Deel 8: De onzichtbare realiteit -
De uittocht uit Egypte

De uittocht uit Egypte

Wij zijn gekomen bij de uittocht uit Egypte. Yahuah gaat het laatste deel van zijn woorden tegen Abraham in Genesis 15 vervullen: ….het vierde geslacht echter (6) zal hierheen wederkeren, want eerder is de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten niet vol. In de vorige studie hebben wij gelezen in EX 12:12 dat Yahuah gerichten oefenen zal aan al de goden der Egyptenaren. In Exodus 12 wordt ook gesproken over handelingen die jaarlijks voor altijd in herinnering gebracht moeten worden.

Waarom gedenken wij in Nederland 4 en 5 mei? Om niet te vergeten wat er gebeurd is in het verleden. Waarom heeft Yahuah zijn vastgestelde tijden ingesteld, zijn feesten? Enerzijds om niet te vergeten wat Yahuah in eerste instantie voor Zijn volk gedaan heeft. En anderzijds om vooruit te kijken naar wat nog gaat komen. In Exodus 13 spreekt Yahuah tot Mozes, vers 1, en wordt Yahuah Zijn plan beschreven, vers 2-16 lezen! Let op! Tot 5 keer staat er in deze verzen wie het volk uit Egypte geleid en hoe, namelijk met een sterke hand. Dat moet in herinnering gebracht worden. Waarom? Omdat dit voor iedereen in zijn persoonlijk leven ook gebeurt als je tot geloof komt. Deze uitleiding met sterke hand uit Egypte is het fysieke voorbeeld, met wat een ieder meemaakt als je uit de slavernij van de zonde verlost wordt. Waarom zouden wij dat dan niet gedenken elk jaar?

Bij de Egyptenaren werden de eerstgeborene van mens en dier gedood. Bij het volk Israël werd de eerstgeborenen der mensen aan Yahuah gewijd, en de eerstgeborenen van het vee aan Yahuah geofferd, Exodus 13:11-16. Later neemt de stam Levi de plaats in van alle eerstgeboren Israëlieten, Numeri 3:13 en 8:17-18. Het zijn instellingen als herinnering aan wat heeft plaats gevonden, zodat men Yahuah Zijn daden niet vergeet en/ of afdwaalt en andere goden gaat dienen.

Mozes ging, in opdracht van Yahuah, naar Farao met het verzoek om het volk te laten gaan, dat hebben wij vorige keer gelezen. In Exodus 5:2 vroeg Farao: Wie is Yahuah dat ik naar Hem zou moeten luisteren? Zowel vóór en na de uittocht, heeft Yahuah aan Farao laten zien wie Hij is. Exodus 14:4 "Ik zal het hart van Farao verharden, zodat hij hen achtervolgt. Dan zal Ik Mij aan Farao en zijn gehele legermacht verheerlijken, en de Egyptenaren zullen weten, dat Ik Yahuah ben." Vervolgens trekt het volk door de Rode Zee en toont Yahuah zijn grote kracht. Het leger van de Farao verdwijnt in de golven van de Rode Zee. De vierde confrontatie is een feit. Het volk gaat op weg naar de volgende confrontatie.

Als Mozes bij de berg Sinaï aangekomen is, komt zijn schoonvader Jethro naar hem toe en Mozes vertelt wat Yahuah allemaal gedaan heeft. Het antwoord van Jethro staat in Exodus 18:11 Nu weet ik, dat Yahuah groter is dan alle goden; want Hij heeft het volk uit de macht der Egyptenaren gered, omdat deze overmoedig tegen hen waren opgetreden.

In Exodus 19 en 20 wordt de verschijning van Yahuah beschreven bij de berg Sinaï. Exodus 19:4-6 Gij hebt gezien wat Ik de Egyptenaren aangedaan heb en dat Ik dit volk op arendsvleugels gedragen heb en tot Mij gebracht. Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert en Mijn verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij. En gij zult Mij een priesterlijk Koninkrijk, en een heilig volk zijn. Telkens lezen wij bevestigingen en vervullingen van Yahuah Zijn profetieën en voorwaarde gesteld aan Abraham en zijn nageslacht. Na de verstrooiing bij de torenbouw van Babel, is Yahuah verder gegaan met Abraham, daar wordt hiernaar verwezen. En Israël moest de volken tot voorbeeld zijn, om de volken terug te voeren onder Yahuah Zijn gezag, zie Deuteronomium 28:13. De volken moesten jaloers worden op Israël en vooral de Elohim van Israël. Let wel! Naar Yahuah luisteren en zijn verbond bewaren.

Deze woorden uit vers 4-6 moest Mozes aan het volk gaan vermelden. Exodus 19:7-8 "En Mozes kwam en riep de oudsten van het volk, en stelde voor hun aangezicht al de woorden, die Yahuah geboden had. Toen antwoordde al het volk eenparig: Al wat Yahuah gesproken heeft zullen wij doen!"

Dit alles was begonnen met de roeping van Abraham en het sluiten van een verbond met hem. En dat wordt hier bij de Sinaï bekrachtigd voor het gehele volk.

Exodus 19:9 "Ik, Yahuah, kom tot jou Mozes in een donkere wolk, opdat het volk zelf kan horen, wanneer ik met jou spreek, en zij voor altijd in jou geloven."

Yahuah laat geen twijfel bestaan over de positie van Mozes, als de door Yahuah gezondene, zijn profeet, zijn boodschapper. Eigenlijk krijgt ook Mozes hier een extra bevestiging van zijn roeping. Deuteronomium 18:15-19. Ook Yahusha wordt tijdens zijn bediening drie keer bevestigd door een stem uit de hemel.

Tenslotte wordt vers 8 herhaald in Exodus 24, waar het verbond gesloten wordt tussen Yahuah en het volk Israël. Exodus 24:7 "Mozes las het boek met de regels van het verbond voor de oren van het volk; en zij zeiden; Al wat Yahuah gesproken heeft zullen wij doen en gehoorzamen." Wat hadden zij gehoord en gezien bij de Sinaï?

Exodus 19:16 "En het geschiedde op de derde dag, toen het morgen werd, dat er donderslagen en bliksemstralen en een zware wolk op de berg waren en zeer sterk sjofargeschal, zodat al het volk dat in de legerplaats was, beefde."

Exodus 20:18 "En het gehele volk was getuige van de donderslagen, de bliksemstralen, het geluid van de bazuinen en de rokende berg."

Ook hier wordt alles in één adem genoemd. Alle zichtbare en hoorbare manifestaties van de verschijning van Yahuah worden genoemd.

Exodus 24 geeft nog meer details over de verschijning van Yahuah. Vers 15-17 |"Daarop besteeg Mozes de berg, en de wolk bedekte de berg. De heerlijkheid des Heren rustte op de berg, en de wolk bedekte hem zes dagen lang; op de zevende dag riep Hij tot Mozes midden uit de wolk. De verschijning van de heerlijkheid des Heren was als verterend vuur op de top van de berg ten aanschouwen van de Israëlieten."

Wanneer Yahuah zich hier manifesteert spreken we over het verschijnen van de heerlijkheid des Heren. Zie ook Deuteronomium 33:2.

In Deuteronomium 4:11 wordt opnieuw melding gemaakt van al de elementen; "en gij naderde en stond onder aan de berg, terwijl de berg laaide van vuur tot in het hart des hemels – duisternis, wolken en donkerheid."

Ik denk dat wij ons, ondanks onze inleving, nog geen voorstelling kunnen maken van wat dat volk daar meemaakte. Die moeten totaal in shock geweest zijn, door al die verschijnselen die daar hoorbaar en zichtbaar werden. En dat zal bij terugkomst van Yahusha, minimaal zo indrukwekkend zijn.

Exodus 20:1 "Yahuah sprak al deze woorden." Hij schreeuwde ze als het ware naar beneden, zodat iedereen het hoorde. Het volk kon dit niet langer aanhoren, die deden het in hun broek!

Exodus 20:19 "En het volk zei tegen Mozes: Spreek jij maar met ons, wij zullen echt naar je luisteren, maar laat Yahuah niet met ons spreken, opdat wij niet sterven." Je zou kunnen zeggen dat de schrik er heel diep in zat bij het volk. Mozes stelt het volk gerust. Vers 20: "Vrees niet, want Yahuah is gekomen om u op de proef te stellen, zodat er vrees voor Hem over u kome, dat gij niet zondigt!"

Nou, die vrees zat er kennelijk, op dat moment, goed in. Maar die vrees en het ontzag voor Yahuah ebt vaak heel snel weg. Dat duurt maar 40 dagen. Hoe zouden wij gereageerd hebben? Hoe reageren wij heden op Yahuah Zijn stem (woord)?

In Exodus 23:13 lezen wij nog een opvallende tekst. "Ten aanzien van alles, wat Ik u bevolen heb, zult gij op uw hoede zijn; en de naam van andere goden zult gij niet ter sprake brengen, hij zal uit u mond niet gehoord worden."

Ter sprake brengen, komt van het Hebreeuwse woord “zakar” met de betekenis: doen herinneren, in herinnering bewaren, vermelden, ter sprake brengen, een gedenkteken oprichten. Dat laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Er is weer een extra waarschuwing m.b.t. andere goden. Het zijn allemaal verwijzingen naar de strijd die plaats vindt tussen Yahuah en andere goden.

In Exodus 13 lezen wij over de wolkkolom en de vuurkolom, vers 21-22 "Yahuah ging voor hen uit, des daags in een wolkkolom en des nachts in een vuurkolom om hun voor te lichten, zodat zij dag en nacht konden voortgaan." Psalm 105:39. Het is de zichtbare aanwezigheid van Yahuah bij zijn volk. Dadelijk meer hierover. Wat zijn meer verzen waar wij aandacht aan moeten besteden?

Exodus 23:20-23 "Zie, Ik zend een engel voor uw aangezicht, om u te bewaren op de weg en om u te brengen naar de plaats, die Ik bereid heb. Neem u voor hem in acht en luister naar hem, wees tegen hem niet wederspannig, want hij zal u overtredingen niet vergeven, want mijn naam is in hem. Maar indien gij aandachtig naar hem luistert, en alles doet, wat Ik zeg, zal Ik uw vijanden vijandig bejegenen, en benauwen die u benauwen. Want mijn engel zal voor uw aangezicht gaan en u brengen naar de Amoriet, de Hethiet, de perizziet, de Kanaäniet, de Chiwwiet en de Jebusiet, en Ik zal hen vernietigen." !!!!!!!!

Wat betekenen deze woorden? Alleen Yahuah kan zonden vergeven, dus eigenlijk zegt Yahuah ik ben aanwezig in deze engel die voor u aangezicht gaat. Want alleen Ik kan de goden van de volken en de Nefilim verslaan, die aangetroffen zullen worden in het beloofde land. Alleen Ik kan u bewaren gedurende deze reis, tot en met uw vestiging in het beloofde land. Yahuah was daar zichtbaar en onzichtbaar aanwezig. Lees ook Numeri 14:14. Beseffen wij eigenlijk wel wat hier staat?

Exodus 23:24 "Gij zult u niet nederbuigen voor hun goden noch dienen en gij zult niet doen naar hun werken, maar gij zult ze volkomen vernietigen en hun opgerichte beelden geheel verbrijzelen." Opnieuw een waarschuwing i.v.m. het gedrag t.o.v. andere goden. Daarna de duidelijke opdracht hoe te handelen. Ik raad u aan om de resterende verzen van dit hoofdstuk 23 te lezen, de verzen 25-33. In vers 33 gaat het wederom over het gaan dienen van de goden van de volken.

Na een reeks gebeurtenissen komt het volk Israël voor de eerste keer aan bij het, aan hun beloofde land. Israël was nu een natie geworden, met een wet en met de tabernakel en een priesterklasse. Wat is er nu overgebleven van hun houding en verklaring, aan de voet van Sinaï, om te zullen luisteren naar Yahuah en alles te doen wat Yahuah zegt?

De 12 verspieders worden, op bevel van Yahuah uitgezonden, Numeri 13:1-2. Let op dat alle 12 verspieders met naam en geslacht genoemd worden. Het is raadzaam om zelf eerst heel hoofdstuk 13 en 14 van Numeri eens door te lezen, want daar staat veel informatie in. Wij beperken ons hier tot enkele verzen.

Numeri 13:22 "Toen zij door het Zuiderland optrokken, kwam men tot Hebron; daar woonden Achiman, Sesai en Talmai, de kinderen van Enak."

Wij weten dat in Hebron Abraham, Isaak en Jakob begraven liggen, drie geloofsreuzen. Maar nu worden zij geconfronteerd met o.a. drie reuzenkinderen. Gezien vers 21 en 23 moet het september, oktober geweest zijn, dat zij het beloofde land verspieden. Is dit een aanwijzing dat de uiteindelijke vervulling van het Koninkrijk van Yahuah op aarde, ook in het najaar zal plaats vinden? Gedurende het Loofhuttenfeest? Iets om over na te denken. Volgens vers 25 verbleven zij 40 dagen in het land om het te verspieden.

Vers 28, 29, 32 en 33 geven sterk de indruk dat er tussen en te midden van al de volken die wonen in het beloofde land, zoals de Amelekieten, Hethieten, Jebusieten en Amorieten, overal kinderen van Enak wonen,

Numeri 13:33 "Wij hebben ook daar reuzen (nefilim) gezien, en de kinderen van Enak, van de reuzen (nefilim); en wij waren als sprinkhanen in onze ogen, en alzo waren wij ook in hun ogen." Even een blik terug en vooruit.

Genesis 13:18 "En Abram sloeg zijn tenten op, en kwam en woonde aan eikenbossen van Mamre, die bij Hebron zijn; en hij bouwde daar een altaar voor Yahuah."

Genesis 23:2 "Sara stierf te Kiriath-arba, (stad van Arba) dat is Hebron, in het land Kanaän."

Jozua 14:15 "De naam van Hebron was eertijds Kirjat-Arba, deze Arba was onder de Enakieten de grootste man."

Jozua 15:13 "….Arba was de vader van Enak. Dat is Hebron."

Was deze Arba de stichter van Hebron? De Nefilim zijn dus al aanwezig in de tijd van Abram. Denk aan Genesis 14!

Ondanks de vele wonderen, de plagen, de doortocht door de Rode Zee, de wolkkolom en de vuurkolom, weten wij inmiddels dat de angst voor de reuzenvolken, om het beloofde land in bezit te nemen, groter was dan hun vertrouwen in Yahuah. Na de verkenning lezen wij in Numeri 14:1 "Toen verhief zich de gehele vergadering, en zei hieven hun stem op, en heel het volk weende in diezelfde nacht." De overleveringen gaan er vanuit dat dit plaatsvond op de 9e Av dezelfde dag dat later zowel de eerste als de tweede tempel verwoest werd.

Iemand moet de schuld hiervoor krijgen en dat is Mozes, zie vers 10. Vanwege het gebrek aan vertrouwen in Yahuah, wordt de intocht in het beloofde land, 40 jaar uitgesteld. Net zo veel jaren als de dagen dat de verspieders in het land waren, Numeri 14:33-34. Zij moeten in de woestijn verblijven gedurende die tijd. Daarnaast zullen alle mannen van 20 jaar en ouder sterven in de woestijn en het beloofde land niet zien, zie Numeri 14:22-23 en 29. Door het ongeloof krijgen zij geen toegang tot de heilige grond van het beloofde land. Ook de 10 verspieders met een kwaad rapport, sterven door een plaag, zie Numeri 14:33-37. Laten wij er een voorbeeld aan nemen om wel te vertrouwen op Yahuah Zijn woord, want ook wij kunnen in een tijd komen dat er veel angst zal zijn! De verzen 39-45 tonen aan dat Yahuah Zijn wil zal geschieden en niet de wil van het volk, ook al waren zij tot “inzicht” gekomen.

Wat gebeurt er gedurende die 40 jaar in de woestijn.

Handelingen 7:42-43 en Amos 5:25-26 zijn dezelfde teksten. "Hebt gij Mij slachtoffers en spijsoffers gebracht in de woestijn, veertig jaar, huis van Israël, en tevens gedragen de tent van Moloch, en Kewan, uw sterrengod, uw beelden die gij u gemaakt hebt?" De vertalingen bij deze verzen verschilt nogal. Maar de intentie lijkt mij wel duidelijk. Moloch was de naam van de god van de Ammonieten en Kewan was de god gerelateerd aan de planeet Saturnus.

In Leviticus 18:21 wordt voor de eerste keer direct gewaarschuwd voor de praktijken die horen bij het vereren van die Moloch. "En gij zult geen van uw kinderen overgeven, om het aan de Moloch te wijden, opdat gij de naam van uw Elohim niet ontwijdt. Ik ben Yahuah."

In Leviticus 20:1-5 wordt wederom aangegeven wat het gevolg is van verering van deze Moloch, lees die verzen!

Dat er een hardnekkig geloof in die Moloch bleef, blijkt uit het feit dat de meest wijze man (op Yahusha na) op aarde, Salomo, voor één van zijn vrouwen een “hoogte” bouwde, een plaats van verering dus, gewijd aan de Moloch, de gruwel der Ammonieten, 1 Koningen 11:7.

In 2 Koningen 23:10 staat dat koning Josia van Juda een eind maakte aan al deze praktijken. "En Josia verontreinigde Tofet, dat in het dal Ben-Hinnom lag, opdat niemand meer zijn zoon of dochter voor de Moloch door het vuur zou doen gaan." Ditzelfde wordt nogmaals door Jeremia aangehaald in Jeremia 32:35.

Afgoderij is dus een moeilijk uit te roeien kwaad. De mens wil iets tastbaars en zichtbaars hebben om te aanbidden en zich daarvoor neer te buigen. Ook vandaag de dag komt dit nog voor, het aanbidden van een beeld of voorwerp of persoon.

Veertig jaar later staat het volk opnieuw aan de grenzen van het beloofde land en worden zij opnieuw geconfronteerd met deze reuzenvolken. Maar nu worden zij, via een door Yahuah gekozen route, naar het beloofde land gestuurd. Niet vanuit het zuiden, maar via de oostkant. Opnieuw verricht Yahuah een wonder, door het water van de Jordaan te laten opdrogen als zij er over trekken, Jozua 3. Lees ook Jozua 4:23-24. En let vooral op het eind van vers 24! We moeten ons goed realiseren dat Yahuah aan Mozes beloofd had om al die volken te verdrijven. Daar moet een goede reden voor geweest zijn, zeker als die reuzen die er leefden, van verkeerde komaf zijn! Genesis 6:4 "Er waren toen reuzen op aarde en ook daarna!"

Wij moeten ons nu gaan richten op de volgende confrontatie, want wij hebben gelezen over de Nefilim, de reuzen die in het beloofde land woonden. Volgende studie gaan wij daar uitvoeriger op in.

Meer over de Nefilim

Het vorige heefstuk ging over de verkenning van het beloofde land. En daar lazen wij over de reuzen, de Nefilim.

Numeri 13:33 “Wij hebben ook daar reuzen (nefilim) gezien, en de kinderen van Enak, van de reuzen (nefilim); en wij waren als sprinkhanen in onze ogen, en alzo waren wij ook in hun ogen.” Vandaag gaan wij dat verder uitwerken.

Dit woord “Nefilim” komt maar drie keer voor in de canon van de moderne Bijbel. De eerste keer in Genesis 6:4 en de andere twee keer hier in Numeri 13:33. Er is verschil van mening waar het woord nefilim van afstamt en dat heeft gevolg voor de betekenis van het woord. De een zegt dat het afstamt van Naphal en dan betekent het “vallen”. Een ander zegt dat het van nophal afstamt en dan betekent het “iets dat inferieur is”. En weer een ander zegt dat het afstamt van naphiyla en betekent het “gigant”. Wat het ook zijn mag, het is voor Yahuah kennelijk een gruwel, want Hij heeft de vernietiging aangekondigd van deze volken.

De verspieders noemen specifiek de kinderen van Enak. Maar van deze Enakieten wordt gezegd dat ze behoorden tot de reuzen, de Nefilim. Deze Enakieten worden niet voor niets met naam genoemd.

Genesis 6:4 “In die dagen waren de reuzen op aarde, en ook daarna, als Yahuah Zijn zonen tot de dochters der mensen waren ingegaan, en zich kinderen gewonnen hadden.”

Gezien het gebruik van hetzelfde woord Nefilim in beide verzen, Genesis 6:4 en Numeri 13:33, zou je een verband kunnen leggen tussen deze twee verzen. Het verbindt dan de reuzen van vóór de zondvloed met de reuzen die “ook daarna op aarde” waren, Genesis 6:4b.

Als Yahuah ingrijpt op aarde, zowel bij de zondvloed als bij de verovering en intocht in het beloofde land, zijn daar reuzen (nefilim) bij betrokken. Waar komen die reuzen vandaan? Uiteraard zijn de meningen ook daarover verdeeld. En er wordt geen verdere specifieke informatie over gegeven. Welke logische verklaringen zijn er dan mogelijk met onze Schriftuurlijke kennis van nu?

Wij weten dat er een strijd gaande is tussen Yahuah en de goden van de volken, die Yahuah niet altijd gehoorzamen. En dat het zaad van de vrouw het zaad van de slang eens de kop zal vermorzelen. Op enig moment in het verleden heeft Yahuah bovennatuurlijk ingegrepen bij Sara en de beloofde zoon Isaak werd geboren. Dat weet de onzichtbare realiteit ook en zal daar op gereageerd hebben. Daarnaast is er de belofte door Yahuah van een beloofd land aan Abraham en zijn nakomelingen. Dat beloofde land is dus a.h.w. oorlogsgebied in deze strijd. Het volk Israël moet én strijden tegen de afstammelingen van Nefilim én tegen andere volken, die onder beheer stonden van andere goden. In het beloofde land hebben de tegenstanders van Yahuah zich gevestigd. De mens wordt voortdurend geconfronteerd met de onzichtbare realiteit. Maar wij weten dat Yahuah beloofd had voor zijn volk te strijden bij de inbezitneming van het beloofde land. Waar kunnen die Nefilim na de vloed vandaan komen?

  1. Is de vloed slechts plaatselijk geweest, zodat er “reuzen” de vloed overleefd kunnen hebben?

  2. Is er DNA van de reuzen meegekomen met wellicht de vrouwen van de kinderen van Noach?

  3. Als Yahuah in staat is om op bovennatuurlijke wijze Sara alsnog moeder te laten worden, wat kunnen de mindere goden dan? Hebben die ook een dergelijke mogelijkheid om een soort tegenzaad geboren te laten worden, tegenover Isaak?

  4. Of hebben de zonen van Elohim opnieuw dochters der mensen genomen en kinderen verwekt? De tekst in Genesis 6:4 zegt: “In die dagen waren de reuzen op aarde en ook daarna, als Yahuah Zijn zonen tot de dochters der mensen waren ingegaan.” “Als” kan ook betekenen “wanneer”, iedere keer, m.a.w. het kon opnieuw gebeuren. Want waarom is de vermelding “en ook daarna” neergeschreven in Genesis 6? Is dat al een vooruitwijzing dat het nogmaals zal plaatsvinden?

Ik weet dat er mensen zijn die twijfelen aan de mogelijkheid dat “zonen van Elohim”, dus geestelijke wezens, zich kunnen voortplanten. Maar de Schrift laat zien dat het mogelijk is, dus daar mag geen twijfel over bestaan.

In Numeri 21 wordt voor de eerste keer informatie gegeven over de strijd die ging plaatsvinden bij de inname van het beloofde land, vers 1-3. (kharam, met de ban slaan!) Maar ook informatie over de ongehoorzaamheid van Yahuah Zijn volk, Israël. Denk aan het klagen over de voeding en de wens om terug te keren naar “de potten van Egypte”. De straf daarvoor bestaat uit de vurige slangen, die zorgen voor veel doden. De redding van die dodelijke beten door de opgerichte slang aan een standaard (paal), heeft sterke verwijzingen naar het kruis van Yahusha. Beiden zorgen voor redding als je opziet naar, onderscheidt, wat of wie er aan die paal hangt.

Numeri 25:1-2 “Terwijl Israël in Sittim verbleef, begon het volk ontucht te plegen met de dochters van Moab. Dezen nodigden het volk tot de slachtoffers van haar goden en het volk at daarvan en boog zich neer voor haar goden.”

Dat is precies waar Yahuah voor gewaarschuwd had. Voor Yahuah blijken dit grove schendingen van Zijn wil en de straf daarvoor is overeenkomstig. Hier zien wij dat het zich koppelen aan een andere god, Baal-peor, grote gevolgen had voor de Israëlieten. Dan krijg je de toorn van Yahuah over je. Dit wordt in herinnering gebracht in Deuteronomium 4:3, Psalm 106:28 en Hosea 9:10. Denk daarbij ook aan al die waarschuwingen in Openbaring 13 en verder!

Mozes geeft in het boek Deuteronomium een terugblik van wat het volk allemaal overkomen is.

In Deuteronomium 1 spreekt Mozes in vers 28 ook over het verslag van de verspieders: “een volk groter en langer dan wij, de steden zijn groot en hemelhoog versterkt, en ook hebben wij daar Enakieten gezien.”

Het is verstandig om Deuteronomium 2 door te lezen.

Deuteronomium 2:9-11 “Toen zei Yahuah tot mij (Mozes): Benauw Moab niet, en daag het niet uit ten strijde, want Ik zal u van zijn land niets in bezit geven, omdat Ik (Yahuah) Ar aan de zonen van Lot tot een bezitting gegeven heb. De Emieten hadden eertijds daarin gewoond, een groot en talrijk volk, lang als de Enakieten; ook dezen (de Emieten) werden voor reuzen gehouden, evenals de Enakieten, maar de Moabieten noemen hen Emieten.”

Deuteronomium 2:19-21 “En gij zult naderen tegenover de kinderen van Ammon; beangstig die niet, en meng u met hen niet; want Ik zal u van het land der kinderen Ammons geen erfdeel geven, omdat Ik het aan de kinderen van Lot ter erfenis gegeven heb. Ook dit (Ammon) wordt voor een land van Refaïeten (reuzen) gehouden; de Refaïeten (reuzen) woonden te voren daarin; en de Ammonieten noemden hen Zamzummieten. Een groot en talrijk en lang volk, als de Enakieten; en Yahuah verdelgde hen voor hun aangezicht, zodat zij hun gebied in bezit genomen hadden en zich in hun plaats gevestigd hadden.”

Deuteronomium 2:22-23 “Evenals Hij (Yahuah) voor de zonen van Ezau gedaan had, die in Seïr wonen: voor wie Hij de Horieten verdreven en verdelgd had, zodat genen hun gebied in bezit genomen hadden. Ook hebben de Kaftorieten, die uit Kaftor wegtrokken, de Awwieten, die in Hazarim tot Gaza woonden, verdelgd en in hun plaats zich gevestigd.”

Er is hier nog een ander woord in het Hebreeuws dat vertaald wordt met “reuzen”. Het woord reuzen komt hier van “r aa ph aa” (Strong 07497), en wordt vertaald met reuzen of Refaïeten. De eerste keer lezen wij dat woord bij Abraham in Genesis 14:5 en 15:20 en nu hier in Deuteronomium 2.

Tot de reuzen, de Refaïeten, behoorden dus Enakieten, Emieten, Zamzummieten en Amorieten. En wellicht ook nog Horieten.

Er staat dat Yahuah Moab en Ammon aan de zonen van Lot gegeven heeft. En Seïr heeft Yahuah aan de zonen van Ezau gegeven. Maar in alle drie gebieden woonden voorheen reuzen. Daar heeft Yahuah dus kennelijk al deels mee afgerekend. Er wordt daar verder, behalve hier geen enkele informatie over gegeven.

Vervolgens kregen zij, in vers 24, opdracht om onder Yahuah Zijn leiding op te trekken naar het laatste gebied dat onder gezag stond van de Nefilim. In Deuteronomium 2:25 zorgt Yahuah ervoor dat de volken schrik hebben van Israël. Eerst wordt er toestemming gevraagd om door het gebied van Sihon, de koning van de Amorieten te Hesbon, te trekken. Maar Yahuah had, net als bij de Farao van Egypte, het hart van Sihon verhardt, zie vers 30. Waarom doet Yahuah dat? Zou dat te maken kunnen hebben met de belofte van Yahuah aan Abraham in Genesis 15:16 “En het vierde geslacht zal hierheen terugkeren; want de ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet vol."

Kennelijk is de ongerechtigheid nu wel vol en kan er afgerekend worden. Amorieten worden in Amos 2:9-10 genoemd als een verzamelnaam voor het land Kanaän: “en Ik had nog wel de Amoriet verdelgd voor hun aangezicht, al was hij dan hoog als de ceders en sterk als de eiken. Ik had u nog wel uit het land Egypte gevoerd en u veertig jaren in de woestijn geleid, opdat gij het land der Amorieten in bezit zou nemen.”

In de geschiedenis van het Midden Oosten zijn veel gegevens te vinden over de Amorieten. Koning Hammurabi zou volgens de wereldse geschiedenis een koning van de Amorieten geweest zijn in het verleden, ver voor de komst van het volk Israël naar het beloofde land. In de tekst bij Amos maakt Yahuah opmerkingen over de Amorieten als grote en sterke personen. M.i. een verwijzing naar de Nefilim.

Als Mozes verder gaat met zijn verslag, benoemt hij het gebied van de Amorieten, Deuteronomium 3:8 “Zo namen wij in die tijd het land af van twee koningen van de Amorieten, die aan gene zijde van de Jordaan waren, van de beek Arnon tot de berg Hermon toe."

Deuteronomium 3:11 “Want Og, de koning van Basan, de koning der Amorieten, was alleen van de overige reuzen overgebleven …..”

Vers 13b “….Dit gehele Basan wordt land van reuzen genoemd.”

In het gebied van Basan ligt ook het voorhistorisch monument Gilgal Refaïm, waar volgens de legende koning Og begraven ligt.

Deuteronomium 4:32-40 gezamenlijk lezen. Telkens worden wij, maar ook Yahuah Zijn volk, met de neus op de feiten gedrukt. Telkens lezen wij wat Yahuah wil en welke gevolgen dat heeft.

Het is goed om zelf Deuteronomium 7 aandachtig door te lezen. Daarin staat wat er zal gebeuren en hoe Yahuah de belofte aan Abraham zal vervullen. Maar er staan ook weer waarschuwingen in over de goden en de afgoden van de te overwinnen volken. En er is sprake van zegeningen, die bij het verbond met Abraham gedaan zijn en die ook blijven gelden voor het nageslacht, indien de geboden, inzettingen en verordeningen van Yahuah worden onderhouden. Lees Deuteronomium 9:1-6.

In Deuteronomium 34 spreekt Yahuah voor de laatste keer tegen Mozes, vers 4, waarna Mozes sterft en Yahuah zelf Mozes begraaft in een dal, vers 6. Jozua neemt het over van Mozes, want Mozes had Jozua de handen opgelegd.

Deuteronomium 34:9-12 “Jozua nu, de zoon van Nun, was vol van de geest der wijsheid, want Mozes had zijn handen op hem gelegd. Daarom luisterden de Israëlieten naar hem en deden zoals Yahuah Mozes geboden had. Zoals Mozes, die Yahuah gekend heeft van aangezicht tot aangezicht, (zie Exodus 33:11) is er in Israël geen profeet meer opgestaan, getuige al de tekenen en wonderen, die Yahuah hem heeft opgedragen te doen in het land Egypte aan Farao, de hovelingen en aan zijn hele land. En getuige al het machtsvertoon en al de schrikwekkende, grote daden, die Mozes ten aanschouwen van geheel Israël heeft gewrocht.” Denk aan Deuteronomium 18:15-18!

In Jozua 1:1 spreekt Yahuah meteen tegen Jozua. Let op de specifieke vermelding in vers 3 “Elke plaats die uw voetzool betreden zal, geef Ik ulieden, zoals Ik tot Mozes gesproken heb.” Deuteronomium 11:24 spreekt hier ook over. Denk aan de tekening van voetafdrukken op vele plaatsen, die momenteel teruggevonden zijn als bewijsmateriaal op de route van de uittocht en bij de berg Sinaï.

Jozua 12:4-5 “Daartoe de grens van Og de koning van Basan, die van het overblijfsel der reuzen was, wonende te Astaroth en te Edrei, en heerste over de berg Hermon, en over Salcha, en over geheel Basan, tot aan de grens der Geruzieten en der Maachathieten en de helft van Gilead, de grens van Sihon de koning van Hesbon.”

Astaroth was de godin van de vruchtbaarheid bij de Kanaänieten. Uit het boek Henoch weten wij dat er 200 Wachters neerdaalden. Henoch 6:6: “En het waren er allen tezamen een tweehonderd die in de dagen van Jered neerdaalden op de top van de berg Hermon.” Het Hebreeuwse woord voor Hermon is: khermon. Beseffen wij dat dit hele gebied doorspekt was van afgoderij? Dat blijkt uit de namen die hier vermeld worden: de berg Hermon, Astaroth.

Alle plaatsen en inwoners die door het volk Israël ingenomen werden, en speciaal waar grote groepen van de Nefilim aanwezig waren, moesten in opdracht van Yahuah vernietigd worden. Het Hebreeuwse woord voor dit vernietigen is: kharam. De betekenis is: toewijden om tot vernietiging te bestemmen. De vertalingen gebruiken hier woorden voor zoals: “verbannen” of “met de ban slaan”. Het betreft hier de bloedlijn van de Nefilim, die vernietigd moest worden. De Nefilim-bloedlijn was anders dan die van de volken die door Yahuah verstrooid werden bij de torenbouw. De bloedlijn van de Nefilim liep via goddelijke wezens.

De strekking van het gebeuren is, dat niet alle inwoners van het beloofde land bestemd waren om vernietigd te worden, want niet iedereen behoorde tot de reuzen. Het betekent dat waar de bloedlijn van de reuzen gevonden werd, zij uitgeroeid moesten worden. Dat blijkt ook uit verzen waar sprake is van het verdrijven van de inwoners van het land, zoals in Exodus 23:28-31 en 33:2, Deuteronomium 33:27-28, Jozua 24:12, 18.

Waarom moest dat uitdrijven en vernietigen gebeuren? Omdat het gaat over land dat exclusief toebehoort aan Yahuah. Zie hiervoor de volgende verzen: Leviticus 27:28, Numeri 18:14, Jozua 6:18 en Micha 4:13. Het ultieme vers dat dit precies omschrijft is Exodus 22:20 “Wie aan de goden offert behalve aan Yahuah alleen, moet tot vernietiging veroordeeld worden.” Het heeft nogal gevolgen, als iemand zich tot andere goden wendt. Denk aan de eerste drie geboden!

Yahuah had de volken hun deel toebedeeld en voor zijn eigen volk het erfdeel dat Yahuah hun beloofd had vanaf Abraham.

In Handelingen 13:19 verwijst Paulus hier ook naar: “…en na zeven volken uitgeroeid te hebben in het land Kanaän, heeft Yahuah hun het land ten erfdeel gegeven.”

Jozua 11:21-23 “Te dien tijde kwam Jozua en roeide de Enakieten uit, van het gebergte, uit Hebron, Debir en Anab, van het gehele gebergte van Juda en van het gehele gebergte van Israël. Jozua vernietigde (kharam) hen met hun steden. Er bleven geen Enakieten over in het land der Israëlieten; alleen te Gaza, te Gat en te Asdod zijn er overgebleven. Alzo nam Jozua al dat land in, naar alles, wat Yahuah tot Mozes gesproken had; en Jozua gaf Israël ten erve, naar hun afdelingen, naar hun stammen. En het land rustte van de oorlog.

Hier wordt al een voorschot genomen op de verre toekomst. Terwijl Israël zich nog moet vestigen in het beloofde land, is er al sprake van het gebergte van Juda en het gebergte van Israël. Gaza, Gad en Asdod zijn steden waar de Filistijnen woonden. Daar bleven Enakieten over. Dat belooft niet veel goeds!

In Jozua 14:6-15 lezen wij over de belofte dat Jozua het gebied beloofd is wat hij verkend heeft 40 jaar eerder. En dat was Hebron. De plaats waar voorheen de Enakieten woonden. Zie ook Jozua 15:13-14 en Richteren 1:20.

Samenvatting

De veroveringstocht onder Mozes en Jozua was bedoeld om het beloofde land te zuiveren van de concurrerende goddelijke bloedlijn en Yahuah Zijn verkozen volk het toegewezen land te geven. Van daaruit moest Yahuah Zijn wet weer uitgedragen gaan worden over de aarde. Er was nog een wezenlijk verschil tussen de beginsituatie in Eden en het beloofde land.

Het feit dat Yahuah Zijn volk bezit nam van het beloofde land en Yahuah daarbij aanwezig was, werd door de andere goden niet op prijs gesteld. Het land moest gezuiverd worden en heilige grond worden. Israël moest zijn rol gaan vervullen als hoofd van de volken. Zie Deuteronomium 28:13-14.

De andere volken zouden de zegeningen moeten zien die Yahuah aan Israël beloofd had, indien zij Yahuah Zijn regels zouden toepassen. Op die manier zouden de volken weer terug willen komen onder Yahuah Zijn gezag. Althans dat was het plan!

Wij weten dat Israël faalde, want niet alle vijanden werden verdreven of verslagen. Want er bleven Enakieten over in bepaalde Filistijnse steden. In Richteren 1:27-36 staat dit uitvoerig beschreven. Voor de duidelijkheid is het goed om ook Richteren 2:1-5 te lezen.

Tot nu hadden zowel de goddelijke als de menselijke beelddragers van Yahuah meer hun eigen wil uitgevoerd dan de wil van Yahuah. Toch wil Yahuah dat beiden uit vrije wil gaan gehoorzamen en tot een blijvende relatie komen met de Schepper van hemel en aarde. Van Yahuah Zijn zijde heeft Hij er alles aan gedaan om de mens tot Hem terug te brengen. Maar de mens lijkt een moeilijk te sturen schepsel. Vandaar dat Yahuah er uiteindelijk voor kiest om vele jaren later alles in eigen hand te nemen en mens te worden in Yahusha.

Eden kan niet terugkomen en blijven zonder Yahuah Zijn persoonlijke aanwezigheid. De mens kan Yahuah Zijn Koninkrijk niet bouwen. Eerst werden er nog vele profeten gezonden om Yahuah Zijn plan toe te lichten en het volk Israël tot de orde te roepen.

Einde van de uittocht, voor vervolg: Deel 9: De onzichtbare realiteit - De Richters