Deel 9: De onzichtbare realiteit - De richters

De Richters

Wij hebben een aantal verzen gelezen over de inname van het beloofde land. Wij hebben gelezen over de reuzenvolken die, in opdracht van Yahuah, vernietigd moesten worden. In de vorige studie hebben wij reeds gelezen dat die opdracht niet volledig wordt uitgevoerd.

Jozua 11:21-23: “Te dien tijde kwam Jozua en roeide de Enakieten uit, van het gebergte, uit Hebron, Debir en Anab, van het gehele gebergte van Juda en van het gehele gebergte van Israël. Jozua vernietigde (kharam) hen met hun steden. Er bleven geen Enakieten over in het land der Israëlieten; alleen te Gaza, te Gat en te Asdod zijn er overgebleven. Alzo nam Jozua al dat land in, naar alles, wat Yahuah tot Mozes gesproken had; en Jozua gaf Israël ten erve, naar hun afdelingen, naar hun stammen. En het land rustte van de oorlog."

In Jozua 12:24 lezen wij dat 31 koningen verslagen werden, een soort stadstaten. Maar in Jozua 13 wordt meteen vermeld dat er nog veel land veroverd moet worden, vers 1: “Toen Jozua oud en hoogbejaard was, zei Yahuah tot hem: Gij zijt oud en hoogbejaard, en er is nog zeer veel land overgebleven om in bezit te nemen.” Yahuah spreekt nog steeds met Jozua. Er blijft een intens contact.

In Jozua 24 houdt Jozua voor het volk een soort overzicht van wat hen overkomen is bij hun intocht in het beloofde land en hoe Yahuah daar verantwoordelijk voor was en in bijdroeg. In vers 14 roept Jozua het volk op om ‘(af)goden, die hun vaders gediend hebben weg te doen en Yahuah alleen te dienen.’ Je kunt je bijna niet voorstellen dat na alles wat deze mensen meegemaakt hebben, zij nog steeds of opnieuw afgoden dienen. In Genesis 35:2 had Jakob het inleveren van de afgodsbeelden ook al eens uitgevoerd. Deze oproep zal niet voor niets door Jozua gedaan zijn. Want zij zijn in het beloofde land in aanraking gekomen met allerlei volken die afgoden aanbeden. En dat zal zeker invloed gehad hebben op het volk Israël om soms ook andere goden te gaan aanbidden.

In vers 15 stelt Jozua het volk voor de keuze. Vers 15: “Doch zo het kwaad is in uw ogen Yahuah te dienen, kiest u heden, wie gij dienen zult; hetzij de goden welke uw vaders gediend hebben, die aan gene zijde van de rivier waren, of de goden der Amorieten, in welk land gij woont; maar aangaande mij en mijn huis, wij zullen Yahuah dienen.” In vers 2 werd ook al naar die andere goden van de vaderen verwezen.

De goden die de vaders gediend hebben, aan gene zijde van de rivier hebben wel heel erg lang stand gehouden. En de nieuwe goden waren kennelijk ook in trek. Het volk beloofd nu eenstemmig Yahuah te gaan dienen. Jozua zegt nogmaals in vers 23 om de vreemde goden weg te doen, en opnieuw antwoordt het volk Yahuah te dienen. Jozua maakt er zelfs op die dag een verbond van met het volk. Hij richt als bewijs een steen op ter getuigenis en herinnering. Jozua’s keus is duidelijk: hij is trouw aan Yahuah.

Na de dood van Jozua blijft er contact tussen Yahuah en de kinderen Israëls, zie Richteren 1:1-2. Het betreft de verdere inname van het beloofde land, maar dat werd niet uitgevoerd zoals Yahuah het voorgeschreven had. In vers 19 wordt dit beschreven: “En Yahuah was met Juda, dat hij de bewoners van het gebergte verdreef, maar Juda ging niet voort om de inwoners van het dal te verdrijven, omdat zij ijzeren wagens hadden!”

Vervolgens lezen wij in de verzen 21-36 over alle stammen die in gebreke blijven om volledig uit te voeren wat Yahuah geboden had. Overal worden er personen of groepen van de oorspronkelijke bevolking in leven gelaten. In Richteren 1 wordt duidelijk dat er samengewoond werd met Kanaänieten en Amorieten enz. De gevolgen konden niet uitblijven.

Richteren 2:1-3: “En de engel van Yahuah kwam opwaarts van Gilgal tot Bochim en hij zei: Ik heb jullie uit Egypte opgevoerd, en jullie gebracht in het land, dat Ik uw vaderen gezworen heb, en gezegd: Ik zal mijn verbond met jullie niet verbreken in eeuwigheid. En wat jullie betreft, gij zult geen verbond maken met de inwoners van deze landen; hun altaren zult gij afbreken. Maar gij zijt mijn stem niet gehoorzaam geweest; waarom hebt gij dit gedaan? Daarom heb Ik ook gezegd: Ik zal hen voor uw aangezicht niet uitdrijven; maar zij zullen aan uw zijden zijn, en hun goden zullen u tot een strik zijn.”

Het blijft voor Yahuah een worsteling met zijn gekozen volk, om hen op het rechte pad te houden. En het blijft voor het volk moeilijk om Yahuah gehoorzaam te zijn. De vreemde goden blijven een belangrijke rol spelen. Hoe herkenbaar is dit alles ook vandaag nog.

De dood van Jozua en zijn geslacht wordt nog vernoemd in Richteren 2:9 en dan lezen wij in Richteren 2:10-11: “Nadat ook dat hele geslacht tot zijn vaderen vergaderd was, kwam na hen een ander geslacht op, dat Yahuah niet kende, noch het werk dat Hij voor Israël gedaan had. Toen deden de Israëlieten wat kwaad was in de ogen van Yahuah.”

Het gedrag van het volk Israël lijkt sterk op de vermelding van de Farao’s die Jozef niet gekend hadden. Kennen in de betekenis van: er weet van hebben, zich op de hoogte stellen, bekend zijn met.

Het mag duidelijk zijn dat er onvoldoende werd doorgegeven aan het volgende geslacht van wat Yahuah allemaal gedaan had in het verleden voor het volk Israël. Hoe herkenbaar is dat nog steeds.

Lees zelf vanaf Richteren 2:12 tot 3:7! Gedurende de tijd van de Richters ging het op en neer met het volk Israël. Wel en niet gehoorzamen wisselden elkaar af, met alle gevolgen daaraan verbonden. Yahuah hielp bij bekering van het volk en strafte bij ongehoorzaamheid. Leer van wind, heen en weer geslingerd!

In Richteren 13 lezen wij nog een keer van de verschijning van de engel van Yahuah aan de vrouw van Manoah. Daarna verschijnt deze engel nogmaals aan haar en haar man en noemt zich met de naam: die is wonderlijk. Het is de aankondiging van de geboorte van Simson. De engel stijgt op van Manoach en zijn vrouw in de vlammen van het offer dat zij brengen aan Yahuah.

In Richteren 16 lezen wij over de dood van Simson tijdens een groot offerfeest voor de god van de Filistijnen, Dagon. Wij weten hoe het afloopt, Richteren 16:30. Ook die god Dagon komt nog een keer terug in de geschiedenis van Israël. Dadelijk meer daarover.

Het boek Richteren eindigt met Richteren 21:25: “In die dagen was er geen koning in Israël en ieder deed wat goed was in zijn ogen.” Iets wat ook al vermeld werd in Richteren 17:6.

Vervolgens lezen wij over Samuël, over zijn geboorte en toewijding aan Yahuah. Vervolgens over zijn roeping. In Genesis 15:1 lezen wij: “het woord van Yahuah kwam tot Abram ….” Ook hier in 1 Samuel 3 dezelfde omschrijving. Er is sprake van Yahuah die meerdere keren Samuël roept. Vers 7: “Doch Samuël kende Yahuah nog niet en het woord van Yahuah was aan Samuël nog niet geopenbaard.” Ook een omschrijving om over na te denken! Maar via de profeet Eli hoort Samuël hoe hij moet reageren als Yahuah hem opnieuw roept. En dat gebeurt. Vers 10: “Toen kwam Yahuah en stelde Zich daar, en riep gelijk de andere keren: Samuël, Samuël. En Samuël zei: Spreek want uw knecht hoort.” De tekst zegt dat Yahuah bij Samuël stond! Het woord van Yahuah stond bij Samuël!

Wanneer wij nu verder lezen is het toch bijzonder wat in de verzen 19-21 staat. Vers 21: “En Yahuah verscheen weer te Silo; want Yahuah openbaarde Zich aan Samuël te Silo, door het woord van Yahuah.” Wij lezen toch dat Yahuah meerdere keren verscheen aan Samuël “door het woord van Yahuah!” Waarom wordt die omschrijving zo gekozen? Zit daar meer achter? Daarnaast is Samuël algemeen geaccepteerd door heel het volk Israël, 1 Samuel 3:20: “En geheel Israël van Dan tot Berseba kwam tot de erkenning, dat aan Samuël door Yahuah het ambt van profeet was toevertrouwd.”

Er gebeuren gedurende deze tijd bijzondere dingen. Een daarvan staat in 1 Samuel 5.

In 1 Samuel 5:1-6 gaat het over de ark van het verbond die buit gemaakt wordt door de Filistijnen. De Filistijnen plaatsen de ark van het verbond, Yahuah Zijn troon, in de tempel van Dagon naast het beeld van Dagon. Wij zouden nog terugkomen op die god Dagon. Dagon was oorspronkelijk de god van de Amorieten! Hij was de god van de vruchtbaarheid. Het beeld van Dagon valt echter voorover op zijn aangezicht en belandt voor de ark van het verbond. Dagon werd door de Filistijnen weer rechtop gezet naast de ark. Maar de volgende dag was Dagon weer voorover op zijn aangezicht gevallen voor de ark van het verbond. Maar nu waren ook zijn hoofd en handen afgebroken. Alleen de romp was over. Wat opvalt in de Schrift tekst is vers 5, waar staat dat de priesters van Dagon vanaf dat moment niet meer over de drempel van de tempel van Dagon durfden te stappen. Zij beschouwden die ruimte na dit voorval als heilige grond van Yahuah, omdat de ark van het verbond daar stond en Dagon van zijn voetstuk gevallen was. Onthoud dit voorval, want verderop kom ik hier op terug!

Er gebeuren nog meer plagen met de Filistijnen vanwege hun “roof” van de ark. Uiteindelijk wordt de ark teruggegeven en achtereenvolgens geplaatst te Kirjath-Jearim, in het huis van Abinadab (betekenis: mijn vader is nobel). Vervolgens wordt de ark door David gebracht naar het huis van Obed-Edom en even later naar de berg Sion.

Wij weten dat Mozes alles moest maken naar het voorbeeld dat hem getoond werd, Exodus 26:30. De tabernakel was niet alleen de verblijfplaats van Yahuah op aarde maar ook zijn troon. En de ark was het geheiligde voorwerp dat geassocieerd werd met Yahuah Zijn aanwezigheid, Zijn Naam. Yahuah was zelf in Eden. Mag je zeggen dat de tabernakel op aarde en later de tempel in Jeruzalem als het ware Eden vertegenwoordigde? In Psalm 48 verbindt de Psalmist de stad en de heilige berg Zion als de plaats van de grote koning.

Door de aanwezigheid van de ark en later de tempel werd het volk steeds herinnerd aan de aanwezigheid van de Elohim die hemel en aarde geschapen had.

Aan het eind van het leven van Samuël zien wij opnieuw een dieptepunt in het leven van het volk Israël. In 1 Samuel 8 stelt Samuël zijn twee zonen aan als richters over Israël. Maar zij wandelen niet in de wegen van Samuël. En dan vraagt het volk om een koning, vers 5: “Zij zeiden: Samuël, gij zijt oud geworden en uw zonen wandelen niet in uw wegen; stel nu een koning over ons aan om ons te richten, als bij alle andere volken.”

Samuël richt zich tot Yahuah en krijgt antwoord, vers 7: “Hoor naar de stem van het volk in alles, wat zij tot u zeggen zullen; want zij hebben u niet verworpen, maar zij hebben Mij verworpen, dat Ik geen Koning over hen zal zijn.”

Vers 8: “Naar de werken, die zij gedaan hebben, van de dag af dat Ik hen uit Egypte geleid heb, tot op deze dag toe, zij hebben Mij verlaten en andere goden gediend, zó doen zij nu ook tegen u.”

Het is goed om de rest van dit hoofdstuk zelf verder te lezen. Yahuah geeft vooraf aan wat het volk zal overkomen met de koning die zij willen, maar toch zetten zij door. Lees vers 18: “Te dien dage zult gij jammeren over uw koning die gij u gekozen hebt, maar Yahuah zal u te dien dage niet antwoorden.” Wat je zaait zul je oogsten! Lees Deuteronomium 17:14-20 over de taak van de koning. In hoeverre is dit een aanwijzing voor het regeren in het 1000-jarig rijk?

Het volk krijgt waar zij om vragen, en zullen daarvoor de prijs betalen. 1 Samuel 9:2: “Een man genaamd Saul, een jongeling, en schoon, ja er was geen schoner man dan hij onder de kinderen Israëls; van zijn schouders en opwaarts was hij hoger dan al het volk.” Je zou bijna zeggen dat zij een koning krijgen van de lengte van de Enakieten, de reuzenvolken! Is dat humor van Yahuah Zijn kant?

Saul regeert en gedurende die periode komt David in beeld. Daar gaan wij volgende keer mee verder.

Waarom nemen wij deze gebeurtenissen tot ons? Omdat al die gebeurtenissen die het volk Israël zijn overkomen, zijn neergeschreven voor ons, als voorbeeld en waarschuwing, 1 Korinthe 10:6 en 11. Wij moeten zorgen, dat wij geen geslacht zijn dat Yahuah niet kende, noch het werk dat Yahuah aan Israël gedaan heeft.

Einde van de Richters, voor vervolg: Deel 10: De onzichtbare realiteit - Saul en David