Deel 2: De onzichtbare realiteit - De slang

De slang

Voor wij verder gaan eerst een mededeling van algemeen nut. Al de komende studies over de onzichtbare realiteit zijn bedoeld om ons meer bewust te maken van die realiteit. En om te laten zien dat er veel informatie daarover aanwezig is in de Bijbel. Over de uitleg van die onzichtbare realiteit is vaak veel verschil van mening. Daarom mijn verzoek aan u: lees mee “wat er geschreven staat” en overweeg wat Yahuah Zijn bedoeling is met wat Hij aan ons bekend maakt.

Wij hebben vorige keer een inventarisatie gemaakt van de geestelijke wezens. Wij hebben het gehad over Yahuah, Elohim en over de andere goden. Wij hebben gelezen over de raad van Yahuah, de raad der heiligen en de zonen van Elohim. Wij gaan nu weer verder met het bespreken van een aantal zaken, die te maken hebben met de onzichtbare realiteit. Laten wij proberen om vanaf de schepping Yahuah Zijn plan te volgen. Wanneer je opgegroeid bent in het christelijk geloof of tot geloof gekomen bent, heb je informatie gekregen over de gebeurtenis in de hof van Eden tussen Adam en Eva en de slang. Maar welke informatie daarover is ons eigenlijk bijgebracht? Want de gevolgen van die confrontatie in de hof tussen Yahuah, Adam en Eva en de slang zijn, vanaf dat moment tot nu toe, cruciaal geweest voor alles wat de mensheid overkomen is. Ik zit best met een aantal vragen daarover en misschien u ook wel.

Hoe lezen wij nu Genesis 1:26-27 met de kennis van de vorige studie, waar sprake was van een raad van Yahuah en een raad der heiligen en zonen van Elohim.

Genesis 1:26-27: “En Elohim zei: Laat ons mensen maken naar ons beeld en onze gelijkenis; en dat zij heerschappij voeren over …. En Elohim schiep de mens naar zijn beeld; naar het beeld van Elohim schiep Hij hem, man en vrouw schiep Hij hen”.

Wie zijn die “ons”? Tegen wie spreekt Elohim, Yahuah hier? Daar zijn de meningen over verdeeld in de christelijke wereld. De één denkt dat Yahuah hier tegen Yahusha spreekt. De ander denkt dat Yahuah ook tegen de andere persoon van de drie-eenheid spreekt, de Heilige Geest. Wat denkt u?

Mogen wij hier ook aan iets anders denken? Na wat wij tot nu toe gelezen hebben, zou Elohim, Yahuah, hier ook tegen de raad der goden kunnen spreken, de raad der heiligen, de zonen van Elohim? Gezien de verzen die wij vorige keer gelezen hebben, is dit toch een reële optie. Waarom dit een mogelijke verklaring kan zijn, blijkt uit de volgende verzen. Maar ik vraag van u begrip en overpeinzing, want nu krijgen wij te maken met wat de vertalers hebben neergeschreven. Dat blijkt nogal van elkaar te verschillen. Dus wie kunnen die “ons” zijn?

De NBG en de SV vertalen: Genesis 3:5: “maar God (Elohim) weet, ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als Elohim zult zijn, kennende goed en kwaad.”

De Leidse vertaling en de Naardense vertaling, de Engelse AV en de scriptures 4all vertalen: “en gij als goden (elohim) zult zijn, kennende goed en kwaad.”

Het maakt een wezenlijk verschil om als God (Elohim) te zijn of als de goden te zijn. Kunnen wij überhaupt als God (Elohim) zijn? Geeft de Bijbel hier mogelijk een oplossing voor? Laten wij vers 22 lezen: “En Yahuah, Elohim zei: Zie, de mens is geworden als één van ons, kennende goed en kwaad ….”

Biedt dit uitkomst aan wat bedoeld is? Voor mij wel! Want in vers 5 komt het woord elohim twee keer voor. De eerste keer moet het enkelvoud zijn, want het slaat terug op het werkwoord “weet”! De tweede keer dat elohim gebruikt wordt is dit verschillend vertaald, zowel enkelvoud als meervoud, weergegeven met God en goden. Maar gezien vers 22, waar sprake is van “één van ons”, gaat het over meerdere wezens, dus moet het over goden gaan, meervoud. Dan is het voor de hand liggend om ook in vers 5 “goden” in te vullen. Het is dezelfde omschrijving als in Genesis 1:26: “Laat ons mensen maken ….”

Een ander punt ter onderbouwing is Psalm 8:5 (6): “Gij hebt de mens een weinig minder gemaakt dan de elohim.” Wij zijn niet een weinig minder dan Yahuah, wij zijn mijlen ver verwijderd van Yahuah, maar wel een weinig minder dan de goden. Hebreeën 2:7 is hier ook een aanhaling van. Daar staat “engelen” i.p.v. goden, ook in het meervoud.

Terug naar Genesis 1. Uit Genesis 1:27 blijkt overduidelijk dat Elohim, Yahuah alleen de mens schiep, zonder hulp van de goden. Alle werkwoorden staan in het Hebreeuws in het enkelvoud. De mens werd geschapen naar het beeld en gelijkenis van Elohim. De andere goden, de morgensterren, de zonen van Elohim, werden ervan in kennis gesteld en waren bij die schepping wel aanwezig, dat gaan wij volgende keer zien.

Wat betekent het eigenlijk om geschapen te zijn naar het beeld en de gelijkenis van Elohim (God) en de goden? Want dat staat in vers 26. Hoe begrijpen wij dat? Misschien heeft u daar wel eens over nagedacht? Voor mij betekent dit, dat wij geschapen zijn om Elohim te verbeelden, om zijn beelddrager te zijn op aarde. Het betekent voor ons dat wij op dit gebied een status hebben om uit te dragen. Wij zijn Yahuah Zijn vertegenwoordigers op aarde, denk aan 2 Korinthe 5:20: “Wij zijn gezanten van Yahusha, alsof Elohim door onze mond u vermaande; in naam van Yahuah vragen wij u: Laat u met Yahuah verzoenen.” 2 Petrus 1:4 zegt: “dat wij deel hebben gekregen aan de goddelijke natuur.” Precies zoals Yahusha op aarde de afdruk van het wezen van Yahuah was en de afstraling van Yahuah Zijn heerlijkheid, Hebreeën 1:3. Daarom wordt ons gevraagd te groeien naar de maat van wasdom der volheid van Yahusha, zoals verwoord in Efeze. 4:13. Naar het voorbeeld zoals het oorspronkelijk bedoeld was.

Genesis 1:28 is eigenlijk een bevestiging van deze uitleg. Yahuah wil dat er meer beelddragers komen: “weest vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde, en onderwerpt haar en hebt heerschappij over …..”

Mag je zeggen dat wij mensen Yahuah Zijn raad en bediening op aarde vormen? En dat het woord “ons” uit vers 26 verwijst naar de raad van Yahuah in de hemel, die daar als Yahuah Zijn beelddragers en vertegenwoordigers Zijn wil dienen uit te voeren? Als wij eenmaal een verheerlijkt lichaam hebben, na de terugkomst van Yahusha, zullen deze twee bedieningen, de hemelse en de aardse, één worden in een nieuw Eden. Denk aan de vele vermeldingen: In de hemel als ook op aarde….. Zie ook Lukas 20:36.

Mag je zeggen dat er twee huishoudens van Yahuah zijn, één menselijke en één niet-menselijke? Deze twee huishoudens waren geschapen om Yahuah te dienen in twee verschillende werkelijkheden. Eden was in den beginne Yahuah Zijn thuis op aarde.

Maar zowel in de geestelijke hemelse wereld als in de menselijke aardse wereld is er ook nog eens een tweespalt. Want zowel in de hemel als op aarde zijn er wezens die Yahuah gehoorzamen en wezens die Yahuah niet gehoorzamen. Ook dat is een thema door de hele Bijbel heen. Zowel de wezens in de hemel als de mensen op aarde hebben een vrije wil gekregen om keuzes te maken. In de hemel wisten de geestelijke wezens kennelijk al het verschil tussen goed en kwaad. Adam en Eva hebben dat geleerd bij de zondeval. Straks meer daarover. Maar het is Yahusha die in deze beide situaties, het hemelse en het aardse, voor de oplossing heeft gezorgd. Dat staat in de brief aan de Kolossenzen.

Kolossenzen 1:19-20: “Want het heeft de ganse volheid behaagd in Hem woning te maken, en door Yahusha, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op aarde, hetzij wat in de hemelen is.”

Denk ook aan Fil. 2:9-10. Alle dingen zijn door het bloed van Yahusha weer verzoend met de Vader. Zowel op aarde als in de hemel. Van Yahuah Zijn zijde is al aan alle voorwaarden voldaan om uitvoering te geven aan het volledig herstel van Zijn schepping. Nu moet dat alleen nog uitgevoerd worden.

Mag je zeggen dat in de hemel alles hersteld zal zijn als de draak en zijn engelen verwijderd zijn, na de oorlog met Michaël en zijn engelen? Dat blijkt uit Openbaring 12:9-10 (lezen). En kort daarna zal op aarde, als het evangelie van het koninkrijk van Yahuah gepredikt is tot een getuigenis voor alle volken, Yahuah ingrijpen om Zijn verbond op aarde definitief van kracht te laten zijn en zichtbaar te maken. Dat ingrijpen vindt plaats bij het klinken van de zevende bazuin, Openbaring 11:15-19. Terug naar het begin.

Het begin.

Bij het scheppingsverhaal in Genesis worden wij geconfronteerd met: de Schepper, met “ons”, de raad van Yahuah, met Adam, met Eva, met de slang, met de boom des levens, met de boom van kennis van goed en kwaad, met allerlei bomen en met vruchten. In de vorige studie hebben wij de omschrijving van Yahuah Zijn naam Yahuah besproken. Nu kunnen wij de andere aanwezigen in de hof gaan onderzoeken.

Wie of wat is die slang eigenlijk? Wat is de betekenis van alle vernoemde bomen in de hof en de betekenis van het eten van het fruit? Geeft de Bijbel zelf op die vragen antwoorden of meer informatie hierover? Misschien is het goed om deze zaak eens met elkaar door te nemen. Voor mij persoonlijk zijn veel andere verzen duidelijker geworden na dit onderzoek.

In Genesis 2 worden wat details ingevuld van dat scheppingsplan van Yahuah.

De eerste vermelding staat in Genesis 2:8: “Ook had Yahuah, Elohim een hof geplant in Eden, tegen het oosten, en stelde aldaar de mens, die Hij geformeerd had.”

Bij de schepping is de mens in dezelfde omgeving als de geestelijke wezens, dat blijkt ook uit Genesis 3:8-10.

Als je leest over de hof, dan lijkt niet de gehele aarde Eden te zijn. Eden was slechts een bepaalde plaats tegen het oosten. En in Eden was nog een hof. In Genesis 2:8-14 worden een aantal bijzonderheden bekend gemaakt i.v.m. de hof van Eden. Als Elohim zelf die hof gepland heeft, moet het er daar goed uit gezien hebben. Want nergens staat dat die hof onderworpen moest worden en dat daarin geheerst moest worden.

Genesis 2:15: “Zo nam Yahuah, Elohim de mens en plaatste hem in de hof van Eden, om die te bouwen en die te bewaren.”

Bouwen in de betekenis van: werk verrichten, dienen, iemand anders door zijn arbeid dienen. Bewaren in de betekenis van: bewaken, onderhouden, nakomen, in acht nemen.

Het is Yahuah zelf die wandelde in de hof, Genesis 3:8. Het lijkt er sterk op dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen de hof en Eden en de rest van de aarde. Pas in vers 18 is sprake van het plan van Yahuah om de mens, Adam, een hulp te geven. Maar eerst worden in vers 19 nog alle dieren bij Adam gebracht om ze een naam te geven en daarna wordt Eva geformeerd uit een rib van Adam en komt de vermelding om één vlees te worden. Daarna konden er kinderen verwekt worden om de aarde te bevolken. Dit alles is ons bekend!

Wat was de boodschap?

Genesis 2:16: “Yahuah, Elohim gebood de mens zeggende: van elke boom in de hof mag je eten. Maar van de boom van kennis van goed en kwaad, daar mag je niet van eten, want op de dag dat je daarvan eet zul je zeker sterven.”

Hier staat wat Yahuah, Elohim gezegd heeft. Wij lezen dat de Schepper allerlei instructies geeft aan zijn schepping, de mens, m.b.t. eten, bezigheden, en voortplanting. Hoe letterlijk bedoelt Elohim dit? Of is er deels een diepere bedoeling verborgen in deze omschrijving?

Wat gebeurt er nu precies in die hof van Eden? Genesis 3:1-3: “De slang was de listigste van alle levende wezens van het veld die Elohim geschapen had; en hij (de slang) zei tegen de vrouw: is het ook dat Elohim gezegd heeft: Gij lieden zult niet eten van allen boom dezes hofs? En de vrouw zei tot de slang: van de vrucht van de bomen van deze hof zullen wij eten. Maar van de vrucht van de boom die in het midden van de hof is heeft Elohim gezegd: gij zult van die niet eten, noch die aanraken, opdat gij niet sterft.”

Het gevolg van wat er ook precies gebeurde in de hof, heeft er toe geleid dat alle betrokkenen uiteindelijk sterven: Adam, Eva en in de toekomst zal de slang in de poel van vuur geworpen worden. Dat is nogal een impact. Daar moeten wij niet te licht over denken. In Yahuah Zijn ogen was dit een enorme overtreding van Zijn regels, want daardoor veranderde de hele situatie in Zijn schepping.

Laten wij een aantal woorden die hier staan verder onderzoeken. Het eerste wat opvalt is, dat het over een slang gaat die spreekt. Het woord “slang”, (zelfstandig naamwoord) komt van het Hebreeuwse woord “nachash”. Het bijvoeglijk naamwoord betekent: helder of glanzend, schitterend koper. Het woord “nachash” is afgeleid van een werkwoord dat betekent: aan waarzeggerij doen. Het woord listig betekent: sluw, arglistig, slim, geslepen, kwader trouw, boze toeleg, voorzichtig, fijntjes. Die woorden geven de richting al aan van de bedoelingen van de slang. Hier worden woorden door de “nachash” gesproken, die ingaan tegen wat Yahuah geboden had.

De meeste vertalingen spreken niet over levende wezens, maar over “dieren van het veld die Elohiem geschapen heeft.” Dieren komt van het Hebreeuwse woord “chay” (Strong 2416). Maar datzelfde woord wordt o.a. gebruikt in Genesis 2:7 en Genesis 3:20. Hier slaat het achtereenvolgens op: Adam en het nageslacht van Eva, dus op “levende wezens”. Ook bij de slang zou dit vertaald kunnen worden met “levend wezen’. Uiteindelijk, wanneer wij de slang geïdentificeerd hebben, zal blijken dat het een levend wezen is. Dadelijk nog meer hierover.

Volgens de tekst worden wij geconfronteerd met een slang, die ook nog spreekt. Dit zou letterlijk zo kunnen zijn. Maar als wij dit letterlijk zouden moeten nemen, kunnen wij ons de volgende vragen stellen: “Waar komen wij nog meer een lopende en sprekende slang tegen?” Het antwoord is: Nergens.

Spreekt Yahusha, tijdens zijn bediening, over zo’n dier? Het antwoord is: Nergens.

Had Yahuah niet alle dieren bij Adam gebracht om ze een naam te geven, Genesis 2:19? Nergens lezen wij daar dat Adam een wandelende en sprekende slang tegenkwam. Ook lezen wij nergens dat er een dier, een slang was die slimmer, listiger was dan Adam. Adam had zelfs de heerschappij gekregen over alle dieren, Genesis 1:26. Ook lezen wij niet dat Adam en Eva versteld stonden of schrokken toen zij die wandelende en sprekende slang ontmoetten. Dus hoe letterlijk is deze slang?

Meerdere keren in de Bijbel wordt terugverwezen naar de zondeval in de hof van Eden, maar nergens wordt meer gesproken over een wandelende, sprekende slang. Moeten wij die slang dan letterlijk nemen, of is hier sprake van beeldspraak, van een metafoor? Wat denkt u, zou dat een mogelijkheid zijn? Want hoe interpreteren wij in Openbaring 5:5-6 de leeuw uit de stam Juda en het lam staande als geslacht? Daar weten wij toch zeker dat het beeldspraak is voor Yahusha. Dat nemen wij toch ook niet letterlijk, dus waarom zouden wij die slang dan wel letterlijk nemen?

Als er sprake is van beeldspraak, waar zou deze slang dan symbool voor kunnen staan? Om dat te weten te komen, moeten wij de overige verzen uit de Bijbel raadplegen, waar sprake is van een verwijzing naar deze gebeurtenis in de Hof van Eden. En dan vooral kijken naar de eigenschappen die toegeschreven worden aan dit wezen, de slang. Wanneer wij kennis gekregen hebben van Yahuah Zijn plan met de mens, weten wij dat uiteindelijk alles hersteld zal worden, zoals Yahuah het oorspronkelijk bedoeld had.

In het boek Openbaring, het laatste Bijbelboek, lezen wij twee keer een bijzondere vermelding over een slang. In hoofdstuk 12 gaat het over een draak met zeven koppen en tien horens, die voor een vrouw staat die gaat baren. De draak wil haar kind verslinden, op het moment dat het geboren wordt. Dit kun je niet letterlijk nemen, dat is symbolisch bedoeld. Want de vervulling van die profetie werd o.a. uitgevoerd door Koning Herodes, bij de kindermoord in Bethlehem. Johannes zegt in Openbaring 12:3 dat deze draak werd gezien als een “teken”. Dat blijkt ook uit de verdere omschrijving van deze draak.

In Openbaring 12:7-9 gaat het over een strijd in de hemel tussen de aartsengel Michaël en zijn engelen en een draak en zijn engelen. Hier blijkt uit dat er in de hemel een hiërarchie is, waarbij bepaalde functionarissen engelen ter beschikking hebben. De draak moet een geestelijk wezen zijn, anders kan hij niet in de hemel zijn. De draak wordt uitvoerig geïdentificeerd als: de oude slang, genaamd de duivel en satan. Ditzelfde wordt herhaald in Openbaring 20:2.

De vraag is of “de oude slang” een directe verwijzing is naar de slang in Genesis 3? Het antwoord kan bijna niet anders zijn dan dat dit het geval is, want op welke andere slang uit de Bijbel zou het moeten slaan? Als dat zo is dan heeft de slang dus ook de benaming draak, duivel en satan. Dit is slechts één aanwijzing wie de slang in Genesis 3 symboliseert.

In Openbaring 12:10 wordt van diezelfde draak gezegd dat de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht aanklaagt voor onze Elohim, is neergeworpen. In het vers daarvoor gaat het over die draak, de oude slang, de duivel, de satan. Is dit hetzelfde wezen die verschijnt voor Yahuah in Job 1 en 2, waar Job wordt aangeklaagd door de satan? Het lijkt er erg op toch! Zie ook Zacharia 3:2. Allemaal verwijzingen naar hetzelfde levende wezen.

Wij hebben nu 5 verschillende namen die hetzelfde “wezen” vertegenwoordigen. Slang, draak, oude slang, duivel, satan en aanklager. Johannes krijgt in het boek Openbaring deze informatie rechtstreeks uit de troonzaal van Yahuah! Dat zegt iets over de betrouwbaarheid.

Maar m.i. zijn er meer aanwijzingen. De eerste Adam werd, via Eva, door de slang, de satan, in verleiding gebracht en zondigde. De laatste Adam, Yahusha, (1 Korinthe 15:45) werd eveneens door de duivel in verleiding gebracht, maar zondigde niet. De evangelisten benoemen de verleider van Yahusha in de woestijn meteen met de naam “duivel”, Lukas 4:2. Nergens wordt bij de verzoeking van Yahusha in de woestijn over een lopende en sprekende slang gesproken, maar wel over de duivel.

Wat hier bij de verzoeking in de woestijn sterk naar voren komt is, wat de doelstelling van de duivel is. Namelijk aanbeden worden net als Yahuah.

Lukas 4:5-7: “En de duivel voerde Yahusha op een hoogte en toonde Yahusha al de koninkrijken van de wereld in een ogenblik tijds. En de duivel zei tot Yahusha: U zal ik al deze macht geven en hun heerlijkheid, want zij is mij overgegeven, en ik geef haar wie ik wil. Indien dan Gij (Yahusha) mij (Duivel) zult aanbidden zal alles van U zijn.” Onthoudt wie hier heerschappij voert over de koninkrijken van de wereld!

Dit streven naar macht en aanzien en aanbidding vinden wij terug in meerdere omschrijvingen. Vergeet niet wat er staat in Openbaring 13:4: “en zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest de macht gegeven had.” Openbaring 13:8: “En allen, die op de aarde wonen, zullen het aanbidden, ieder wiens naam niet geschreven staat in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is sedert de grondlegging van de wereld.”

Dit is dezelfde draak die vermeld wordt in Openbaring 12! In Openbaring 13:15 is opnieuw sprake van aanbidding.

Heel de Bijbel door gaat het over een geestelijke machtsstrijd tussen Yahuah en Zijn getrouwen en de duivel en zijn getrouwen. En de satan wil zich in alles meten met Yahuah. Meer informatie over de satan lezen wij elders.

Yahusha geeft vaker informatie over deze duivel. In Johannes 8:44: “de duivel was de moordenaar vanaf den beginne, en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen.”

Deze omschrijving lijkt toch ook een sterke verwijzing naar het wezen, de slang in de hof. In de hof vond de eerste leugen plaats en werd de dood geactiveerd. Daar is de dood ontstaan door toedoen van de slang: de vader van de leugen, met als gevolg de dood, de mensenmoordenaar vanaf den beginne. Dit zijn woorden van Yahusha zelf, dus van de Vader!

Als de slang de symbolische weergave van de duivel is, zegt dit veel. Vergeet niet dat een letterlijke slang gif afgeeft als hij toeslaat. De satan gedraagt zich op manieren die lijken op het gedrag van een slang: stiekem en gluiperig en zijn spreken is als gif. Denk aan Mattheüs 23:33!

Maar er kunnen nog meer aanwijzingen in de Bijbel staan die ons duidelijkheid geven, voor wie deze “slang” symbool zou staan. Deze “oude slang”, die uiteindelijk zijn totale kracht en zijn troon en grote macht geeft aan het beest, de toekomstige grote leider in Openbaring 13:2, wordt m.i. de hele Bijbel door al gekoppeld aan grote wereldse leiders uit het verleden. Want Satan zei, bij de verzoeking in de woestijn tegen Yahusha: “Mij is de macht en de heerschappij gegeven.” Waar zouden wij dat kunnen terugvinden? Wat nu volgt daar zijn de meningen ook over verdeeld, dus lees mee en trek uw conclusies.

In Ezechiël 28 gaat het volgens de tekst over de koning van Tyrus. Maar wat voor iemand is dat? Het is iemand die hoogmoedig geworden is en die zich in zijn hart gelijkstelt met een god, vers 2 en die denkt een god te zijn maar het is een mens. Door zijn wijsheid en inzicht heeft hij zich door zijn handel een vermogen verworven, vers 4-5. In vers 6-10 wordt dit nogmaals herhaald met meer details. En er wordt tevens gemeld hoe het zal aflopen met deze koning. Maar vanaf vers 11-12 gaat het over een klaaglied dat gezongen wordt. En nu blijkt dat de koning van Tyrus vergeleken wordt met iemand die net zo hoogmoedig was. En wij worden hier terugverwezen naar een gebeurtenis in de hof van Eden.

Het gaat over een beschuttende cherub, vers 14. Over een volmaakt iemand die in de hof van Eden was, vers 13. Iemand die op de berg der elohim was en door Yahuah aangesteld was in een bepaalde functie, vers 14. Hij wandelde te midden van de vlammende stenen. Mag je zeggen dat hij behoorde tot de raad der goden? Worden met vlammende stenen misschien andere geestelijke wezens bedoeld? Laten wij 1 Petrus 2:4-5 even lezen. Waarom wordt deze terugverwijzing naar de hof van Eden met name genoemd? De Bijbel heeft toch maar één gebeurtenis vermeld in die hof!

Maar deze cherub werd uit het midden van de vlammende stenen verwijderd, vers 16, vanwege zijn uitgebreide handel. Dat leidde tot zonde en geweldenarij. De letterlijke koning van Tyrus kan niet in Eden geweest zijn en ook niet op de berg der goden. Het moet dus over een geestelijk wezen gaan, een cherub, die veel macht en invloed heeft op de menselijke koning van Tyrus. Ook deze cherub werd ter aarde geworpen. Het tijdstip waarop dit gebeurt wordt niet vermeld. Vers 18 spreekt over het tot as op de grond worden van deze cherub. Mijn punt is om aan te geven dat er krachten werkzaam zijn bij de koning van Tyrus die van niet menselijke aard zijn.

Ezechiël 27 geeft een omschrijving van de handel die bedreven werd door de koning van Tyrus. Als u dat hoofdstuk leest zult u zeer veel overeenkomsten zien met Openbaring 17 en 18, dat gaat over het grote Babylon. Is dat toeval? Of geeft Yahuah telkens verwijzingen naar wat ons te wachten staat in de eindtijd.

In Jesaja 14 gaat het over een parabel, een gelijkenis over de (toekomstige?) koning van Babel, zie vers 4. Die koning wordt ook “drijver, onderdrukker, afperser” genoemd. In vers 5 en 6 wordt dit verder verklaard en is sprake van een stok, de staf van de heerser der goddelozen die gebroken wordt door Yahuah. In vers 7-8 is de aarde tot rust gekomen en staat een vermelding over bomen (den, cipres, pijnboom, jeneverbes) en de ceders van de Libanon, die zich verheugen over de ondergang van deze heerser! Dat moet een verwijzing naar iets zijn, want bomen verheugen zich m.i. niet over de ondergang van een koning. In vers 9 is sprake van “schimmen”, die in het dodenrijk zijn. Dat woord schimmen komt van het Hebreeuwse woord “Rapha”. Dat is hetzelfde woord dat gebruikt wordt om de Refaïeten aan te duiden, een reuzenras. In volgende studies meer hierover. In dit vers gaat het ook over bokken. Zijn dit de bokken die tegenover de schapen geplaatst worden door Yahusha in Mattheüs 25?

Maar in vers 12-14 gaat het niet meer over een menselijke koning van Babel, maar over de vergelijking met een geestelijk wezen, die deze koning als het ware aanstuurt. Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, gij overweldiger der volken. En gij overlegde nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Yahuah Zijn mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen.

Deze morgenster, deze glinsterende, schitterende, is uit de hemel gevallen ter aarde. Het tijdstip waarop dit gebeurt wordt niet vermeld. En hij is een overweldiger der volken! Hij wil zich minimaal aan de Allerhoogste gelijkstellen en tronen boven alle andere sterren van Yahuah, geestelijke wezens. Want hij wil op de berg der samenkomst zetelen. Is dat de berg waar de goden vergaderen met Yahuah? Het gaat hier om een hoogmoedig, egoïstisch iemand. Uiteindelijk komt deze morgenster in het dodenrijk beneden bij de schimmen, vers 9 en dat wordt herhaald in vers 15: neergeworpen in het dodenrijk in de diepte van de put.

Mag je dit ook zien als een geestelijke kracht die achter de koning van Babel schuilt?

Ezechiël 31 lezen. Hier wordt de Farao, de koning van Egypte gewaarschuwd voor zijn hoogmoedigheid, vers 2. Er wordt opnieuw een vergelijking gemaakt met Assur, dat als een ceder (boom) op de Libanon wordt voorgesteld. Vers 6 geeft bijzondere informatie: “De vogels nestelen op zijn takken. De dieren baarden onder zijn scheuten en de volken zaten onder zijn schaduw”! In vers 8 worden nog verschillende soorten bomen genoemd die in de hof waren, maar geen enkele was gelijk aan zijn schoonheid. “Alle bomen in de hof van Eden benijden hem”, vers 9. Je zou zeggen: die boom maakt de dienst uit op aarde. Hoe moeten of mogen wij dit interpreteren? De tekst vertoont scherpe overeenkomsten met de omschrijving van de cherub in Ezechiël 28. Maar dat kan betekenen dat ook de andere bomen in de hof geestelijke wezens waren.

In vers 10 is sprake van verheffing van het hart boven alles om hem heen. Sterke overeenkomsten met Jesaja 14. Is vers 11 weer een verwijzing naar Openbaring 12:7-9? Deze “boom” werd uitgedreven, verstoten, verwijderd, naar de “el” der heidenen. Wie is of zijn dat?

En ook die verheven boom en de andere bomen uit de hof komen terecht in het dodenrijk, vers 14 en 16-18.

Denk ook nog aan Nebukadnessar, die in Daniël 4:20-22 vergeleken wordt met een boom die afgehouwen wordt.

Zijn al deze passages over de koning van Babel, de koning van Tyrus en de Farao van Egypte deels voorafschaduwingen van Openbaring 13, het beest dat de macht en de kracht en de troon van satan krijgt? En anderzijds de bevestiging dat de satan de wereldbeheerser deze duisternis is, samen met zijn machten en overheden?

Betekent dit alles, als je dit inpast in Genesis 3, dat Adam en Eva met alle bomen in de hof mochten communiceren, eten van hun kennis, behalve met die ene boom, die in het midden der hof stond, die zich bovenmate groot maakte en schoon was om te zien? Daarmee communiceren of die aanraken was verboden, want dat was dodelijk.

Tot slot. In Psalm 1 wordt de mens vergeleken met een boom die vruchten voortbrengt. Yahusha brengt vruchten van een boom vaker ter sprake. Mattheüs 3:10: 7:17-19; 12:33. In Romeinen 11 wordt Israël vergeleken met de edele olijf en de heiden met de wilde olijf. Denk ook aan Openbaring 2:7. Het is een terugkerend patroon in heel de Bijbel dat bomen gebruikt worden als symbool voor levende wezens.

Einde van de inleiding, voor vervolg: Deel 3: De onzichtbare realiteit - De vloed