Heilig, heiliging en heiligheid

Inleiding

Heilig, heiliging of heiligheid wordt nergens in de Torah specifiek gedefinieerd. Het woord “heilig” is afgeleid van de stam kadosh, hetgeen oorspronkelijk o.a. de betekenis heeft als “helder schijnen”. Wanneer Yahuah verschijnt aan Mozes, verklaart Hij die plaats als heilige grond en moet Mozes zijn schoeisel van zijn voeten doen (Exodus 3:5). Toen mensen naar de ark van Yahuah hadden gekeken vonden 70 mensen de dood en vroeg men: “Wie kan bestaan voor het aangezicht van Yahuah, deze heilige Elohim?” (1 Samuël 6:20). In het roepingsvisioen van Jesaja hoort hij de Serafs roepen: “Heilig, heilig, heilig Yahuah Sebaot. Deze heiligheid van Yahuah betekent eveneens een perfecte en eindeloos verheven reinheid, waarbij de mens zichzelf onmiddellijk herkent als nietig, zondig en onrein; feitelijk niet waardig om in zijn nabijheid te vertoeven (Vgl. bijv. Psalmen 15).


Het begrip van heilig (kadosh)

In de Tenach zijn er zo rond de 400 voorbeelden van het gebruik van het Hebreeuwse woord “kadosh”, voor “heilig”. Laten we als eerste onderzoeken, om dit concept te verduidelijken, de betekenis van kadosh zoals het steekproefsgewijs voorkomt in z`n dertig verzen van de bijbel. Kadosh is geassocieerd met verhevenheid, met zijn verheven of verhoogd: ”Hij die hoog rijst / altijd verblijft, wiens naam heilig is” (Jesaja 57:15); en van Koningen 2: “Wie hebt u gehoond en gelasterd? Tegen Wie hebt u de stem verheven en uw ogen hoogmoedig opgeheven? Tegen de Heilige van Israël!” (2 Koningen 19:22).


Kadosh gaat boven ons bevattingsvermogen uit, boven onze waarneming:”Met wie zou u Mij willen vergelijken, of aan wie ben Ik gelijk? zegt de Heilige.” (Jesaja 40:25).


Kadosh is ontzagwekkend: “Laten zij Uw grote en ontzagwekkende Naam loven. Heilig is Hij.” (Psalm 99:3); “Zijn naam is heilig en ontzagwekkend” (Ps. 111:9). Kadosh is vurig: “Het licht van Israël zal zijn als vuur / en de vlam van de Heilige” (Jesaja. 10:17).


Kadosh is rechtvaardig: “De Heilige God blijkt heilig door rechtvaardigheid (Tsedaka)” (Jesaja 5:16).


Kadosh is Yahuah Zijn keuze: “de man die Yahuah kiest, die zal de heilige zijn.” (Numeri 16:7).


Wie is heilig volgens de de Schrift?


De Heilige, geprezen zij Hij, is heilig: “want Ik ben heilig (Leviticus. 11:44; 19:2; 20:26; 21:8);Heilig, heilig, heilig is Yahuah van de legermachten” (Jesaja. 6:3); want “Dan zullen de heidenvolken weten dat Ik Yahuah ben, de Heilige in Israël.” (Ezechiël. 39:7); “In hen die tot Mij naderen, zal Ik geheiligd worden“(Leviticus. 10:3).


De nazireeër is kadosh: “Zolang zijn nazireeërschap duurt is hij gewijd (kadosh) aan de Eeuwige.” (Numeri 6:8).


De Israëlieten zijn kadosh: Want u bent een heilig volk voor Yahuah, uw Elohim. Yahuah, uw Elohim, heeft ú uitgekozen uit alle volken…. ” (Deut. 7:6; 14:2; 14 :21); een koninkrijk van priesters en een heilige natie (Exodus 19:6).


De profeet is kadosh: “dat deze man Gods heilig is” (2 Koningen 4:9).


De Shabbat is kadosh: “Indien u uw voet van de shabbat terughoudt, ermee ophoudt om op Mijn heilige dag te doen wat u zelf wilt; indien u de shabbat een verlustiging noemt, opdat Yahuah geheiligd wordt – die geëerd moet worden – indien u die eert door niet uw eigen wegen te volgen, niet uw eigen wensen zoekt of daarover een woord spreekt” (Jesaja 58:13); “Dat is het wat Yahuah gesproken heeft. Morgen is het de rustdag, de heilige sabbat voor Yahuah!” (Exodus. 16:23); “maar de zevende dag is een Shabbat van volkomen werkonthouding, een oproep tot bijzondere wijding” (Leviticus 23:4).


De Feestdagen zijn kadosh: “Dit zijn de feestdagen van Yahuah, de heilige samenkomsten, die u op hun vastgestelde tijd moet uitroepen.” (Leviticus 23:4).


Het Jubeljaar is kadosh: “Want dat is het jubeljaar; het zal u heilig zijn; gij zult uit het veld de inkomst daarvan eten” (Leviticus 25:412).


De offers zijn kadosh: “Als de zon ondergegaan is, is hij weer rein. Daarna mag hij van de geheiligde gaven eten, want het is zijn voedsel.” (Leviticus 22:7); “Hij mag wel het voedsel van zijn Elohim eten, zowel van de allerheiligste als van de heilige offergaven (Leviticus 21:22).


De hemelen zijn kadosh: “Ziet U daarom neer uit Uw heilige woning uit de hemel(Deuteronomium 26:15).


Jeruzalem is kadosh: “om in Jeruzalem, de heilige stad, te gaan wonen” (Nehemia 11:1).


De Tempel is kadosh: “Zo moet hij het heilige heiligdom verzoenen. De tent van ontmoeting en het altaar moet hij verzoenen” (Leviticus 16:33); “Ik zal hun brengen naar Mijn heilige berg (Jesaja. 56:7). “Heidenen……verontreinigen Uw heilige tempel” (Ps. 79:1).


De Thora is kadosh: “Zijn priesters hebben Mijn wet geweld aangedaan, zij hebben de aan Mij geheiligde gaven ontheiligd. Tussen heilig en onheilig hebben zij geen onderscheid gemaakt en het verschil tussen onrein en rein hebben zij niet duidelijk gemaakt. Zij hebben hun ogen gesloten voor Mijn sabbatten. Ik word in hun midden ontheiligd.” (Ezechiël 22:26).

De teksten hierboven geven de hoofd karakteristieken van heiligheid weer: verheven, mysterieus, ontzagwekkend, vurig, rechtvaardig, gekozen door Yahuah. Daaruit kan geconcludeerd worden dat iemand of iets wat heilig is een element heeft van, – te zijn gezet apart– gesepareerd van alle andere wereldse dingen.

Een praktische conclusie kan worden getrokken uit deze teksten, welke refereren aan wat wordt aangenomen heilig te zijn: Yahuah, de nazireeër, de profeet, de shabbat, de feestdagen, het Jubeljaar, en evenzo, de hemelen, Jeruzalem, de Tempel, en natuurlijk de Thora al dit is verheven en apart gezet van wereldse existentie. Te midden van deze lijst zijn Yahuah, de profeten en zijn Woord, en de hemelen concepten die boven het menselijke bevattingsvermogen uitgaan.


De beste manier om te komen tot het begrip van kadosh zou zijn via een dictionaire definitie van de term; maar dat is problematisch, want vele woordenboeken zijn ontwijkend wanneer het komt tot abstracte concepten. Het definiëren van een object zoals een stoel geeft geen problemen, want een stoel behoort tot de algemene categorie van meubelen, waarin zijn specifieke karakteristieke details en doel kan worden gespecificeerd. Maar wat is kadosh? Wat is zijn/haar essentie? Tot welke algemene categorie behoort kadosh, en wat zijn haar/zijn specifieke details? Wat is zijn/haar nut, bruikbaarheid, aanwending? Laat ons pogen om een theoretische analyse weer te geven van de componenten en karakteristieken van het concept kadosh.


1. Kadosh is constant, blijvend (eeuwig), zeer resistent ten aanzien van verandering ( praktisch onveranderlijk ). Heiligheid kan niet vervallen, zelfs niet wanneer de geldigheid niet rechtvaardig meer is. EEN HEILIGE THORA IS NIET ZOALS EEN SECULAIRE (WERELDLIJKE) WET, EEN DIE VERANDERD KAN WORDEN.


2. Dat is wat kadosh verbreed en opent, het zicht van zijn/haar toepasbaarheid, kracht, (rechts)geldigheid, zoals ons universum, welke sinds zijn schepping naar alle richtingen uitdijt, reikend naar oneindigheid. In heilig zijn, is een streven naar perfectie, om alles superlatief te doen; daarom wordt er altijd naar een grotere nauwkeurigheid nagestreefd, en diegene die verlangen naar heiligheid zijn er trots op om meer “strikt heilig” te zijn. Diegene onder de gelovigen die deze inspiraties soms belachelijk maken, drijven feitelijk weg van het heilige en bewegen zich in een gevaarlijk richting.


Ik werd geheiligd (1 Korinthe 1:2; 1:30)

We zullen nu zes FEITEN bestuderen die ons zullen helpen begrijpen wat de Bijbel leert over HEILIGING:


FEIT NUMMER 1: De basis voor afscheiding wordt gevonden in de natuur en het karakter van Yahuah Zelf.


Jesaja 6:3: “Heilig, heilig, heilig is Yahuah van de legermachten”. Drie keer wordt geroepen wat Yahuah is: “Heilig”! Een gelijkaardige beschrijving wordt gevonden in Openbaring 4:8. In welk opzicht is Yahuah apart gezet? We zullen deze vraag beantwoorden op twee manieren:


1) Yahuah is geheel en compleet AFGESCHEIDEN van alles wat aards en geschapen is.


Yahuah Zelf werd nooit geschapen. Hij maakte alles, maar Hijzelf werd niet gemaakt (vgl. Johannes 1:1-3). Hij had nooit een begin (Psalm 90:2). In Jesaja 57:15 wordt Yahuah beschreven als “de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is”. Jesaja zag “Yahuah zitten op een hoge en verheven troon”. Yahuah is hoger dan het geschapene. Lees Romeinen 1:19-25: Mensen moeten Yahuah dienen, niet het geschapene.


Lees Exodus 20:3-5. Het is niet mogelijk om Yahuah voor te stellen als een gesneden beeld van iets “wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is” – Yahuah is geheel anders en geheel APART GEZET van alles wat geschapen is!


2) Yahuah is geheel en compleet AFGESCHEIDEN van alles wat onrein en onzuiver is. Met andere woorden: Yahuah is geheel en compleet AFGESCHEIDEN van alles wat zondig is.


Toen Jesaja het visioen van Yahuah Zijn heiligheid zag (Jesaja 6:1-3), realiseerde hij zich dit: “Wee mij, want ik verga! Ik ben immers een man met onreine lippen en woon te midden van een volk met onreine lippen” (Jesaja 6:5). Wie kan in Yahuah Zijn HEILIGE plaats staan?: “Wie rein is van handen en zuiver van hart, wie zijn ziel niet opheft tot wat vals is, en niet bedrieglijk zweert” (Psalm 24:3-4).


Niets van de duisternis der zonde is in Yahuah: “dat Yahuah licht is en dat in Hem in het geheel geen duisternis is” (1 Johannes 1:5)! Lees Psalm 22:2 en Mattheüs 27:45-46 – Waarom verliet Yahuah de Vader Zijn geliefde Zoon toen Hij onze zonden droeg in Zijn eigen lichaam aan het kruis? Waarom scheidde de Vader Zich af van Zijn Zoon toen Hij voor ons tot zonde werd gemaakt (2 Korinthe 5:21)? Het antwoord op deze twee vragen wordt gevonden in Psalm 22:3: “Maar U bent heilig! Het zijn onze ongerechtigheden die ons afscheiden van zo’n heilige Schepper (Lees Jesaja 59:2).


Yahuah Zijn heiligheid betekent dus: 1. Yahuah is geheel apart gezet van alles wat geschapen is; en 2. Yahuah is geheel afgescheiden van wat zondig is. Voor ons is het onmogelijk afgescheiden te zijn van alles wat geschapen is. Wij kunnen niet ophouden schepselen te zijn! Enkel Yahuah is absoluut afgescheiden van de hele schepping. Wij zullen dus nooit heilig zijn in die zin. Maar door Yahuah Zijn genade is het voor de gelovige mogelijk om afgescheiden te zijn van alles wat zondig is. In feite worden wij BEVOLEN om AFGESCHEIDEN te zijn van alles wat zondig is! Dit bevel wordt gevonden in 1 Petrus 1:16: “Wees heilig, want Ik ben heilig”. Wij horen heilig of afgescheiden te zijn OMDAT Yahuah heilig is. En Efeze 5:1 zegt: “Wees dan navolgers van Yahuah, als geliefde kinderen”. Ook de oudtestamentische gelovigen hadden hetzelfde gebod: “want Ik ben Yahuah, uw Elohim. U moet u heiligen en heilig zijn, want Ik ben heilig” (Leviticus 11:44-45). Dus, bij het bestuderen van de bijbelse leer van AFSCHEIDING moeten we beginnen bij Yahuah ZELF en we moeten altijd het feit van ZIJN heiligheid en ZIJN afgescheiden zijn in gedachten houden!!!


HEILIG, HEILIG, HEILIG!!! (Jesaja 6:3)


FEIT NUMMER 2 – Elke ware gelovige is afgezonderd (heilig)


1 Thessalonicenzen 4:7: “Want Yahuah heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar tot heiliging.


Lees ook 1 Thessalonicenzen 4:3, waar dit woord “heiliging” twee keer voorkomt. Heiliging betekent apart gezet worden, afgezonderd worden. Dus, Yahuah heeft ons opgeroepen afgescheiden te worden TOT HEM!


In Romeinen 1:1 noemde Paulus zich “een geroepen apostel, afgezonderd tot het Evangelie van Yahuah”. In Romeinen 1:7 werden de gelovigen in Rome “geroepen heiligen” genoemd. Het woord “heilige” betekent “een apart gezet persoon, een afgescheiden/afgezonderd persoon”.


Lees 1 Korinthe 2:15 – 3:4. De Korinthische gelovigen waren vleselijk. We zijn daarom verwonderd te ontdekken dat deze gelovigen in 1 Korinthe 1:2 “geheiligden in Yahusha de Messias, geroepen heiligen” genoemd werden! In 1 Korinthe vinden we dat “in Yahusha de Messias” deze mensen niet enkel wijsheid, gerechtigheid en verlossing hadden, maar ook “heiliging”! In 1 Korinthe 6:11 leren we dat niettegenstaande deze Korinthiërs eens grote zondaars waren (verzen 9-11) zij nu echter waren schoon gewassen en geheiligd (afgezonderd, opzij gezet) en gerechtvaardigd (rechtvaardig verklaard)! Daarom, overeenkomstig de manier waarop deze Korinthische gelovigen in de praktijk leefden (1 Korinthe 3:1-4), waren zij nog vleselijk, maar overeenkomstig de manier waarop Yahuah hen “IN Yahusha de Messias” aanzag waren zij “geheiligden in Yahusha de Messias, geroepen HEILIGEN” (1 Korinthe 1:2). Dus, de gelovigen in Korinthe werden heiligen genoemd, alhoewel zij niet leefden als heiligen:

FEIT NUMMER 3 – Elke gelovige, omdat hij afgezonderd is, is verantwoordelijk een afgescheiden (heilig) leven te leven.


Dit betekent dat Yahuah van Zijn heiligen verwacht dat zij leven als heiligen! Omdat wij afgezonderd werden tot Yahuah moeten we ook afgescheiden levens leven!


In Efeze 4:1 lezen we: “Zo roep ik [= Paulus], de gevangene in Yahuah, u op tot een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is”. Yahuah wil dat we overeenkomstig onze roeping waardig wandelen. Toen Yahuah ons redde scheidde Hij ons af voor HEMZELF: “Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons zou vrijkopen van alle wetteloosheid en voor Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken” (Titus 2:14). Volgens 1 Korinthe zijn wij geroepen tot gemeenschap met Yahuah Zijn Zoon: “Yahuah is getrouw, door Wie u geroepen bent tot de gemeenschap van Zijn Zoon Yahusha de Messias, onze Heere (1 Korinthe 1:9).


De Bijbel beschrijft deze wonderlijke roeping op 3 manieren:


1. Filippenzen 3:14: als gelovigen in de Messias hebben wij een “roeping van Yahuah” (SV), maar hier moet staan “hoge roeping van Yahuah” (KJV; Gr. ano klesis = hoge roeping!).


2. Hebreeën 3:1: als gelovigen hebben wij eenhemelse roeping.


3. 2 Timotheüs 1:9: als gelovigen hebben wij eenheilige roeping”. Yahuah heeft ons geroepen tot “heiliging” (1 Thessalonicenzen 4:7). Efeze 4:1: “Zo roep ik, de gevangene in Yahuah, u op tot een wandel die de roeping waarmee u geroepen bent, waardig is.


Alle ware gelovigen zijn positioneel heiligen; dus moeten gelovigen een heilig leven leiden. Alle ware gelovigen zijn positioneel afgescheiden/afgezonderd; dus moeten gelovigen een afgescheiden/ afgezonderd praktisch leven leiden. Alle ware gelovigen zijn apart gezet voor en tot Yahuah ; dus moeten gelovigen een leven leiden dat afgescheiden/afgezonderd is van alle kwaad. Het grote probleem komt wanneer gelovigen Efeze 4:1 (de roeping waardig wandelen) ongehoorzaam zijn.


1 Thessalonicenzen 4:3 beschrijft wat Yahuah Zijn wil is voor uw leven in één woord: “Want dit is de wil van Yahuah: uw heiliging”. We hebben reeds geleerd dat “heiliging” betekent “apart gezet en afgescheiden zijn tot de Messias”. Heiliging betekent enerzijds dat Yahuah ons ziet als gerechtvaardigd in Yahusha de Messias en in Hem apart gezet, maar anderzijds is het een praktisch proces dat ons hele aardse leven duurt (onze aardse levenswandel). Bovendien zijn wij Yahuah Zijn kind geworden.


“De wil van Yahuah” in 1 Thessalonicenzen betekent “dat wat Yahuah verlangt en wenst voor elke gelovige”. Zie nu 1 Petrus 1:15-16: “Maar zoals Hij Die u geroepen heeft, heilig is, word zo ook zelf heilig in heel uw levenswandel, want er staat geschreven: Wees heilig, want Ik ben heilig”. Wij moeten praktisch wandelen naar onze vaste positie.

Lees 2 Timotheüs 2:19: “Toch blijft het vaste fundament van God staan, met dit zegel: Yahuah kent wie van Hem zijn, en: Ieder die de Naam van Hamashiach noemt, moet zich ver houden van de ongerechtigheid”. En vers 21 zegt: “Als iemand zich dan van deze dingen reinigt, zal hij een voorwerp zijn voor eervol gebruik, geheiligd en van veel nut voor Yahuah, voor elk goed werk gereedgemaakt”.


Lees Romeinen 6:19: “stel zo nu uw leden beschikbaar ten dienste van de gerechtigheid, tot heiliging”. En vers 22: “Maar nu, van de zonde vrijgemaakt en aan Yahuah dienstbaar gemaakt, hebt u uw vrucht, die tot heiliging leidt, met als einde eeuwig leven”.


Lees 2 Korinthiërs 7:1: “laten wij onszelf reinigen van alle bezoedeling van vlees en geest, en de heiliging volbrengen in het vrezen van Yahuah”.


En Hebreeën 12:14: “Jaag de vrede na met allen, en de heiliging, zonder welke niemand Yahuah zal zien”! Wie geen heilige levenswandel (heiliging) beoefent, zal de Heer niet zien! Zo iemand moet niet menen een waar gelovige te zijn!


Ik werd geheiligd (1 Korinthe 1:2; 1:30)

We zullen nu drie bijkomende FEITEN bestuderen die ons zullen helpen te begrijpen wat de Bijbel leert over AFSCHEIDING (of HEILIGING):


FEIT NUMMER 4 – Bijbelse afscheiding is tweevoudig: (1) Afscheiding van en (2) Afscheiding tot

Afscheiding van betekent dat Yahuah ons heeft gered van alles wat zondig en kwaad is. Afscheiding tot betekent dat Yahuah ons heeft gered tot en voor Zichzelf, opdat wij Hem zouden toebehoren en voor altijd van Hem genieten. Er zijn bepaalde verzen die enkel spreken over afscheiding van en er zijn andere verzen die enkel spreken over afscheiding tot.


FEIT NUMMER 5 – Yahuah heeft een VERSCHIL gemaakt tussen de geredden en de ongeredden, en Yahuah vraagt dat dit verschil duidelijk zichtbaar is en goed gedefinieerd. Daarom MOET de gelovige een afgescheiden levenswandel leven!


Als we Yahuah Zijn Woord bestuderen dan leren we spoedig dat er een groot verschil is tussen hen die gered zijn en hen die verloren zijn.


In Leviticus 20:22 leren we dat Yahuah wilde dat de kinderen van Israël Zijn instructies moesten opvolgen: “U moet al Mijn verordeningen en al Mijn bepalingen in acht nemen en ze houden, zodat het land, waar Ik u heen breng om er te wonen, u niet zal uitspuwen. “


In het volgende vers, Leviticus 20:23, leren we dat Yahuah wilde dat de kinderen van Israël het volgende NIET zouden navolgen: “U mag niet wandelen overeenkomstig de verordeningen van het volk dat Ik vóór u uit ga verdrijven. Omdat zij al die dingen hebben gedaan, heb Ik een afkeer van hen”.


Lees Deuteronomium 18:9-14. Yahuah wilde wel dat de kinderen van Israël het beloofde land zouden binnengaan, maar zij mochten niets leren van de gebruiken van deze heidense naties en hun wegen niet imiteren


Yahuah maakte een VERSCHIL tussen het onreine en het reine (Leviticus 10:10; 11:47).


In Efeze 2:11-13 herinnerde Paulus de Efeziërs aan de tijd dat zij nog niet gered waren: “Bedenk daarom dat u die voorheen heidenen was in het vlees en die onbesnedenen genoemd werd door hen die genoemd worden besnijdenis in het vlees, die met de hand gebeurt, dat u in die tijd zonder Hamashiach was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder Yahuah in de wereld. Maar nu, in Yahusha de Messias, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Hamashiach dichtbij gekomen”.


Maar nu horen wij niet meer te wandelen zoals de ongeredde heidenen: “Dit zeg ik dan en getuig ervan in Yahuah, dat u niet meer wandelt zoals de andere heidenen wandelen, in de zinloosheid van hun denken” (Efeze 4:17). Efeze 4:17-19 geeft een goede beschrijving van hoe wij waren voordat we gered waren. Maar wanneer een mens de waarheid te weten komt die in Yahusha is, dan hoort hij niet meer te leven zoals voorheen, zoals de ongeredden (Efeze 4:20-32).


Als geredde gelovigen moeten wij een zekere afstand houden van de geredde: Laat niemand u misleiden met inhoudsloze woorden, want om deze dingen komt de toorn van Yahuah over de kinderen van de ongehoorzaamheid. Wees dan hun metgezellen niet (Efeze 5:6-7). We horen geen ongelijk span te vormen met ongelovigen (2 Korinthiërs 6:14-18). Vermits wij niet langer in de duisternis zijn (zie Johannes 8:12; Kolossenzen 1:13; 1 Petrus 2:9 en 1 Thessalonicenzen 5:5-8) zullen wij moeten wandelen in het licht, “als kinderen van het licht” (Efeze 5:8).


Wij hebben de oude mens uitgetrokken (Kolossenzen 3:9; Efeze 4:22) en hebben ons bekleed met de nieuwe mens (Kolossenzen 3:10; Efeze 4:24). Vermits wij in Yahusha zijn, zijn wij “een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan, zie, alles is nieuw geworden” (2 Korinthe 5:17). Daarom zullen we niet verder een leven van zonde willen leven.


We weten uit 1 Thessalonicenzen 4:5 dat de heidenen “Yahuah niet kennen”. Maar de gelovige kent Yahuah (lees Johannes 17:3 en 1 Johannes 5:20). Als iemand de levende Elohim kent, dan zal dat een verschil maken in de manier waarop hij leeft!


Titus 3:3 geeft een goede beschrijving van ons leven voordat wij gered waren: “Want ook wij waren voorheen onverstandig, ongehoorzaam, dwalend, verslaafd aan allerlei begeerten en hartstochten, levend in slechtheid en afgunst, hatelijk en elkaar hatend”. Maar Yahusha heeft een VERSCHIL gemaakt (lees Titus 3:4-7). Wat zou de gelovige dan dagelijks moeten onderhouden (lees Titus 3:8)? Met andere woorden: wij moeten vruchtbaar zijn (Titus 3:14).


We zouden niet meer mogen leven naar de begeerten die er vroeger waren: “Word als gehoorzame kinderen niet gelijkvormig aan de begeerten die er vroeger in de tijd van uw onwetendheid waren”. Want nu werkt Yahuah in ons: “want het is Yahuah, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen” (Filippenzen 2:13). Toch heeft Yahuah ons niet praktisch bevrijd van de aanwezigheid van zondige verlangens (lees Romeinen 7:15-25), maar toch, omdat we gered zijn, hebben wij ook een verlangen om “niet meer naar de begeerten van mensen, maar naar de wil van Yahuah te leven” (1 Petrus 4:2). Waarvoor is de Messias in de wereld gekomen?: “om Uw wil te doen, o Elohim” (Hebreeën 10:7). De Messias had een grote honger om Yahuah Zijn werk te volbrengen: “Mijn voedsel is dat Ik de wil doe van Hem Die Mij gezonden heeft en Zijn werk volbreng” (Johannes 4:34). Dat zou ook bij ons zo moeten zijn, ieder op zijn bepaalde plaats in het leven: Yahuah Zijn werk volbrengen. Yahusha bad dat niet Zijn wil maar Yahuah Zijn wil zou geschieden (Lukas 22:42), en zo horen wij ook te bidden.


Lees in 1 Thessalonicenzen 5:16-18 drie dingen die Yahuah Zijn wil zijn voor ons leven: Verblijd u altijd. Bid zonder ophouden. Dank Yahuah in alles. Want dit is de wil van Yahuah in Yahusha de Messias voor u”.


Als we werkelijk gered zijn, zullen ongeredden en familieleden mettertijd een groot verschil zien in onze levens en zij zullen het vreemd en ongewoon vinden: “Want wij hebben de voorgaande tijd van ons leven lang genoeg de wil van de heidenen gedaan en gewandeld in uitingen van losbandigheid, begeerten, dronkenschap, zwelgpartijen, drinkgelagen en allerlei walgelijke afgoderij. Daarbij bevreemdt het hun dat u niet meeloopt in dezelfde uitbarsting van losbandigheid, en zij belasteren u (1 Petrus 4:3-4). Lees ook Psalm 40:2-4.


FEIT NUMMER 6 – De gelovige moet afgescheiden zijn, niet geïsoleerd.


Lees Johannes 15:18-19: de wereld haat de gelovige omdat zij de Yahusha de Messias eerder al gehaat heeft en omdat wij niet van deze wereld zijn en Yahuah ons uit de wereld uitverkoren heeft.


Lees Johannes 17:6-19: hier bidt de Yahusha de Messias voor Zijn discipelen. Waarom haatte de wereld hen?: “omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben” (vers 14). Maar de Messias vroeg de Vader niet om Zijn discipelen uit de wereld te nemen maar dat Hij hen zou bewaren voor de boze (vers 15). Zijn discipelen waren niet van de wereld (vers 16), en ook de Messias was niet van de wereld (vers 16). Maar de Vader zond Yahusha in de wereld (vers 18), en Yahusha zond de discipelen in de wereld.


De discipelen waren in de wereld (Johannes 17:11) maar zij waren niet van de wereld (Johannes 17:16). Niet ieder die in de wereld is, is daarom van de wereld.


Als kinderen van Yahuah leven wij te midden van een verkeerd en ontaard geslacht, waaronder u schijnt als lichten in de wereld” (Filippenzen 2:15). Dit vers leert dat wij niet als monniken afgezonderd moeten leven, ergens in een klooster, of als een kluizenaar. Wij moeten in de wereld schijnen als lichten, maar we zijn niet van de wereld doordat we niet leven naar de geest en het gedrag van de wereld!


Om heilig te zijn in onze dagelijkse wandel moeten wij een afgescheiden en rechtschapen leven leiden te midden van een wereld die kwaadaardig is en Yahusha haat. Deze wereld is niet onze “thuis”. Wij zijn hier “vreemdelingen” en “bijwoners” (1 Petrus 2:11; Hebreeën 11:13)! Onze ware thuis en ons waar burgerschap is in de hemelen (Filippenzen 3:20, en vergelijk Johannes 14:1-3). Ook Yahusha had op aarde geen thuis (Lukas 9:58).


Lees 2 Korinthe 5:20: “Wij zijn dan gezanten namens Yahusha Hamashiach, alsof Yahuah Zelf door ons smeekt. Namens Yahusha Hamashiach smeken wij: laat u met God verzoenen”. En in Handelingen 1:8 zegt Yahusha de Messias: “en u zult Mijn [= van Yahusha, niet van Yahuah!!] getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde”. Als wij dan Yahusha de Messias vertegenwoordigen in de wereld dan moeten wij ervoor waken onszelf “onbesmet te bewaren van de wereld” (Jakobus 1:27),niet aan deze wereld gelijkvormig te worden (Romeinen 12:2), en de wereld niet lief te hebben (1 Johannes 2:15), want hij die een vriend is van de wereld is een vijand van Yahuah(Jakobus 4:4). De wereld zal voorbijgaan (1 Johannes 2:17) maar wie de wil van Yahuah doet blijft tot in eeuwigheid (1 Johannes 2:17).


De wereld houdt er niet van te denken aan Yahuah en Zijn Woord. De wereld is niet dankbaar voor wat Yahusha gedaan heeft aan het kruis op Golgotha; het is hen zelfs dwaasheid: “Want het woord van het kruis is voor hen die verloren gaan wel dwaasheid, maar voor ons die behouden worden, is het een kracht van Yahuah” (1 Korinthe 1:18). Bent u dankbaar dat u niet langer van de wereld bent?


“En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van Yahuah is” (Romeinen 12:2).


De Messias at en ging om met zondaars en tollenaars (Lukas 5:30-31; 15:1-2; 19:2, 5). Hij stond toe dat zondaars Hem aanraakten (Lukas 7:37-39). Yahusha werd gekruisigd samen met slechte mensen (Lukas 23:33). Noot: niet enkel werd Hij gekruisigd met slechte mensen, Hij werd gekruisigd voor mensen (zie 1 Petrus 3:18). Lees Lukas 5:30-32: “En hun schriftgeleerden en de Farizeeën morden tegen Zijn discipelen en zeiden: Waarom eet en drinkt u met tollenaars en zondaars? Maar Yahusha antwoordde en zei tegen hen: Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn. 32 Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars”. Hier zien we de reden waarom Yahusha at met tollenaars en zondaars: om onrechtvaardigen tot bekering te roepen


De Messias was nochtans “afgescheiden van de zondaars” (Hebreeën 7:26). Een persoon kan zich bij zondaars bevinden en tegelijk afgescheiden zijn van zondaars! Het is niet fout om in de nabijheid van zondaars te zijn. Het is echter zondig de raad en de weg van zondaars te volgen (zie Psalm 1:1). Echter, onze nauwe vrienden zullen enkel dezen zijn die Psalm 119:63 beschrijft: “Ik ben een metgezel van allen die U vrezen en die Uw bevelen in acht nemen. Een té nauwe band met ongelovigen zal de gelovige naar beneden halen (zie 1 Korinthiërs 15:33; 2 Korinthiërs 6:14; Jakobus 4:4; 1 Johannes 2:15).


Maar het is Yahuah Zijn verlangen “dat alle mensen zalig worden en tot kennis van de waarheid komen” (1 Timotheüs 2:3-4). Dit zou ook ons verlangen moeten zijn (zie Efeze 5:1). Ook moeten we bidden voor de ongeredden (zie 1 Timotheüs 2:1; vergelijk Romeinen 10:1).


De gelovige in Yahusha de Messias heeft bepaalde verantwoordelijkheden jegens alle mensen omdat hij de Messias vertegenwoordigt in de wereld:


  1. Hij moet een getuige van Yahusha zijn voor alle mensen (Handelingen 1:8).

  2. Hij moet een gezant zijn namens de Messias (2 Korinthe 5:20).

  3. Hij moet het evangelie prediken aan alle mensen (Markus 16:15).

  4. Hij moet alle volkeren onderwijzen (discipelen maken) (Mattheüs 28:19).

  5. Hij moet schijnen als een licht te midden van een verdraaid geslacht (Filippenzen 2:15; vgl. Mattheüs 5:16).

  6. Hij moet goed doen aan alle mensen (Galaten 6:10; 1 Thessalonicenzen 5:15).

  7. Hij moet wandelen met wijsheid bij hen die buiten zijn (Kolossenzen 4:5; vgl. 1 Korinthiërs 9:19-23; 10:32).

  8. Hij moet op gepaste wijze wandelen ten opzichte van hen die buiten staan (1 Thessalonicenzen 4:12; vgl. Romeinen 12:17).

  9. Hij moet smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen doen voor alle mensen (1 Timotheüs 2:1).

  10. Hij moet voor zover het van hem afhangt, in vrede leven met alle mensen (Romeinen 12:18; Hebreeën 12:14).

  11. Hij moet iedereen in ere houden (1 Petrus 2:17). “In ere houden” betekent gepast respect geven. Vergelijk Titus 3:2: “dat zij niemand belasteren, niet strijdlustig zijn maar welwillend, en alle zachtmoedigheid bewijzen aan alle mensen. “

  12. Hij moet een goed getuigenis hebben van buitenstaanders (1 Timotheüs 3:7; 3 Johannes 12).


Amen en Shalom