: “Want Kaïn zal zevenvoudig gewroken worden, maar Lamech zeventigmaal zevenmaal.” Lamech vindt zich veel belangrijker dan Kaïn. De kleinigheid die Lamech overkomen is, zal buiten propositioneel beantwoord worden. Lamech meet zich dezelfde rechten toe als Yahuah m.b.t. gewroken worden. Hier zien wij reeds een houding en toestand in de wereld, die verder uitvoeriger beschreven staat in Genesis 6. Nogmaals de vraag: “Waar komt dit gedrag vandaan?”

In Genesis 5 lezen wij de geslachtslijn van Adam via Seth. Tot aan de vloed zijn het 9 generaties. Adam, Enos, Kenan, Mehalalel, Jered, Henoch, Metusalah, Lamech, Noach. Overal lezen wij leeftijden, en dat er zonen en dochters geboren werden. Let op! Lamech heeft nog 56 jaar samen met Adam geleefd op aarde. Lamech kon dus nog direct van Adam onderwijs gekregen hebben!

Zowel in Genesis 5:22 en 24 is sprake van Henoch die wandelde met Yahuah. Dat betekent een relatie met elkaar hebben en communiceren. In het boek Henoch is Henoch de intermediair tussen de wachters, de zonen van Elohim en Yahuah en brengt boodschappen over van beide kanten.

Ook sprak Yahuah tegen Noach, Genesis 6:13. Dit moet een uitvoerig gesprek zijn m.b.t. de bouw van de ark met alle details en wat Yahuah van plan is te gaan doen met de vloed. Daarnaast nog informatie over wat Noach aan boord moet meenemen. Ook van Noach wordt gezegd dat hij wandelde met Yahuah, Genesis 6:9. Ook hier blijkt dat er een intense communicatie plaatsvond. In deze twee geslachtslijnen hebben wij gelezen dat aan een deel van de opdracht van Yahuah was voldaan, volgens de oorspronkelijke opdracht van Yahuah aan de mens?

Genesis 1:28 “Wees vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar…”

Genesis 2:24 “Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw

aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn.” Zie ook Mattheüs 19:4-8. Maar er is in diezelfde periode nog meer gebeurd dat een enorme impact gehad heeft op aarde?

Nadat deze beide geslachtslijnen via Kaïn en Seth zijn neergeschreven, komen wij bij Genesis 6.

Na de eerste confrontatie tussen hemelse en aardse wezens in de hof van Eden, komen wij nu bij de tweede confrontatie. Denk aan Genesis 3:15. Wat lezen we in Genesis 6:1-2?

“Toen de mensen zich op aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen de zonen van Elohim dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen.”

Dus oorspronkelijk deden de mensen wat Yahuah gevraagd had, namelijk zich vermenigvuldigen. En daardoor werden er zonen en dochters geboren. Maar wij lezen ook nog iets anders over de vermenigvuldiging op aarde. Waarom die specifieke vermelding in het vers, dat er op aarde dochters geboren worden uit de mensen die zich vermenigvuldigen? Werden er dan geen zonen geboren uit deze huwelijken? Volgens het geslachtsregister in Genesis 4 en 5 zelfs een heleboel zonen en dochters. Dus waarom die aparte vermelding over die dochters? Gemeenschap tussen een man, die zijn vrouw “aanhangt” is door Yahuah zelf voorgeschreven.

Waarom staat er dan in Genesis 6:2 speciaal “zonen van Elohim” en “dochters der mensen”? Waarom wordt dit specifieke onderscheid hier vermeld? Is daar een reden voor? Er is verschil van mening over wie “de zonen van Elohim” zijn. Er is een grote stroming in de christelijke wereld die zegt dat “de zonen van Elohim” nakomelingen van Seth zijn, dus mensen van vlees en bloed. En dat de dochters der mensen nakomelingen van de lijn Kaïn zijn. Maar op grond waarvan wordt dit voor waar aangenomen? Meestal op grond van Genesis 4:26: “Want ook aan Seth werd een zoon geboren, en hij noemde hem Enos. Toen begon men de naam van Yahuah aan te roepen?” Deze verklaring is vooral populair geworden door toedoen van Augustinus in de 4e eeuw na Chr.

Maar als “zonen van Elohim” inderdaad mensenkinderen zouden zijn, mag je toch een totaal ander gedrag verwachten, niet dan? Yahuah aanroepen en tegelijk elke vrouw nemen die jij maar wil, daar klopt iets niet.

Andere uitleggers zeggen dat de “zonen van Elohim” hemelse wezens, engelen zijn. Laten we samen op onderzoek gaan en alle verzen die hier betrekking op hebben lezen. Dan kunt u aan het eind zelf uw eigen conclusie trekken. Wie zijn die zonen van Elohim?

Genesis 6:1-2 “Toen de mensen zich op aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen de zonen van Elohim dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen.”

In Genesis 1 en 2 wordt het scheppingsverhaal twee keer verteld, met de tweede keer telkens meer informatie. Is dat hier ook? Eerst hebben wij over de twee geslachtslijnen gelezen en nu wordt er over die periode meer informatie gegeven. Het kan toch bijna niet anders! Want met de gegevens uit Genesis 6 krijgen wij o.a. meer begrip van Kaïn en zijn geslachtslijn. Waarom zou die anders vermeld zijn? Het lijkt er sterk op dat hier 2 verschillende “categorieën” tegenover gesteld worden. Aan de ene kant de zonen van Elohim en aan de andere kant de dochters der mensen.

“Zonen van Elohim” komt van het Hebreeuwse “ben Elohim”. Laten wij eerst gaan kijken waar de uitdrukking “zonen van Elohim” nog meer voorkomt in de Schrift .

Job 1:6 en 2:1 “Op zekere dag kwamen de zonen van Elohim om zich voor Yahuah te stellen en onder hen kwam ook de satan.”

Er is sprake van een soort vergadering van Yahuah met zijn zonen (de raad van Yahuah?), zegt de tekst. Onder hen, die zonen van Elohim, bevond zich ook de satan. Hieruit zou je kunnen concluderen dat satan ook een zoon van Elohim genoemd wordt! Dus dat hij tot dezelfde geestelijke categorie behoort. Maar dat hoeft niet persé zo te zijn.

Op een vraag van Yahuah waar satan vandaan komt, vers 7, antwoordt deze: “van een zwerftocht over de aarde”. Satan is kennelijk op onderzoek geweest op aarde. Dat geeft toch sterk de indruk dat deze vergadering van Yahuah plaatsvindt in de hemel, anders hoeft die vermelding over de zwerftocht van satan over de aarde niet gedaan te worden. Dat geeft aan dat ook deze “zonen van Elohim” dan in de hemel zijn. Het kunnen daarom geen mensen van vlees en bloed zijn, want die kunnen niet voor het aangezicht van Yahuah komen in de hemelen. Het moet dus gaan over schepselen die voor het aangezicht van Yahuah kunnen verschijnen in de hemel. Wezens uit de onzichtbare realiteit. Job 1:12b en 2:7a zegt: “Satan ging uit van het aangezicht van Yahuah.” M.a.w. satan gaat zijn gang weer vervolgen op aarde.

In Job 38 krijgt Job een aantal zaken voorgespiegeld, die te maken hebben met Yahuah Zijn schepping en alles wat daarbij hoort. Kennelijk heeft Job daar wat eigen bedachte opmerkingen over gemaakt, die een totaal verkeerd beeld geven. Want volgens Job 38:1 verduistert Job Yahuah Zijn raadsbesuit, Yahuah Zijn plan, door woorden te spreken zonder verstand. M.a.w. wees voorzichtig met je uitspraken over zaken die voor jou niet helemaal duidelijk zijn. Yahuah spreekt Job aan op zijn uitspraken en daar heeft Job geen antwoord op. Toen Elohim de aarde schiep waren er namelijk al geestelijke wezens die getuigen waren van die schepping.

Job 38:7 “terwijl de morgensterren tezamen juichten en al de zonen van Elohim jubelden.

Morgensterren en zonen van Elohim kunnen synonieme namen zijn voor een en dezelfde categorie hemelse wezens. Maar al zijn zij dat niet, dan nog waren zij kennelijke getuigen toen Elohim aan het scheppen van de aarde bezig was. Nergens lezen wij hoe lang die geestenwereld al bestond, voordat de aarde geschapen werd. Maar bij de schepping kwam de mens als laatste, terwijl deze zonen van Elohim getuige waren van die schepping vanaf het begin. Laat ons mensen maken ..Dat betekent ook hier dat die zonen van Elohim geen mensen kunnen zijn.

Psalm 29:1 “Geeft Yahuah, gij zonen van Elohim, geeft Yahuah heerlijkheid en sterkte.”

Psalm 89:6-8 “Daarom loven de hemelen uw wondermacht, o Yahuah, ook uw trouw in de vergadering der heiligen. Want wie in de hemel kan Yahuah evenaren, wie onder de zonen gods is Yahuah gelijk? El is zeer ontzagwekkend in de raad der heiligen, geducht boven allen die rondom Hem zijn.”

Hier staat veel informatie in. Opnieuw de vermelding dat in de hemelen Yahuah geëerd wordt en dat niemand in de hemel aan Yahuah gelijk is of Hem kan evenaren. Alle drie de verzen gaan over “in de hemel” of “rondom Yahuah”. Het moet dus gaan over geestelijke wezens.

Vergadering of raad der heiligen. De NBG vertaalt hier met “hemelingen” en “ goden”. Onder de goden is niemand gelijk aan Yahuah Elohim en onder de zonen van Elohim is dat ook zo. Opnieuw een tekst die aangeeft dat goden en zonen van Elohim dezelfde groepering aangeeft. Ook in het boek Daniël lezen wij over zonen van Elohim.

Daniël 3:25 “Nebukadnessar zegt: Zie, ik zie vier mannen vrij wandelen midden in het vuur, en zij hebben geen letsel, en het uiterlijk van de vierde gelijkt op dat van een zoon van Elohim. Vers 28 Yahuah heeft een engel gezonden en zijn dienaren bevrijd.”

Ook hier is sprake van een zoon van Elohim, maar dan in het Aramees en hier wordt de zoon vergeleken met een engel, want er waren maar 3 mensen in de oven geworpen en er liepen vier lichamen rond, volgens Nebukadnessar, waarvan er één zeer bijzonder opviel. Ook hier moet het om een geestelijk wezen gaan, die daar verscheen.

“Zonen van Elohim”, zegt dus nog niets, of deze hemelse wezens goed of slecht zijn, of ze trouw of afvallig zijn. Het zegt alleen dat het alleen geestelijke wezens zijn. De conclusie kan toch niet anders zijn dan dat “zonen van Elohim” geen mensen zijn.

Er kunnen mensen zijn die nu zeggen, ho, wacht even, als er geestelijke wezens zijn, die zonen van Elohim genoemd worden, hoe past Yahusha daarin? Wij weten dat Yahusha het beeld is van de onzichtbare Elohim. Maar in de verzen over Yahusha wordt in onze vertaling ook gesproken over: de eniggeboren zoon”. Johannes 1:14, 18; 3:16, 18 en 1 Johannes 4:9. Hoe zit dat dan? Eniggeboren is de vertaling van het Griekse woord “monogenes”. Dat is samengesteld uit twee woorden, te weten: monos met de betekenis: alleen, en genoa met de betekenis: soort, klasse. Dat betekent enig in zijn soort, uniek.

Hetzelfde wordt gezegd in Hebreeën 11-17: “Door het geloof heeft Abraham, toen hij verzocht werd, Isaak ten offer gebracht, en hij, die de beloften ontvangen had, wilde zijn eniggeborene offeren.”

Isaak was echter niet de eniggeborene zoon van Abraham, want ook Ismaël was al een zoon van Abraham, maar Isaak was wel de unieke zoon, de enige in zijn soort, die door Yahuah aan Abraham beloofd was. En door wie de geslachtslijn naar de Messias liep. Zoals Yahuah een unieke Elohim is onder de goden, zo is Yahusha een unieke zoon onder de zonen van Elohim.

Terug naar Genesis 6. Zo te lezen kozen de zonen van Elohim er zelf voor om naar de dochters der mensen te gaan. Deze zonen van Elohim zagen dat de dochters der mensen “schoon” waren. Dat betekent dat ze aangenaam waren voor de zintuigen. De tekst in Genesis 6 spreekt niet over het feit dat de dochters der mensen de zonen van Elohim misleiden of verleiden.

"En zij namen zich, (uit de dochters der mensen) vrouwen, wie zij maar verkozen!"

Als ik dit zo lees, was de situatie dusdanig dat deze “zonen van Elohim” zich behoorlijk uitleefden. Tenzij iemand dit op een andere manier kan lezen en interpreteren? Als dit zo was, dan was het een en al hoererij en het botvieren van allerlei wellustig gedrag. Wij moeten daar niet te makkelijk over denken. Deze vermenging had namelijk gigantische gevolgen voor wat er verder op aarde gebeurde, zoals we dadelijk zullen zien. En dat niet alleen voor de vloed, maar ook na de vloed.

Maar waren de dochters der mensen in die tijd dan zo onverschillig, dat ze alles maar toelieten van die zonen van Elohim? Als die zonen van Elohim normale aardse mensenzonen zouden zijn, zoals sommige uitleggers ons verklaren, zouden de vaders van die zonen en die dochters van zo’n gedrag dan niets gezegd hebben of dat zomaar toegelaten hebben? Of konden de dochters wellicht geen weerstand bieden aan deze “zonen van Elohim”? Bijvoorbeeld omdat zij over hemelse krachten beschikten, die de dochters der mensen niet konden weerstaan en vaardigheden bezaten waar ze nieuwsgierig en geïnteresseerd in waren? Kennelijk beschikken ze over bepaalde eigenschappen die indruk maakte op de dochters der mensen.

Denk aan de indruk die een engel maakt als hij verschijnt aan mensen, zoals Daniël in 10:9. Denk aan de vrouw van Manoach, de vader van Simson, Richteren 13:6. De verschijning van een engel is voor haar zeer machtig en krachtig en boezemt haar vrees en ontzag in. Denk ook aan Zacharia, de vader van Johannes de Doper, die in verwarring is en verbijsterd en door schrik bevangen, als de engel Gabriël hem verschijnt, als hij dienst doet in de tempel op het wekenfeest. Maar deze drie voorbeelden gaan over engelen die wel door Yahuah gezonden waren.

Misschien waren de zonen van Elohim grote gespierde mannen, een soort reuzen? De tekst verderop geeft aanleiding om dit te veronderstellen. Waarom worden de nakomelingen van die “zonen van Elohim” en de dochters der mensen in vers 4 mannen van naam genoemd, geweldigen uit de voortijd? Als Yahuah iets laat beschrijven dient dat niet als bladvulling, maar heeft het altijd een betekenis. Het woord “geweldigen” is het Hebreeuwse woord “gibbor”. Datzelfde wordt later gezegd van Nimrod. Let ook op wat hier staat: mannen van naam.

Als wij lezen wat er staat in Genesis 6:1-2, dan is deze vermenging tussen de zonen van Elohim en de dochters der mensen al vrij snel begonnen op aarde, namelijk toen er dochters geboren werden op aarde en de zonen van Elohim zagen dat de dochters der mensen schoon waren. Wij moeten niet vergeten dat wij nergens lezen dat Yahuah aan de engelen opdracht heeft gegeven om vruchtbaar te zijn en talrijk te worden. Dat betekent dat vanaf dat er dochters geboren werden vanaf Adam en Eva, de zonen van Elohim actief zijn geworden. Dat betekent dat dit ook gedurende de twee hierboven besproken geslachtslijnen moet hebben plaatsgevonden. De geslachtslijn via Kaïn en de geslachtslijn via Seth. Dat verklaart veel. In 1656 na de schepping van Adam kwam de vloed over de aarde. Wij weten dat Seth geboren werd toen Adam 130 jaar oud was. Daarvoor waren Abel en Kaïn er al. Dat betekent dat er gedurende meer dan ca 1500 jaar tijd geweest is voor de zonen van Elohim om zich te vermengen met de dochters der mensen. Die twee verzen in Genesis 6 zijn kennelijk de oorzaak van wat er verder in Genesis 6 vermeld wordt over de bijzondere toestand op aarde.

Wat staat er dan in dat boek Henoch, dat een verklaring kan geven over wat er op aarde gebeurde en hoe de zonen van Elohim daar in deelnemen?

Henoch 6:1-3 “En het gebeurde dat toen de mensenkinderen talrijk geworden waren, dat er aan hen in die dagen mooie en bevallige dochters geboren werden. En de engelen, de kinderen van de hemel, zagen hen, verlangden naar hen, en zeiden tegen elkaar: 'Kom, laat ons vrouwen kiezen vanuit de mensenkinderen en nageslacht bij hen verwekken.”

Henoch 7:1-3 “En alle anderen met hen namen zichzelf vrouwen, en ieder koos er een voor zich, en zij begonnen in hen te gaan en zich met hen te verontreinigen, en zij leerden hen tovenarij en banspreuken, en het insnijden van wortels, en maakten hen vertrouwd met kruiden. En zij werden zwanger, en zij baarden grote reuzen.”

Eén van die kinderen van de hemel wordt genoemd Azazel.

Henoch 8:1-2 “En Azazel leerde de mensen zwaarden te maken, en messen, en schilden, en borstplaten, en deed hen de metalen van de aarde kennen en de kunst om hen te bewerken, en armbanden en ornamenten, en het gebruik van antimoon, en het verfraaien van de oogleden, en allerlei soorten kostbare gesteenten, en elke kleurvloeistof. En er kwam veel goddeloosheid op, en zij gaven zich over aan verkrachtingen, en zij werden tot dwaling geleid, en werden verdorven in al hun wegen.”

Henoch 9:6 “U ziet wat Azazel gedaan heeft, die elke onrechtvaardigheid op aarde onderwezen heeft, en de eeuwige geheimen die (bewaard) werden in de hemel, die mensen nastreefden om te leren.”

Henoch 10:8-9 “En de gehele aarde is verdorven geworden door de werken die Azazel heeft onderwezen; schrijf hem alle zonde toe.”

Wordt daarom misschien de bok die de woestijn in gestuurd wordt op de Grote Verzoendag ook Azazel genoemd, Leviticus 16:8? Tot zover het boek Henoch.

Volgende keer gaan wij verder met de zonen van Elohim om meer bewijs te vinden wie dat zijn.

Einde van de vloed, voor vervolg: Deel 5: De onzichtbare realiteit - De toren van Babel