Deel 5: De onzichtbare realiteit -
De toren van Babel

De toren van Babel

Na de vloed lezen wij over het offer van Noach in Genesis 8:20. In vers 21 krijgen wij van Yahuah zelf een uitspraak: “Ik zal voortaan de aardbodem niet meer vervloeken wegens de wil van de mensen; want het voornemen van het hart van mensen is boos van zijn jeugd af; Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik gedaan heb.”

De opdracht aan Noach en zijn zonen was dezelfde als die aan Adam. Genesis 1:28: “Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde, en onderwerpt haar en hebt heerschappij over …..”. Genesis 9:1 “En Elohim zegende Noach en zijn zonen, en Hij zeide tot hen; wees vruchtbaar, wordt talrijk en vervult de aarde.” Vers 7: “En gij, weest vruchtbaar, wordt talrijk, wemelt op de aarde, ja wordt talrijk daarop.”

Daarnaast werden er nog een aantal richtlijnen meegegeven in de verzen 2-6. Yahuah sluit een verbond met Noach en ZIJN ZONEN, vers 8-9. Ieder van de zonen van Noach was dus bekend met Yahuah Zijn opdracht!

Na de hoofdstukken 7 tot 9:18 in Genesis, die over de vloed gaan, lezen wij hoe Yahuah Zijn opdracht uitgevoerd gaat worden. De ark strandde op het gebergte Ararat, in het noordoosten van Turkije. Van daar hebben die zonen van Noach en hun nageslacht zich verspreid. Vanaf Genesis 10 lezen wij belangrijke gegevens, om een beter inzicht te krijgen in het verloop van de menselijke geschiedenis en Yahuah Zijn handelwijze met de mens. Uit de nakomelingen van alle 3 zonen van Noach ontstaan volken.

Vanaf Genesis 9:18 lezen wij over bepaalde gebeurtenissen in de wereld en over het nageslacht van Noach. Genesis 9:18: “De zonen van Noach, die uit de ark waren gegaan, waren Sem, Cham en Jafet; Cham was de vader van Kanaän!” Vindt u die vermelding niet vreemd? Van niemand van het nageslacht van de zonen van Noach wordt hier een aparte vermelding gemaakt, behalve van één van de zonen van Cham, namelijk Kanaän. Het is net of dit vers al een soort waarschuwing geeft, dat er met die geslachtslijn van Cham, en in het bijzonder met zijn zoon Kanaän iets bijzonders zal gebeuren dat gevolgen heeft in de geschiedenis van dit volk. En dat lezen wij even verderop.

In Genesis 9:25 wordt de kleinzoon van Noach, Kanaän vervloekt door Noach. Na Kaïn is er nu opnieuw een vervloeking. Met het nageslacht van Kanaän is nog iets bijzonders aan de hand. Dadelijk meer hierover.

Genesis 10:6 “De zonen van Cham waren, Kus, Mizraïm, Put en Kanaän.”

Genesis 10:7 “Kus, is de vader van Seba, Chawila, Sabta, Rama, Sabteka en Nimrod, en de zonen van Rama waren Seba en Dedan.”

Nimrod was geen beste. Nimrod begon geweldig te zijn op aarde, vers 8. Genesis 10:10 “Het begin van zijn koninkrijk was Babel, Erek, Akkad en Kalne, in het land Sinear!”

Genesis 10:11 “Uit dat land trok hij naar Assur en bouwde hij Ninivé, Rechobot-Ir, Kalach en Resen.”

Het land Sinear is een deel van het huidige Irak, in de benedenloop van de rivieren Eufraat en Tigris. Nimrod zou je als een beeld kunnen zien van de Antimessias. Het woord “geweldig”, komt van het Hebreeuwse woord “gibbor” dat in Genesis 6:4 gebruikt wordt voor de nakroost van de zonen van Elohim en de dochters der mensen, aangeduid met “geweldigen, mannen van naam!”

Genesis 10:13-14 “Mizraïm (Egypte) verwekte de Ludieten, Anamieten, Lehabieten, Naftuchieten, Patrusieten, Kasluchieten, uit wie de Filistijnen zijn voortgekomen en de Kaftorieten.”

Deze Filistijnen hebben een grote rol gespeeld in de geschiedenis van Israël. Amos 9:7: “Heb Ik (Yahuah) Israël niet uit het land Egypte gevoerd en de Filistijnen uit Kaftor en de Arameeërs uit Kir?”

Genesis 10:15-18 “Kanaän verwekte Sidon, Chet, Jebus, Amoriet, Girgasiet, Chiwwiet, Arkiet, Siniet, Arwadiet, Semariet en Hamatiet, en daarna verspreidden zich de geslachten van de Kanaäniet.”

Genesis 10:19 “En de grens van de Kanaäniet was van Sidon in de richting van Gerar tot Gaza, in de richting van Sodom, Gomorra, Adma en Seboïm tot Lesa.

Er kan dus geen misverstand zijn over welk gebied het gaat en wie er wonen. De inwoners en de grenzen van hun land staan opgetekend. En het is toch zeer bijzonder dat juist de nakomelingen van de vervloekte Kanaän zich vestigden in het land dat Yahuah later aan Abraham en zijn nageslacht beloofde. En waar Yahuah zich verkoos om te wonen.

Wat ook nog vermeld moet worden is dat één van de zonen van Kanaän, namelijk de Amoriet, omschreven wordt als behorende tot de reuzen. Volgens Jozua 13:12 behoren de Amorieten tot de Refaïeten, de reuzen. In Genesis 6, waar het gaat over de zonen van Elohim die zich vermengden met de dochters van de mensen, was in vers 4 ook sprake van reuzen op aarde voor de zondvloed, maar het vers zegt: en ook daarna! De vraag blijft waar die reuzen vandaan kwamen? Ze zijn er zowel voor als na de zondvloed! In studie 8 meer over die reuzen.

Het nageslacht van Put, een andere zoon van Cham, wordt in de Schrift niet verder uitgewerkt. In het Hebreeuws betekent Put, Libië. In de toekomst, de eindtijd, zal Put nog optrekken met de zonen van Jafet.

Al deze nakomelingen van Cham, komen later constant in conflict met de door Yahuah verkozen nakomelingen van zijn broer Sem, namelijk het volk Israël.

Maar ook de geslachtslijn van Jafet blijkt in de profetie voor de toekomst vijandig te staan tegenover het volk Israël.

Genesis 10:2-3 “De zonen van Jafet waren Gomer Magog Madai Jawan, Tubal, Mesek, en Tiras.”

Hier worden namen genoemd die we zien terugkeren in de strijd die ontstaat tussen de volken o.l.v. Gog en Yahusha en Zijn legers. Zij woonden voor een groot deel in Turkije.

Genesis 10:22 “De zonen van Sem waren Elam, Assur, Arpaksad, Lud en Aram.”

Uit deze geslachtslijn van Sem komt via Arpaksad, Selach, Eber, Petrusleg, Reü, Serug, Nachor, en Terach Abram voort. In studie 6 gaan wij verder met Abram.

Deze geslachtslijnen zijn nodig om een juist begrip te krijgen van Yahuah Zijn plan van herstel, zowel op aarde als de mensheid. Wat gebeurt er vervolgens op aarde? In plaats van de opdracht uit te voeren die Yahuah aan Noach en zijn nageslacht gegeven had, lezen wij totaal iets anders.

Genesis 11:4 “Laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de gehele aarde verstrooid worden.”

Wij gaan ons een naam verwerven. Wij blijven bij elkaar, wij gaan ons niet verspreiden over het oppervlak van de aarde, hoewel dat de opdracht van Yahuah was. Met die toren willen zij op dezelfde hoogte komen als Yahuah. Zij willen gaan bouwen tot ze de hemel bereiken. Ze willen op eigen kracht bij Yahuah komen, zich aan Yahuah gelijkmaken. Het gaat om hun naam en niet om Yahuah Zijn naam!

Dit alles staat haaks op de opdracht die Yahuah gegeven had. Net als bij Kaïn wordt er weer een stad gebouwd. Maar de omschrijvingen liegen er niet om. Het gaat om “wij en ons” en het gaat over een “naam maken op aarde”. Denk terug aan de mannen van naam, de geweldigen, in Genesis 6:4. Er blijkt niet veel veranderd na de vloed. Zij houden totaal geen rekening met de opdracht van Yahuah, maar alleen met hun eigen ideeën.

Daarnaast was de toren die in de hoogte reikte, ook een plaats die bedoeld was voor aanbidding. Denk aan al die hoogten, die overal in de wereld altijd gebouwd zijn, de zigurrats, om de goden te aanbidden. Ook de Schrift spreekt vaak over hoogtes die gebruikt werden om goden te aanbidden. (1 Koningen 14:22-23; 22:43) In 2 Koningen 12, 14, 15, 16, 17 is voortdurende sprake van offeren op de hoogten. Dit gedrag vindt geen genade in Yahuah Zijn ogen. Yahuah gaat over tot actie. Denk ook aan Romeinen 1:18-25!

Genesis 11:7-9 “Welaan, laat ons nederdalen en daar hun taal verwarren, zodat zij elkanders taal niet verstaan. Zo verstrooide Yahuah hen vandaar over de gehele aarde, en zij staakten de bouw van de stad. Daarom noemt men haar Babel, omdat Yahuah daar de taal der gehele aarde verward heeft en Yahuah hen daar over de gehele aarde verstrooid heeft.”

In het Akkadisch is de naam van de stad Babel: Bav-ili en dat betekent: poort van God. De toren moest de weg naar de hemel voorstellen.

Is dit neerdalen van Yahuah een keerpunt in Yahuah Zijn plan geweest? Iedere keer had de mens van zijn Schepper alle mogelijkheden gekregen om in vrede en harmonie te leven met Yahuah en de naaste en de natuur. Zelfs de spelregels om daarvan optimaal te kunnen genieten werden meegegeven. Maar telkens gaat het fout. De eerste confrontatie was de inmenging van de slang, de satan in de hof. De tweede confrontatie werd gevormd door de zonen van Elohim, die zich maar dochters der mensen verkozen die zij maar wilden. Die geestelijke realiteit heeft dus een behoorlijke vinger in de pap op aarde gehad en nog steeds. En de derde confrontatie hier in Genesis 11 is de arrogantie om volledig in te gaan tegen Yahuah Zijn opdracht. Maar Yahuah grijpt hard in en verspreidt de volken over de aarde.

Wie zijn die “ons” waarover gesproken wordt, die neerdalen om de taal te gaan verwarren? Volgens Genesis 11:5 is dat Yahuah, maar volgens vers 7 zijn daar ook nog andere wezens bij. Want “ons” slaat op meer dan één. Zijn dit dezelfde wezens als de vermelding “ons” in Genesis 1:26 Laat ons mensen maken …? Hoe moeten wij dit begrijpen? Is dit “de raad van Yahuah”? Kunnen wij hier meer inzicht over krijgen door andere verzen te gaan onderzoeken?

Zou je de conclusie kunnen en mogen trekken dat in Genesis 11, bij het neerdalen van Yahuah en het verstrooien van de mensen over de aarde, Yahuah zich a.h.w. tot op zekere hoogte terugtrekt van de mens? Heeft Yahuah het een beetje gehad met de mens en zegt a.h.w. ‘bekijk het maar, zoek het maar even zelf uit’? De mens lijkt Yahuah Zijn geboden, en dus Yahuah Zijn liefde en zorg te verwerpen door ongehoorzaamheid. En nu gaat Yahuah de mens overlaten aan zijn eigen wil. Als jullie niet naar Mij, Yahuah willen luisteren, prima, ga je gang maar. Luister dan maar naar andere “goden”. Dit is een heftige uitspraak. Maar wordt deze stelling door de Schrift onderbouwd? Denk er aan dat in de geschiedenis Yahuah zijn eigen volk Israël ook meerdere keren verstrooid heeft, toen zij zich van Yahuah afkeerden. En omgekeerd, Yahuah zich tijdelijk van zijn volk afkeerde.

In Genesis 11:8-9 wordt dus twee keer vermeld: “Zo verstrooide Yahuah hen vandaar over de gehele aarde.” Nogmaals gezegd, als de getrokken conclusie hierboven juist is, dan moeten er voldoende verzen te vinden zijn in de Schrift die dit onderbouwen. Dit was de derde confrontatie tussen de mens en Yahuah, waarbij Yahuah ingreep. Misschien heeft u nooit op deze manier naar de Schriftuurlijke geschiedenis gekeken, omdat ons dat op die manier niet is overgeleverd. Voor wij dit verder gaan onderzoeken en bestuderen eerst nog een korte samenvatting en beklemtoning.

Wat opvalt is dat na de eerste confrontatie, tussen de aanwezigen in de hof van Eden in Genesis 3, wij in Genesis 4 en 5 de geslachtslijnen lezen van Kaïn en Seth. Dan volgt de tweede confrontatie tussen de zonen van Elohim en de dochters der mensen in Genesis 6 en lezen wij in Genesis 10 de geslachtslijnen van de zonen van Noach. Daarna de derde confrontatie, tussen enerzijds “Yahuah en ons, laat ons nederdalen ..”, en anderzijds de torenbouwers in Genesis 11, met als gevolg de verstrooiing van de volken over de gehele aarde. Dit wordt meteen gevolgd door de geslachtslijn van Sem, Genesis 11:10-32. Volgende studie gaan wij daarmee verder.

Wat gebeurt er nu precies bij die verstrooiing van de mensen over de aarde? Wij komen nu bij de verzen die als bewijs dienen voor de ontstane situatie op aarde, na de verstrooiing van de volken bij de toren van Babel. Namelijk het overlaten van de volken aan andere goden. Laten wij lezen wat Mozes daarover te zeggen heeft. Laat de komende verzen even bezinken, voordat u in de tegenaanval gaat!

Deuteronomium 32:7 “Gedenk de dagen van ouds; merk op de jaren van elk geslacht; vraag uw vader, die zal het u bekend maken, uw ouden en zij zullen het u zeggen.”

Het volk Israël moet terugdenken aan vroeger, aan de jaren van alle vroegere geslachten. Zij kunnen het vragen aan hun vaders en oudsten wat Yahuah in het verleden gedaan heeft. Hoe zit dat met ons? Wij behoorden eerst niet tot het volk Israël, maar toch kunnen ook wij weten wat er vroeger gebeurd is. Want Yahuah heeft het speciaal laten opschrijven, zodat het niet verloren is gegaan. Wij hebben inmiddels gelezen over die vroegere geslachten en hun jaren. Maar is ons daar in ons geloof opvoeding voldoende over bekend gemaakt? En zo ja, hoe hebben wij het dan begrepen? Wees onbevooroordeeld bij de komende teksten!

Deuteronomium 32:8 “Toen de Allerhoogste aan de volken hun erfenis uitdeelde, toen Hij ADAMS kinderen vaneen scheidde, heeft Hij de landpalen (grenzen) der volken gesteld naar het aantal van de zonen van Elohim.”

Yahuah, de Allerhoogste heeft de kinderen van Adam gescheiden, verstrooid over de aarde en hen de aarde als erfenis gegeven. Erfenis komt van het woord “nachal” met de betekenis: in bezit geven, doen erven. Let op over wiens kinderen gesproken wordt! Wanneer werden Adams kinderen door Yahuah gescheiden en verstrooid? Bij de bouw van de toren van Babel toch! Daarom staat er “kinderen van Adam”? Was er bij de torenbouw en bij deze verstrooiing over de aarde al sprake van het volk Israël? Nee. Dus hoe kan er dan sprake zijn in sommige vertalingen van “het aantal van de zonen Israëls?”

Eerst orde op zaken stellen. Veel vertalingen hebben hier aan het eind van vers 8: kinderen of zonen Israëls, i.p.v. zonen van Elohim. De Nederlandse Petrus Canisius vertaling en de Leidse vertaling en de Obbink-Brouwer Vertaling hebben wel: “zonen van Elohim!” De Groot Nieuws Bijbel spreekt over “engelen”. Ik weet niet hoe het bij alle andere vertalingen is weergegeven. Maar misschien dat de volgende vermelding enige uitkomst biedt. Want deze tekst uit Deuteronomium 32 maakt deel uit van teksten die zijn teruggevonden in de Dode Zeerollen, de oudst bewaarde geschriften. En daarin wordt gesproken over de “zonen van Elohim” en niet over de zonen Israëls, net als in de Masoretische tekst. Een aantal Engelse vertalingen hebben dit inmiddels overgenomen (ESV en NRSV) en andere vertalingen, zoals de NIV hebben er een voetnoot bij geplaatst. In veel van onze Bijbels is daar nog niets van terug te vinden. Laten wij dadelijk naar meer bewijs zoeken over dit verschil in vertaling, want wij moeten niets klakkeloos aannemen.

Waarom staat er: het aantal van de zonen van Elohim? Het lijkt er op dat hier een bepaald aantal mee wordt aangeduid. Volgens de volkerenlijst in Genesis 10, de nakomelingen van Noach en zijn zonen, gaat het om 70 volken. Kennelijk worden er door Yahuah 70 zonen van Elohim, geestelijke wezens uitgekozen en aangesteld over die 70 volken, als hun goden. Yahuah behoudt het oppergezag, maar vanwege de ongehoorzaamheid van de volken kun je zeggen dat Yahuah zich niet meer direct om hen bekommert. Dit moet dan duidelijk terug te vinden zijn in meerdere verzen als bewijs.

Eerst nog iets meer over het aantal 70. Als Jakob met zijn hele familie naar Egypte vertrekt, zijn het in totaal 70 personen. Als het volk Israël na de uittocht bij de Sinaï is, worden 70 oudsten gekozen die met Mozes, op bevel van Yahuah, mee opklimmen bij de berg Sinaï tot een bepaalde hoogte, Exodus 24:1-2 en 9-10. Later worden 70 oudsten afgezonderd die gaan profeteren, Numeri 11:24-25. In het NT bestaat het Sanhedrin uit 70 personen. Er worden na de 12 apostelen nog 70 gelovigen uitgezonden door Yahusha om te gaan prediken, Lukas 10:1. Het aantal 70 is een terugkerend patroon in Yahuah Zijn plan.

Omdat de mensen bij de derde confrontatie opnieuw Yahuah Zijn opdracht minachten en niet op volgden, werden zij door Yahuah a.h.w. verbannen over de aarde en onder ander gezag gesteld. Zij werden overgegeven aan mindere goden, aan de zonen van Elohim, de raad van Yahuah. Dat waren nu de goden van de volken geworden. De verstrooide volken kregen de aarde toebedeeld o.l.v. deze zonen van Elohim, lagere goden dan Yahuah. Durven wij deze zienswijze te accepteren? Dat kan alleen als de Schrift deze zienswijze verder volledig onderbouwd. Waarom denkt u dat Yahuah als eerste, na de verstrooiing van de volken in in Genesis 11, Abram roept in Genesis 12?

Laten wij verder lezen in Deuteronomium 32:9 “Want het deel van Yahuah is zijn volk, Jakob het Hem toegemeten erfdeel.”

Hieruit blijkt dat Yahuah een plan had dat uitmondt in een volk, Jakob dat ook een deel krijgt toegewezen. Maar dat volk, Jakob gaat ontstaan te midden van al die andere volken, en in eerste instantie zonder een eigen land. Yahuah verkiest zelf een eigen deel op, tegenover de volken en hun goden. Dat is hier toch een vaststaand punt?

Yahuah komt hoe dan ook tot zijn doel met zijn schepping en begint, meteen na de verspreiding van de mensen over de gehele aarde, met Abram opnieuw. Een man uit diezelfde heidenvolken die Yahuah verstrooid had. De volgende studie gaan wij dit uitwerken.

Mozes waarschuwt het door Yahuah gekozen volk Israël. Deuteronomium 4:19-20 “en dat gij ook uw ogen niet opslaat naar de hemel, en de zon en de maan en de sterren, het gehele heer des hemels, aanziet en u laat verleiden u voor die neer te buigen en hen te dienen, die Yahuah, uw Elohim, heeft toebedeeld aan alle volken onder de ganse hemel. Terwijl Yahuah u genomen heeft om voor Hem te zijn tot een eigen volk, zoals dit heden het geval is.”

Hier komt de tegenstelling tussen de volken en het aanbidden en dienen van hun goden en het volk Israël met hun Elohim, Yahuah helemaal tot uiting. Inmiddels, in Deuteronomium 4 is er wel een volk Israël. Maar er zijn veel meer van dit soort verzen.

Deuteronomium 17:2-3 “Wanneer in uw midden in één der steden, die Yahuah, uw Elohim, u geven zal, een man of vrouw aangetroffen wordt, die doet wat kwaad is in de ogen van Yahuah, uw Elohim, door zijn verbond te overtreden, die andere goden gaat dienen en zich daarvoor neerbuigt, voor de zon of de maan of heel het heer des hemels, wat Ik verboden heb.”

Wie behoren tot het “heer des Hemels”? Volgens de tekst zijn dat andere goden! Telkens zijn dat herinneringen aan wat gebeurd is bij de verstrooiing bij de toren van Babel. Yahuah Zijn uitgekozen volk moet daar verre van blijven.

Het is goed om Deuteronomium 32:10-17 te lezen. Vers 17: “zij offerden aan boze geesten, niet aan Elohim, aan goden, die zij niet kenden, nieuwe die van nabij gekomen waren.”

Dat waren de goden van de volken rondom Israël, waar zij kennis mee maakten toen zij in het beloofde land kwamen. Goden van de volken die verstrooid waren bij de toren van Babel. Lees Jozua 24:1-15.

Lees Exodus 34:9-17. Hier staan bijeen de zaken die voor Yahuah belangrijk zijn. Vers 10: “Zie, Ik sluit een verbond: in het bijzijn van u gehele volk zal Ik …” . Vers 13 vertaald met bossen of gewijde palen, heeft als Hebreeuws woord “asherah”. Het gaat hier over de moedergodin der Kanaänieten.

Leviticus 20:24 “Neemt gij hun land in bezit; Ik geef het u in eigendom, een land dat druipt van melk en honing; Ik, Yahuah, uw Elohim, die u van de volken heb afgezonderd.”

Een gesprek tussen koning Saul en David, 1 Samuel 26:19: “Nu dan, meneer de koning luistere naar de woorden van zijn knecht. Indien Yahuah u tegen mij aanport, laat Hem het spijsoffer ruiken; maar indien het mensenkinderen zijn, zo zijn zij vervloekt voor het aangezicht van Yahuah, omdat zij mij verstoten, dat ik niet mag vastgehecht blijven in het erfdeel van Yahuah, zeggende; ga heen dien andere goden.”

Micha 4:5: “Want alle volkeren wandelen elk in de naam van zijn god, maar wij zullen wandelen in de naam van Yahuah, onze Elohim, voor altoos en immer.”

Hier opnieuw de tegenstelling tussen de goden der volken en Yahuah, de Elohim van Israël.

Jesaja 24:21-23 “Te dien dage zal het geschieden, dat Yahuah bezoeking zal brengen over de heerscharen des hogen in de hoogte en over de koningen op aarde.”

Er komt een moment dat Yahuah dit alles zal oordelen. Ook dit is een vers dat aangeeft dat de heerscharen in de hoogte, in de hemelen niet alleen Yahuah Zijn wil doen, anders hoeft er geen bezoeking over gedaan te worden.

Daniël 10:13 en 20 spreken over de vorst van Perzië en de vorst van Griekenland. De vorst van Perzië heeft een “verschijning” die bij Daniël kwam drie weken tegen kunnen houden. Menselijke vorsten kunnen m.i. geen geestelijke wezens tegenhouden. Daarnaast is er nog sprake van: de voornaamste der vorsten Michaël (Daniël 10:13) en uw vorst Michaël (Daniël 10:21) en Michaël, de grote vorst (Daniël 12:1).

Laten wij ook kijken naar bewijs in het NT. Bij de verzoeking van Yahusha in de woestijn door de duivel lezen wij in Lukas 4:5-7: “En de duivel voerde Yahusha op een hoogte en toonde Yahusha alle koninkrijken van de wereld in een ogenblik tijds. En de duivel zei tot Yahusha: U zal ik al deze macht geven en hun heerlijkheid, want zij is mij overgegeven, en ik geef haar wie ik wil. Indien Gij mij dan aanbidt, zal zij geheel van u zijn.”

De duivel blijkt dus de opperheerschappij te hebben op aarde. Yahusha spreekt dit op geen enkele manier tegen.

2 Korinthe 4:4 “Indien ons evangelie nog bedekt is, is het bedekt bij hen, die verloren gaan, ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid geslagen heeft.”

Er zijn nog meer verzen in het NT.

Handelingen 17:26-27 “En Hij heeft uit één bloed alle volken gemaakt om op het ganse oppervlak der aarde te wonen en Hij heeft de hun toegemeten tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald, opdat zij Yahuah zouden zoeken, of zij Hem al tastende vinden mochten, hoewel Hij niet ver van een ieder van ons is.”

Het is de bedoeling dat de volken Yahuah zullen zoeken. Yahuah Zijn volk moet een voorbeeld volk zijn, zodat de rest van de volken daar jaloers op worden. Dat blijkt een moeilijke taak te zijn, maar Yahuah volhardt in Zijn plan. Er zijn talloze verzen die dezelfde strekking hebben. Dus nogmaals de vraag: durven wij deze zienswijze te accepteren?

Hoe leest u nu Jakobus 4:4-8. Overspelig betekent: andere goden aanbidden.

Psalm 2 spreekt over het woeden van de heidenen en de volken. Enerzijds wordt er gesproken over koningen en anderzijds over vorsten die beraadslagen. Hoe komt het dat de meeste heidenen en volken tegen Israël zijn, vers 2 en 10? Omdat zij andere goden dienen en aanbidden. Maar in vers 8 staat dat de heidenen ook als erfdeel gegeven zullen worden aan de gezalfde Koning, Yahusha. Yahuah komt tot Zijn doel om alles te herstellen zoals Hij het bedoeld heeft.

In het eerste artikel in deze serie hebben wij al gekeken naar Psalm 82. Hoe leest u nu de verzen in deze Psalm? Wordt er nu meer duidelijk over de betekenis van deze Psalm? Hier worden de door Yahuah aangestelde goden gewezen op hun taak voor de volken.

Psalm 82 “God (Elohim) staat in de vergadering der goden (elohim). Hij houdt gericht te midden der goden, (elohim)”

Het woord vergadering komt van “edah”, bijeenkomst. Volgens de tekst zijn er meerdere goden en is Yahuah daar de God (Elohim) die de algehele leiding heeft. Hij is het middelpunt en de belangrijkste van al die andere goden. Niemand is aan Yahuah gelijk. Meerdere verzen spreken hiervan, zoals wij reeds gelezen hebben.

Gericht houden betekent regeren, besturen, oordelen, optreden als wetgever of rechter. In dit vers komt “elohim” twee keer voor. De eerste keer slaat het op Yahuah en is het werkwoord “staat” enkelvoud. Dan is het dus enkelvoudig bedoeld. De tweede keer slaat het op de goden. Dan is “elohim” een meervoudsvorm. Want als je te midden van meerdere wezens staat, moet het meervoud zijn. Je kunt niet te midden van één wezen staan. Maar waar moeten wij hier aan denken? Is dat een tafereel in de hemel? Het kan toch bijna niet anders, want hoe zouden wij dit anders moeten verklaren?

Kennelijk voeren die “goden” Yahuah Zijn regels op aarde niet goed uit, want zij worden in vers 2-5 aangesproken op hun werk. Yahuah verwacht van zijn “goden” dat zij zijn “beelddragers op aarde” op de juiste wijze besturen. Het is de barmhartigheid van Yahuah voor zijn schepping, net als bij Kaïn die een teken kreeg, zodat hij niet gedood werd. Geeft de Schrift daar meer uitleg over? Laten wij nu de overige verzen van Psalm 82 doornemen.

Psalm 82:6-7 “Wel heb Ik gezegd: Gij zijt goden, ja, allen zonen der Allerhoogste. Nochtans zult gij sterven als mensen, als een der vorsten zult gij vallen.”

Deze Psalm lijkt bedoeld voor de onzichtbare wereld, voor de goden die hier allen ook zonen van de Allerhoogste genoemd worden. Zonen betekent dat er een familierelatie is. De vermelding Allerhoogste betekent dat het om de Elohim van Israël gaat, zie Numeri 24:16, Psalm 7:18; 18:14 en 47:2.

Ook de vermelding van “sterven als mensen” geeft aan dat het oorspronkelijk niet de bedoeling was dat deze zonen van Elohim zouden sterven. Maar het betekent tevens dat deze “goden” geen mensen zijn, want anders hoeven zij niet te sterven ALS mensen. Denk ook nog aan de vermelding uit Openbaring 13:2, waar de draak zijn kracht en troon en grote macht geeft aan het beest, de wereldleider op dat moment.

Er kan geen misverstand over zijn dat Yahuah de regie niet verloren heeft.

Deuteronomium 10:17 “Want Yahuah, uw Elohim, is de Elohim der goden en de Here der heren, de grote, sterke en vreselijke Elohim, die geen partijdigheid kent noch een geschenk aanneemt.”

Er zijn nog veel meer verzen die spreken over goden en het heer des hemels, in de betekenis van zeggenschap over de volken hebben. Voorlopig moet dit voldoende zijn. Misschien dat wij nu de Schrift vanaf Abram met andere ogen gaan lezen en beter begrip krijgen van Yahuah Zijn plan en de situatie op aarde. Niet alleen nu, maar al vanaf de roeping van Abraham gaan de gebeurtenissen en vermeldingen veel meer diepte geven. Met de wijsheid dat er een splitsing is tussen de volken en Abram en zijn nakomelingen. Tussen Yahuah en de goden van de volken.

Einde van de vloed, voor vervolg: Deel 6: De onzichtbare realiteit - Abraham