De Bergrede in context

1. DE ZALIGSPREKING

We beginnen met het lezen van Mattheüs 5:1-12!

Mattheüs leidt de bergrede als volgt in: “Toen Yahusha de Messias de menigte zag, ging Hij de berg op, en nadat Hij was gaan zitten, kwamen Zijn discipelen bij Hem. “


Over deze woorden is al het een en ander te zeggen. Waarom moest Mattheüs dit allemaal vermelden? Dat Yahusha de menigte zag, dat Hij de berg op ging, en nadat hij was gaan zitten, dat Zijn discipelen bij Hem kwamen? De sleutel vinden we in het woord “Welzalig”. Dit griekse woord ‘makarios’ komt in de ‘Septuaginta’ overeen met het hebreeuws woord “esher” ALEPH-SHIN-RESH.


Nu gaan wij kijken in de Bijbel waar dit woord het eerst voorkomt: Dit komt voor het eerst voor in Deut. 33:29a: “Welzalig bent u, Israël! Wie is zoals u? U bent een volk dat door Yahuah verlost is.”


Dit woord wordt vaak vertaald met ‘zalig’, maar dat is niet juist. Yahusha doet hier geen ‘zalig-verklaringen’. Het woord kan beter vertaald worden met ‘gelukkig’. Omdat het toch wel om een geestelijk geluk gaat en niet om een werelds geluk kan het ook vertaald worden met ‘gelukzalig’ of ‘welzalig’. (Psalm 1:1, Psalm 2:12, 32:1, enz)


Psalm 1:1-2 “Welzalig de man die niet wandelt in de raad van de goddelozen, die niet staat op de weg van de zondaars, die niet zit op de zetel van de spotters, maar die zijn vreugde vindt in de wet van Yahuah en Zijn wet dag en nacht overdenkt.”


Psalm 146:5 ”Welzalig is hij die de Elohim van Jakob tot zijn hulp heeft, die zijn verwachting stelt op Yahuah, zijn Elohim,”


De Profeet

Mattheüs is de man die Yahusha benoemd als de Profeet. De Schrift leert in Johannes.1:21: “Bent U de Profeet”. Zie ook Johannes 1:25. Johannes 7:40 “Hij is werkelijk De Profeet”.


Over deze profeet heeft Mozes al gesproken in Deuteronomium 18 15-19: “Een Profeet, uit het midden van u, uit uw broederen, als mij, zal u Yahuah, uw Elohim, verwekken; naar Hem zult gij horen; Naar alles, wat gij van Yahuah, uw Elohim, aan Horeb, ten dage der verzameling, geëist hebt, zeggende: IK zal niet voortvaren te horen de stem van Yahuah, mijns Elohim, en ditzelve grote vuur zal ik niet meer zien, dat ik niet sterve. Toen zeide Yahuah tot mij: Het is goed, wat zij gesproken hebben. Een Profeet zal Ik hun verwekken uit het midden hunner broederen, als u; en Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en Hij zal tot hen spreken alles, wat Ik Hem gebieden zal. En het zal geschieden, de man, die niet zal horen naar Mijn woorden, die Hij in Mijn Naam zal spreken, van dien zal Ik het zoeken. “


Mattheüs wijst dus Yahusha aan als de Profeet die door Mozes was voorzegt. De Profeet die de draad oppakt waar Mozes het neer moest leggen.


De zaligsprekingen in de bergrede is een rede die tot een climax komt, dus op zichzelf ook een beklimming van een berg. Een berg die Yahusha beklom, een berg des Heeren.


“Zalig zijn de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen”

  • Armen: bedelen

  • van geest: pneuma: geest


Het is niet eenvoudig om hiervan de betekenis op de juiste manier te pakken. Hiervoor moet we even naar Lukas. In Lukas staat ook een beschrijving van de zaligsprekingen: Lukas 6:20-26: 4x “zalig bent u” en 4x “wee u” uitspraken. In Lukas vinden we niet de toevoeging “van geest”. Daarom gaat het hier niet om mensen met weinig verstand. Het woord ‘armen’ heeft te maken met bedelen.

Maar worden nu mensen in armoede gelukkig gesproken? Uit Spreuken 30:7-9 wordt iets gezegd over armoede.

Spreuken 30: 7-9 “Twee dingen heb ik van U gevraagd, onthoud ze mij niet, voordat ik sterf: Houd valsheid en leugentaal ver van mij. En: geef mij geen armoede of rijkdom, voorzie mij van mijn toegewezen deel aan brood.”


De betekenis wordt duidelijk uit Psalm 86:1: “Yahuah, neig Uw oor, verhoor mij, want ik ben ellendig en arm.” David is niet echt een bedelaar te noemen wat armoede betreft. Wat David wel is: een bedelaar naar over zijn geestelijke armoede.


Psalm 72:12-13, Want hij zal de arme redden die om hulp roept, en de ellendige, en wie geen helper heeft. 13 Hij zal de geringe en arme sparen en de ziel van de armen verlossen.


“Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden”

  • Treuren: klagen, wenen,

  • Vertroost: smeken, vertroosten, vermanen,


Dit is een paradoxale uitspraak: Gelukkig zijn zij die treuren. In ons dagelijks leven zouden wij niemand gelukkig prijzen die treurt. Iemand die treurt heeft blijkbaar iets wat niet fijn is.

Twee bijbelteksten uit de Psalmen die iets zeggen over de betekenis van het treuren:

Psalm 119:136 “Beken vol water stromen uit mijn ogen neer, omdat men Uw wet niet in acht neemt.

Psalm 126:5 “Wie met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.”


Genesis 37:35: ”Al zijn zonen en al zijn dochters stonden op om hem te troosten, maar hij weigerde zich te laten troosten en zei: Voorzeker, ik zal treurend naar mijn zoon in het graf afdalen. Zo beweende zijn vader hem.”


In Lukas 4:18-19 leest Yahusha voor uit de rol van Jesaja 61:1-2a. “De Geest van Yahuah is op Mij, omdat Hij Mij gezalfd heeft; Hij heeft Mij gezonden om aan armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken van hart zijn, om aan gevangenen vrijlating te prediken en aan blinden het gezichtsvermogen, om verslagenen weg te zenden in vrijheid, om het jaar van het welbehagen van Yahuah te prediken.”


Jesaja 61:2b-3a: “om alle treurenden te troosten; om aangaande de treurenden van Sion te beschikken dat hun gegeven zal worden sieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een benauwde geest, “


Alleen het stukje over “de dag van de wraak van onze Elohim” wordt overgeslagen.

Het treuren heeft een functie. Wie niet geleerd heeft om te huilen mist ook de diepte van de blijdschap. Degene die hier nu treuren, hebben eerder geleerd om te zien dat men van zichzelf arm is.


“Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven”

Het is wel erg lastig om te begrijpen wat nu met “zachtmoedigen” wordt bedoeld.

Het griekse woord komt overeen met het hebreeuwse woord ‘ANAV. Dit kan verschillend vertaald worden: arm, nederig, bedroefd, zachtmoedig. Mozes is een voorbeeld van zachtmoedigheid en ook Yahusha. Van beide personen weten wij dat ze valse beschuldigingen en vernederingen konden verdragen, maar ook krachtig konden spreken als Yahuah werd belasterd of medemensen onrecht werd aangedaan. Misschien wel de meest onbegrepen karaktereigenschap in de Bijbel.


  • Zachtmoedigen: zachtheid van de geest naar Yahuah toe (zachte klei)

Numeri 12:3 “Maar de man Mozes was zeer zachtmoedig, meer dan alle mensen die op de aardbodem waren.”

Psalm 22:26 “De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden; wie Yahuah zoeken, zullen Hem loven. Uw hart zal voor eeuwig leven.”

Psalm 25:9 “Hij leidt zachtmoedigen in het recht, jod Hij leert zachtmoedigen Zijn weg.”


  • Aarde beërven:

Psalm 37:11 “Maar de zachtmoedigen zullen de aarde bezitten en vreugde scheppen in grote vrede.”


“Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden”

Net als bij de zaligspreking “treuren en vertroosting” is ook hier tegenstrijdige woorden: “hongeren en dorsten” tegen over “verzadigd worden”. Met de gerechtigheid wordt niet alleen de morele gerechtigheid bedoeld, maar ook sociale gerechtigheid. Deze zaligspreking doet denken aan Spreuken 21:21: “Wie gerechtigheid en goedertierenheid najaagt, vindt het leven, rechtvaardigheid en eer.”


Wie denkt hierbij niet aan Psalm 42, aan de messiaanse profetie in Jesaja 11 en de lofzang van Maria?


  • Hongeren en dorsten

Psalm 42:1-4: ”Zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen, zo schreeuwt mijn ziel tot U, o Elohim! Mijn ziel dorst naar Elohim, naar de levende El. Wanneer zal ik binnengaan om voor Elohims aangezicht te verschijnen? Mijn tranen zijn mij tot voedsel, dag en nacht, omdat zij de hele dag tegen mij zeggen: Waar is uw Elohim?”

  • Gerechtigheid (tsedek, tsadiek)

Jesaja 11:4: “Hij zal de armen recht doen in gerechtigheid en de zachtmoedigen van het land zal Hij met rechtvaardigheid vonnissen.”

  • Verzadigd worden

Lukas 1:53: “Hongerigen heeft Hij met goede gaven verzadigd en rijken heeft Hij met lege handen weggezonden.”


“Zalig zijn de barmhartigen, want aan hen zal barmhartigheid bewezen worden”

  • Barmhartigen: merciful,

  • Barmhartigheid: chanan (genadig zijn), richam (ontferming bewijzen)


Hier zien we dat deze 5e zaligspreking aansluit op de 4e: de honger naar gerechtigheid, wordt in praktijk gebracht door het doen van barmhartigheid. We zien in deze zaligspreking ook dat er een wetmatigheid geldt: wanneer je barmhartig bent, zal je barmhartigheid bewezen worden.


Mattheüs 6:14-15: “Want als u de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader u ook vergeven. Maar als u de mensen hun overtredingen niet vergeeft, zal uw Vader uw overtredingen ook niet vergeven.”


Mattheüs 7:2: “Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt; want met het oordeel waarmee u oordeelt, zult u zelf geoordeeld worden; en met welke maat u meet, zal er bij u ook gemeten worden.”


Toch mogen wij onze houding tegenover onze medemens niet laten beïnvloeden door iets daarvoor terug te verwachten, want barmhartigheid is een uiting van liefde en liefde is onvoorwaardelijk!


Psalm 41:2 zegt: “Welzalig is hij die verstandig omgaat met een ellendige; in dagen van onheil zal Yahuah hem bevrijden.”


“Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen zien”

  • Rein: tahowr (schoon, puur)


In deze 6e zaligspreking gaat Yahusha weer een stapje verder. Naast het barmhartig zijn, is het ook belangrijk dat we dit alles doen met een rein hart. Deze zaligspreking is duidelijk een verwijzing naar de messiaanse Psalm 24.


Psalm 24: 3-5: “Wie zal de berg van Yahuah beklimmen? Wie zal staan in Zijn heilige plaats? Wie rein is van handen en zuiver van hart, wie zijn ziel niet opheft tot wat vals is, en niet bedrieglijk zweert. Hij zal zegen ontvangen van Yahuah en gerechtigheid van de Elohim van zijn heil. “


Het antwoord op de vraag uit Psalm 24 lezen we in Psalm 51:12-13: “Schep mij een rein hart, o Elohim, en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest. Verwerp mij niet van voor Uw aangezicht en neem Uw Heilige Geest niet van mij weg. “


Het is Yahuah die ons hart moet vernieuwen. Met de hulp van Zijn Geest hebben we het ook nodig dat ons binnenste dagelijks vernieuwd wordt met een standvastige geest.


Handelingen 15:8-9: “En Yahuah, de Kenner van de harten, heeft getuigenis aan hen gegeven door hun de Heilige Geest te geven, evenals aan ons; en Hij heeft geen onderscheid gemaakt tussen ons en hen, en heeft hun hart door het geloof gereinigd.”


“Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Zijn kinderen genoemd worden”

  • Vredestichters (komt 1x voor in de bijbel, alleen hier)

  • Kinderen van : alleen zij die wedergeboren zijn, zijn kinderen van (Johannes 1:12; 11:52; Romeinen 8:16; 1 Johannes 3:1-10).


Hoe moeten we deze tekst zien? De Statenvertaling vertaalt hier met “vreedzamen”. Dat vind ik geen goede vertaling. Het grieks geeft een handeling weer, een actieve rol in het totstandkomen van vrede. Ook dit staat weer in verband met het voorgaande: Vrede Stichten kan alleen met een rein hart. In de Joodse ethische leer wordt Refidat Shalom, het zoeken naar vrede, beschouwt als een primaire hartsgesteldheid, die dus weer nauw aansluit bij de 6e zaligspreking (reinen van hart). Vrede is volgens het Joodse denken niet iets waar je op moet wachten, maar die je zelf moet bewerken.

Deze zaligspreking sluit aan op: Jesaja 52:7: “Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van hem die het goede boodschap, die vrede laat horen, die een goede boodschap brengt van het goede, die heil laat horen, die tegen Sion zegt: Uw Elohim is Koning.”


Lukas 2:14 “Eer zij aan Yahuah in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen.”


Het vrede stichten komt ook terug in de wapenrusting van Yahuah in Efeze 6:15 “en de voeten geschoeid met bereidheid van het Evangelie van de vrede”.

Het vrede stichten is de aanval openen op de vijand van Yahuah. Dit vinden we al terug in de uitspraak van Yahusha:

Mattheüs 10:34: “Denk niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard”


Net zoals onze huidige vrede het resultaat is van een eerder gestreden oorlog, zo is het ook met de vrede van Yahuah. Nu oorlog voeren zodat er vrede zal volgen. Dit brengt ons bij de 8e zaligspreking.


“Zalig zijn zij die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen”

Met de 8e zaligspreking lijkt de opsomming in een anticlimax te eindigen.


Vervolgd worden om de gerechtigheid is al vanaf het Genesis: Abel werd vervolgd door Kaïn vanwege het offer wat hij bracht. Van vrede lijkt op het eerste gezicht geen sprake als je nu in de vervolging bent. Maar in werkelijkheid is dat schijn. Degene die in de vervolging zijn kennen weldegelijk vrede. Vrede is iets anders dan de afwezigheid van oorlog: Vrede is de aanwezigheid van de Schepper van Hemel en aarde.


Heel bekend is natuurlijk dat David vervolgd werd om de gerechtigheid.

Psalm 55 en Psalm 57 toen David op de vlucht was voor Saul.


“Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij”

Als we de zaligsprekingen opzoeken in Lukas 6, dan zien wij dat er daar 4 zaligsprekingen tegenover 4 wee-u uitspraken. Deze 9e zaligspreking begint ook iets anders dan de vorige 8 zaligsprekingen. De vorige 8 begon met “Zalig zijn”. Deze 9e begint met “Zalig bent u”.


Opmerkelijk is dat het `Zalig bent u´ ook voorkomt in Deut 33:29. “Welzalig bent u, Israël! Wie is zoals u? U bent een volk dat door Yahuah verlost is. “


Zoals ik aan het begin ook al gezegd had wil Mattheus ons hier wijzen op Yahusha als vervulling van de profetie van Mozes over de Profeet die zou komen. Dit is het slot van de afscheidsrede van Mozes. Als we Deuteronomium verder bestuderen en vergelijken met de Bergrede vinden we opmerkelijke overeenkomsten en verschillen. Yahusha sluit Zijn rede af “zalig bent U”; Mozes sloot zijn rede ook af met ‘zalig bent u’. (Deuteronomium 33:29)

Yahusha klimt de berg op voordat hij de zaligsprekingen spreekt; Mozes beklimt na de zaligsprekingen de berg Nebo om te sterven. (Deuteronomium 34:1)


De vorige 8 zaligsprekingen waren algemeen (zalig zijn). Met de 9e zaligspreking zijn we aangekomen op de top van de berg des Heeren. Hier worden wij door Yahusha rechtstreeks aangesproken met “Zalig bent u”. Het 2e opmerkelijke detail is dat Yahusha hier in de 9e zaligspreking nadrukkelijk op zichzelf wijst: “omwille van Mij”. Hier draait het leven van de gelovig om: om Hem.

Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn.


Het slot klinkt als een bemoediging: Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn.

Dit is een opdracht en tegelijk ook een bemoediging. Sommige theologen noemen dit de 10e zaligspreking ook al wordt het woord ‘zalig’ niet genoemd. Deze laatste drie uitspraken van Yahusha vormen in feite een 3 delige top van de berg als sluitstuk op de eerste 7 zaligsprekingen.


“Uw loon is groot in de hemelen”

Bij de eerste zaligspreking zijn we begonnen als armen. Hier aan het eind zijn we rijk!



2. WEES VOLMAAKT

Zout en licht

Mattheüs 5:13-16 “Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout zijn smaak verliest, hoe kan het dan weer zout gemaakt worden? Het dient nergens meer voor, het wordt weggegooid en vertrapt. Jullie zijn het licht in de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Men steekt ook geen lamp aan om hem vervolgens onder een korenmaat weg te zetten, nee, men zet hem op een standaard, zodat hij licht geeft voor ieder die in huis is. Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel.”


Wat hierboven staat is nogal wat. We zijn zout, we zijn licht en onze goede daden moeten mensen ertoe aansporen te eren.


Zout

Dit vers staat direct na het vers van de vervolging. De discipelen mogen weten dat zij zout mogen zijn. Dat is niet iets wat je doet, maar wat je bent. Zout heeft te maken met duurzaamheid (iets voor langere tijd kunnen bewaren) en kwaliteit. Zout heeft smaak en geeft smaak. Zo is het gemaakt. Wanneer het zijn smaak verliest (dat was mogelijk met het zout dat uit de Dode Zee gewonnen werd), dan wordt het weggegooid. Zo zijn ook wij, als volgelingen van Yahusha, gemaakt om kwaliteit en smaak te brengen in onze omgeving. Daarmee kunnen we anderen helpen. Wanneer wij deze smaak verliezen, wie zal ons dan kunnen helpen?


Licht

De Zoon van wordt het licht voor de wereld genoemd (Johannes 8:12). Deze Zoon, Yahusha noemt Zijn volgelingen ook het licht van de wereld. Licht is net zo onmisbaar als zout. Wanneer wij Yahusha volgen zijn we in deze wereld een licht. Het wijst de weg, het is zichtbaar voor iedereen.


Wanneer zijn wij een zichtbaar licht? We zijn in zijn navolging goede werken verrichten, dan. Dan zal het licht zichtbaar schijnen voor iedereen om ons heen.


Goede werken

Het licht wordt dus door de goede werken, die de volgelingen van de Yahusha dienen te doen. Deze goede werken zijn bedoeld om het verschil te maken in deze wereld. Daardoor zijn we zout en licht. Door die goede werken zien anderen een licht schijnen, waardoor ze eer gaan bewijzen aan onze Vader in de hemel (vers 16).


Deze goede werken hebben niet tot doel om in de hemel te komen! Wij ontvangen onze redding doordat het ons zijn Genade geschonken heeft (zie Efeze 2:8 en 9). Deze goede werken zijn bedoeld om iedereen, die Yahuah nog niet kent, in staat te stellen Zijn licht te zien, Zijn zout te proeven als het ware, en Hem te gaan zoeken en vinden. Toeval dat Yahusha in vers 17 vervolgd met de verkondiging dat Hij de Wet niet heeft afgeschaft? natuurlijk niet! Goede werken worden niet gedefinieerd door gevoel of wat mensen ervan vinden, maar de de Thora zelf. Goede werken doen is Thora leven, daarom onderwijst Yahusha in Marcus 12 de schriftgeleerden dat Thora leven is handelen in naastenliefde:


Marcus 12:28-31 “En een van de schriftgeleerden, die hen hoorde redetwisten en wist dat Hij hun goed geantwoord had, kwam naar Hem toe en vroeg Hem: Wat is het eerste van alle geboden? En Yahusha antwoordde hem: Het eerste van alle geboden is: Luister, Israël! Yahuah, onze Elohim, Yahuah is één. En u zult Yahuah, uw Elohim, liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht. Dit is het eerste gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is dit: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Er is geen ander gebod groter dan deze”


3. YAHUSHA EN DE WET

Mattheüs 5:17 ”Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen.”


De kanttekening van de Staten Vertaling:

13) de wet of de profeten te ontbinden;

Dat is de leer der wet of der profeten te veranderen, of teniet te doen.

14) vervullen.

Dat is te verklaren, te onderhouden, en wat tevoren afgebeeld en voorzegd is te volbrengen.


Mattheüs 5: 18 ”Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is.”


Jota = kleinste letter van het griekse alfabet, vergelijkbaar met de ‘jot’.

Tittel = de kleine haakjes aan de letters die het onderscheid maken tussen een ‘resh’ = R en de ‘dalet’ = D.


Niet te verwarren met de klinkertekens onder of naast de letters. de stippen en streepjes. De klinkertekens zijn pas toegevoegd door de zgn. Masoreten in 200-300 n.Chr. Vandaar de benaming ‘masoretische tekst’. De klinkertekens geven aan welke klinkers er gelezen moet worden.


Mattheüs 5:19 “Wie dan een van deze geringste geboden afschaft en de mensen zo onderwijst, zal de geringste genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en onderwijst, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen.”


Vergelijk deze tekst met Jakobus. 2:10: “Want wie de hele wet in acht neemt, maar op éénpunt struikelt, die is schuldig geworden aan alle geboden.”


Mattheüs 5: 20 ”Want Ik zeg u: Als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en de Farizeeën, zult u het Koninkrijk der hemelen beslist niet binnengaan.”


Misschien komt deze tekst bij u wat vreemd over. De schriftgeleerden en de Farizeeën deden wel voorkomen of ze zo nauwgezet de Thora naleefden, maar in werkelijkheid was dit wel anders. Dit zien we in de verzen die komen.


Yahusha en de traditie

In deze bijbelfragmenten lezen we behalve bij vers 23, zes maal de woorden “U hebt gehoord” en zeven maal “ik zeg u”. Dit is toch vaak uitgelegd alsof hiermee toch wordt gezegd dat de Wet voor het Oude Testament was en dat Yahusha een betere Wet bracht voor het Nieuwe Testament. Als we goed lezen zien we dat het niet Yahusha was die de Thora ontbindt, maar het waren de Farizeeën en schriftgeleerden die dit deden. In de verzen die komen, noemt Yahusha 7 voorbeelden hoe de schriftgeleerden en de Farizeeën in de praktijk de Thora juist ontbonden in plaats van vervullen.


Mattheus 23:2-5 ”De schriftgeleerden en de Farizeeën (zijn gaan) zitten op de stoel van Mozes; daarom, al wat zij u zeggen dat u in acht moet nemen, neem dat in acht en doe het; maar doe niet naar hun werken, want zij zeggen het, maar doen het zelf niet. Want zij binden lasten samen die zwaar zijn en moeilijk om te dragen, en zij leggen ze op de schouders van de mensen; maar zij willen die zelf met geen vinger verroeren. Al hun werken doen zij om door de mensen gezien te worden, want zij maken hun gebedsriemen breed en de kwastjes aan hun kleren groot.”


Het juk dat niet te dragen is

Jesaja 58:9 “Dan zult u roepen en Yahuah zal antwoorden, dan zult u om hulp roepen en Hij zal zeggen: Zie, hier ben Ik. Als u het juk uit uw midden wegdoet, het uitsteken van de vinger en het uitspreken van ongerechtigheid;”


Handelingen 15:10 ”Welnu dan, waarom verzoekt u Yahuah door een juk op de hals van de discipelen te leggen dat onze vaderen en ook wij niet hebben kunnen dragen?”


Het is dus niet de Thora die te zwaar was, maar de regels die er bij gemaakt waren maakten de geboden zwaar.


Rechtbank

Mattheüs 5:21-22 ”U hebt gehoord dat tegen de ouden gezegd is: U zult niet doden; en: Wie doodt, zal door de rechtbank schuldig bevonden worden. Maar Ik zeg u: Al wie ten onrechte boos is op zijn broeder, zal schuldig bevonden worden door de rechtbank. En al wie tegen zijn broeder zegt: Raka! zal schuldig bevonden worden door de Raad; maar al wie zegt: Dwaas! die zal schuldig bevonden worden tot het helse vuur.”


“U hebt gehoord” - Yahusha spreek hier tegen ongeletterden, die niet konden lezen en schrijven.


Het ‘U zult niet doden’ staat in de ’10 woorden’. Wat is er daar nu mis mee? Dit is er mis: De overtreding wordt alleen betrokken op de rechtbank en Yahuah komt helemaal niet meer aan bod. De zonde is geworden een overtreding voor de rechtbank. Yahusha brengt zonde terug naar wat het is: Het is een overtreding tegen Yahuah.


In opklimming van zwaarte komen er 3 voorbeelden. Er is verschil tussen de plaatselijke rechtbank voor kleinere gevallen en de Raad of Hoge Raad in Jeruzalem voor de grote zaken.


RAKA

Yahusha komt hier met wat er wel voor de rechtbank moet komen: “wie tegen zijn broeder zegt: Raka!” RAKA = leeg (leeghoofd).


DWAAS

Is het helse vuur niet een beetje erg overdreven? Dwaas staat in de bijbel tegenover ‘wijsheid’ (= godsvrucht). “Een dwaas zegt in zijn hart er is geen Elohim” (Psalm 14:1). Dit woord ‘dwaas’ wordt ook gebruikt in de gelijkenis van de 5 dwaze en 5 wijze maagden en de gelijkenis van de dwaze bouwer. De Farizeeën waren nogal veroordelend ingesteld en oordeelden ook over iemands geestelijk leven al snel als dwaas; “ongelovige”, “je gaat naar de hel!”. Yahusha keert het nu om: Als je iemand een dwaas noemt, ga je naar de hel.


Verzoening

Mattheüs 5:23 ”Als u dan uw gave op het altaar offert en u zich daar herinnert dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar bij het altaar achter en ga heen, verzoen u eerst met uw broeder en kom dan terug en offer uw gave. Stel u zo snel mogelijk welwillend op tegenover uw tegenpartij, terwijl u nog met hem onderweg bent; opdat de tegenpartij u niet misschien aan de rechter overlevert en de rechter u aan de gerechtsdienaar overlevert en u in de gevangenis geworpen wordt. Voorwaar, Ik zeg u: U zult daar beslist niet uitkomen, voordat u de laatste kwadrant betaald hebt.”


Hier zien we dat de ouden wel druk waren met het offeren en het houden aan regeltjes, maar zich niet werkelijk verzoening wilden met hun broeder of tegenpartij.


Overspel

Mattheüs 5:27-30 ”U hebt gehoord dat tegen het voorgeslacht gezegd is: U zult geen overspel plegen. Maar Ik zeg u dat al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, in zijn hart al overspel met haar gepleegd heeft. Als dan uw rechteroog u doet struikelen, ruk het uit en werp het van u weg, want het is beter voor u dat een van uw lichaamsdelen te gronde gaat en niet heel uw lichaam in de hel geworpen wordt. En als uw rechterhand u doet struikelen, hak hem af en werp hem van u weg, want het is beter voor u dat een van uw lichaamsdelen te gronde gaat en niet heel uw lichaam in de hel geworpen wordt.”


De woorden ‘u zult geen overspel plegen’ komt ook weer uit de 10 woorden. Daar is weer op zichzelf niets mis mee. Wat er wel mis is: De ouden hielden zich alleen maar aan de letterlijke woorden, maar het ging niet dieper. Yahusha stelt het hier uiterst scherp: als uw rechteroog ook u doet struikelen, ruk het uit. Het is natuurlijk niet de bedoeling dit daadwerkelijk uit te voeren. Het is een vergelijking om de ernst van het zondigen uit te beelden. De diepgang zit hem in het breken van een verbond, wat voor Yahuah een heel serieuze aangelegenheid is.


Echtscheiding

Mattheüs 5:31-32 ”Er is ook gezegd: Wie zijn vrouw verstoot, moet haar een echtscheidingsbrief geven. Maar Ik zeg u dat wie zijn vrouw verstoot om een andere reden dan hoererij, maakt dat zij overspel pleegt; en wie met de verstotene trouwt, pleegt ook overspel.”


Ook dit zijn weer woorden uit de Thora (Deuteronomium 24:1-4). Een echtscheidingsbrief was bedoeld als bescherming voor de vrouw, maar hiermee was niet bedoeld om de echtscheiding zijn wil te maken. In Deuteronomium 24 staat nog een beperkende zin die Yahusha weggelaten heeft: “omdat hij iets schandelijks aan haar gevonden heeft”. Hoe zit het nu met die ‘tittel’ en die ‘jota’? Er waren twee theorieën over de uitleg van wat verstaan moet worden onder ‘schandelijk’. Hillel hield een ruimere opvatting terwijl Sjammai een striktere uitleg gaf nl. ‘hoererij’. Er is nog een traditie die zei dat de uitvoering van de striktere uitleg van Sjammai ingevoerd zal worden wanneer de Messias zou komen. Zie hier: De Messias was gekomen!


Eed zweren

Mattheüs 5:33,37 ”Verder hebt u gehoord dat tegen de ouden gezegd is: U zult de eed niet breken, maar u zult voor de Heere uw eden houden. Maar Ik zeg u: Zweer in het geheel niet, niet bij de hemel, want dat is de troon van Yahuah; niet bij de aarde, want dat is de voetbank van Zijn voeten; en ook niet bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote Koning. Ook bij uw hoofd mag u niet zweren, want u kunt niet één haar wit of zwart maken; ..... 37 laat uw woord ja echter ja zijn en uw nee nee; wat hierboven uitgaat, is uit de boze.”


Ook dit zijn weer woorden rechtstreeks uit de Thora.

Leviticus 19:12 ”U mag geen valse eed afleggen in Mijn Naam, en zo de Naam van uw Elohim ontheiligen. Ik ben Yahuah.”


De wet van het eed zweren was een wet die door Yahuah gegeven was. Het ging echter mis in de praktijk. In de praktijk was het zo geworden dat een ‘ja’ en ‘nee’ verschillende gewichten werd gehangen afhankelijk van het zweren.

  • zonder eed. Dan mag je zelf kijken of je er aan houdt of niet.

  • zweren bij de hemel, de aarde of de zon. Dit is niet echt zweren, dus mag verbroken worden.

  • zweren bij . Alleen deze mag niet verbroken worden.


Zo was het ‘ja’ en ‘nee’ krachteloos geworden.


Oog om oog

Mattheüs 5:38 ”U hebt gehoord dat er gezegd is: Oog voor oog en tand voor tand. Ik zeg u echter dat u geen weerstand moet bieden aan de boze; maar wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe; en als iemand u voor het gerecht wil dagen en uw onderkleding nemen, geef hem dan ook het bovenkleed; en wie u zal dwingen één mijl te gaan, ga er twee met hem. Geef aan hem die iets van u vraagt, en keer u niet af van hem die van u lenen wil.”


Vaak wordt dit gezien als een gebod welke wel goed was voor het Oude Testament, maar niet meer voor het Nieuwe Testament.


Laten we de context bestuderen: Deuteronomium 19:21. “En uw oog zal niet verschonen; ziet om ziel, oog om oog, tand om tand, hand om hand, voet om voet.”


Laten we hier even de context van bekijken: Deuteronomium 19: 15-21.

In de context van Deuteronomium gaat het om een rechtspraak onder broeders. De context van de woorden in Mattheüs staat naar mijn mening niet in de context van een rechtspraak onder broeders. Yahusha vervolgt zijn woorden met ‘Ik zeg u echter dat u geen weerstand moet bieden aan de boze’. Ook het volgende onderwerp ‘heb uw vijanden lief’ geeft mij de ruimte om te denken dat Zijn woorden niet in het verband staan tot een rechtspraak onder broeders, maar tot een rechteloze situatie onder vijanden.


Er zijn nog twee redenen om te denken dat Yahusha dit plaatst in een ander verband. het ‘oog om oog’ was een wet die niet zonder een rechtspraak uitgevoerd mocht worden. Van een eerlijke rechtsproces was niet altijd sprake. Bij de veroordeling van Stefanus huurde men valse getuigen in. Ook de Romeinse overheersing was een grote inbreuk op het rechtsgang. Bovendien was de regel van ‘oog voor oog en tand voor tand’ bedoeld om een rechtvaardige rechtsgang te bewerkstelligen onder broeders. Vanwege de verdraaiing van het recht en de romeinse overheersing geeft Yahusha hier tegenover een andere wet voor situaties die niet broederlijk zijn maar vijandig.


Geen weerstand bieden aan de boze.

Geen weerstand bieden aan de boze. Dat had men niet verwacht om te horen! Maar het geen weerstand bieden tegen de boze is iets anders dan een passieve houding aannemen. Verre van dat! Het hart moet actief aan de slag! Keer ook de andere toe! Niet letterlijk. Er komen 3 voorbeelden: het gerecht, de dwang en het lenen. Nogmaals dit is een vijandige situatie. Een geestelijk vijandige situatie. In zulk een oorlogssituatie helpt geen weerstand. Hier helpt liefde! Zorg dat je vijand sprakeloos wordt!


Naaste liefhebben

Mattheüs 5:43-47 ”U hebt gehoord dat er gezegd is: U moet uw naaste liefhebben en uw vijand moet u haten. Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen; zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, Die in de hemelen is, want Hij laat Zijn zon opgaan over slechte en goede mensen, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want als u hen liefhebt die u liefhebben, wat voor loon hebt u dan? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? En als u alleen uw broeders groet, wat doet u meer dan anderen? Doen ook de tollenaars niet zo?”


Ook dit komt weer uit de Thora. Wat is er nu mis? “U moet uw naaste liefhebben” dat levert geen probleem op, maar hoe zit het met “en uw vijand moet u haten”.


Psalm 139 vers 21 leert: “Zou ik niet haten, Yahuah! die U haten? en verdriet hebben in degenen, die tegen U opstaan?”


Het probleem zit niet in het ‘haten’ maar in het ‘moeten’. Je mag je vijanden haten, het is beter van niet, maar het is zeker geen moeten, het is geen gebod. Nu gaat Yahusha het gebod van de liefde tegenover je naaste breed uitmeten, zoals niemand het nog gedaan had: Het liefhebben van je vijand, want zij zijn ook je naaste.


Volmaaktheid

Mattheüs 5:48 ”Weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.”


Voor het woord ‘volmaakt’ staat er In het grieks ‘teleos’. Dit woord kan verschillende betekenissen hebben: voltooid, compleet of perfect. Via de Septuaginta weten we wat de hebreeuwse tegenhanger is. Dat kunnen er in ieder geval twee zijn: Tamiym of Shalem.


Laten we gaan naar de eerste keer dat dit woord ‘volmaakt’ in de Bijbel voorkomt: Het woord ‘volmaakt’ komen we voor het eerst tegen in Genesis 6:9. Dit woord ‘tamiym’ (TAV-MEM-JOD-MEM) komt vaker voor:


Genesis 6:9: “Dit zijn de afstammelingen van Noach. Noach was een rechtvaardig, oprecht (tamiym / teleios) man onder zijn tijdgenoten. Noach wandelde met Elohim.”


Genesis 17:1: “Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen Yahuah aan Abram en zei tegen hem: Ik ben El (God), de Almachtige! Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht (tamiym)”


Leviticus 22:21: “En als iemand Yahuah een dankoffer aanbiedt als inlossing van een gelofte of als een vrijwillige gave uit de runderen of het kleinvee, dan moet het zonder enig gebrek (tamiym) zijn, wil het u ten goede komen. Er mag geen enkel gebrek aan zijn.”


Deuteronomium 18:13: “Oprecht (tamiym / teleios) moet u zijn tegenover Yahuah, uw Elohim.”


Deuteronomium 32:4: “Hij is de rots, Wiens werk volmaakt (tamiym ) is , want al Zijn wegen zijn een en al recht. El (God) is waarheid en geen onrecht; rechtvaardig en waarachtig is Hij”.


In de hebreeuwse B’rith Hachadassa staat hier het hebreeuwse woord Shalem. Dat heeft de betekenis van volkomen of perfect.


1 Koningen 8:61: “Laat uw hart volkomen (shalem) met Yahuah, onze Elohim, zijn, door te wandelen overeenkomstig Zijn verordeningen en Zijn geboden in acht te nemen, zoals op deze dag.”


Met deze 6 tekstverwijzingen kunnen we de woorden van Yahusha beter begrijpen. is volmaakt, en het bokje wat geofferd moest worden moest volmaakt zijn, zonder enig gebrek. Kijken we naar de eerste tekstverwijzing dan begrijpen we dat Yahusha ons ook oproept na onze bekering ons best te doen volmaakt te leven, belangrijk hierin is dit te doen vanuit een oprechte bedoeling en hart. Ook Jakobus koppelt in de tekst hieronder volmaakt zijn aan oprecht handelen en het best doen niet te kort te schieten.


Het griekse woord ‘teleios’ komt in het NT nog een paar keer voor. Ik noem er drie van:


Efeze 4:13: “totdat wij allen komen tot de eenheid van het geloof en van de kennis van de Zoon van Yahuah, tot een volwassen (teleios) man, tot de maat van de grootte van de volheid van Hamashiach,”


Filippenzen 3:15: “Laten wij dan, die geestelijk volwassen (teleios) zijn, deze gezindheid hebben; en als u iets anders gezind bent, ook dat zal Yahuah u openbaren.”


Jakobus 1:4: ”Maar laat die volharding ook volledig mogen doorwerken, opdat u volmaakt (teleios) bent en geheel oprecht, en in niets tekort schiet.”


4. Bidden

Het onze Vader vanuit drie Gezichtspunten

  • Onze Vader bezien vanuit de Hebreeuwse Traditie

  • Onze Vader bezien vanuit de Thora

  • Onze Vader bezien vanuit de Profeten


Mattheüs 6:5-8 ”En wanneer u bidt, zult u niet zijn als de huichelaars; want die zijn er zeer op gesteld om in de synagogen en op de hoeken van de straten te staan bidden om door de mensen gezien te worden. Voorwaar, Ik zeg u dat zij hun loon al hebben. Maar u, wanneer u bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader, Die in het verborgene is; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden. Als u bidt, gebruik dan geen omhaal van woorden zoals de heidenen, want zij denken dat zij door de veelheid van hun woorden verhoord zullen worden. Wordt dan aan hen niet gelijk, want uw Vader weet wat u nodig hebt, voordat u tot Hem bidt.”


Binnenkamer

grieks [kryptos = verborgen, gesloten]

hebreeuws: mictar = verborgen plaats of geheime plaats


Jesaja 45:3 ”En Ik zal u geven schatten die in het duister zijn, verborgen (mictar) rijkdommen, opdat u zult weten dat Ik Yahuah ben, Die u bij uw naam roept, de Elohim van Israël.”


Jeremia 13:17 ”Als u dan nog niet luistert, zal mijn ziel wenen op verborgen plaatsen (mictar) vanwege de hoogmoed, bitter schreien, ja, tranen stromen er uit mijn ogen naar beneden, want de kudde van Yahuah is gevangen weggevoerd.”


Jeremia 23:24 ”Zou iemand zich op verborgen plaatsen (mictar) kunnen verbergen en zou Ík hem niet zien? spreekt Yahuah.”


De woorden ‘kryptos’ en ‘michtar’ geven aan dat het gaat om een verborgen plaats, maar staat ook in verband met rijkdommen die verborgen liggen.


Omhaal van woorden

Omhaal van woorden. [grieks: battalogeo=stotteren] beter vertaald zou er moeten staan: Voortdurende herhaling van woorden. In het heidendom worden er soms met mantra’s gebeden waarin bepaalde zinnen keer op keer worden herhaald. Zie hierbij het gebed van de Baäl-priesters op de Karmel.


Uw Vader weet wat u nodig hebt

Als Yahuah al weet wat wij nodig hebben waarom zouden wij dan bidden? Zoals Yahusha het uitlegt gaat het bij het bidden niet om dat wij Yahuah tot actie moeten bewegen, maar gaat het erom dat wij bewogen worden om tot Yahuah Zijn troon komen. Het gebed is niet het inleveren van ons verlanglijstje, maar het gebed is het inzien wat er op Yahuah Zijn verlanglijstje voor ons staat.


Jesaja 65:24: “Ik zal hun antwoorden nog voor ze mij roepen, ik zal hen verhoren terwijl ze nog spreken.”


Bidt u dan zo

Dit kan verschillend worden uitgelegd: Er zijn twee mogelijkheden:

  • precies zo en niet anders.

  • op deze manier, als leidraad, met soortgelijke indeling of bewoordingen.


In de Joodse traditie zijn formuliergebeden heel gebruikelijk. In de recente geschiedenis van de kerk zien wij ook erg de waarde van het vrije gebed. Ik denk dat beide vormen waardevol zijn. Het gebruik van het één moet het gebruik van het ander niet uitsluiten.



5. HET ONZE VADER

Indeling

Het gebed bestaat uit 6 of 7 gebeden. Het verschil zit in de bede ‘lijdt ons niet in verzoeking maar verlos ons van de boze’.


  1. Aanspraak

    • Onze Vader, die in de hemelen zijt

  2. Drie ‘uw’ gebeden

    • Uw Naam worde geheiligd

    • Uw Koninkrijk kome

    • Uw wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op de aarde

  3. Drie ‘ons’ gebeden

    • Geef ons heden ons dagelijks brood

    • En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren vergeven

    • En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.

  4. Lofprijzing

    • Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen


Dit gebed is als de Mount Everest naast alle andere gebeden die er zijn. Het schittert door zijn eenvoud van woorden samen met de diepte van de inhoud. Dit gebed mag zonder twijfel het mooiste en meest volmaakte gebed genoemd worden. Het is als een geestelijke broodtrommel vol gestopt met voedsel voor onderweg.


“Onze Vader, Die in de hemelen zijt”

We komen de woorden ‘onze Vader’ al vroeg tegen in de Bijbel; in het boek Jesaja:


Jesaja 63:16: “Toch bent U onze Vader, want Abraham weet van ons niet en Israël kent ons niet. U, Yahuah, bent onze Vader; onze Verlosser van oude tijden af is Uw Naam.”


Jesaja 64:8: “Maar nu, Yahuah, U bent onze Vader! Wij zijn het leem en U bent onze Pottenbakker: wij zijn allen het werk van Uw handen.”


“Die in de hemelen zijt”

Het woord ‘hemelen’ staat in het meervoud. Dit komt ons misschien onbekend voor. Wij spreken meestal over ‘de hemel’ in enkelvoud. In Genesis 1:1 komt dit woord voor het eerst voor: shamayim. Er zijn meer meervoudsvormen in dit verband: Elohim en Rechamim (goedertierenheden).


De woorden ‘Die in de hemelen zijt’ verwijst naar het gebed van Salomo in 1 Koningen 8.


12 verzen hemel in 1 Koningen 8:

  1. 1 Koningen 8:22 “Toen ging Salomo voor het altaar van Yahuah staan, tegenover heel de gemeente van Israël, en hij spreidde zijn handen uit naar de hemel

  2. 1 Koningen ge 8:23 “en zei: Yahuah, Elohim van Israël, er is geen Elohim zoals U, boven in de hemel of beneden op de aarde, Die het verbond en de goedertierenheid houdt tegenover Uw dienaren, die met heel hun hart wandelen voor Uw aangezicht,”

  3. 1 Koningen 8:27 “Maar zou Elohim werkelijk op de aarde wonen? Zie, de hemel, ja, de allerhoogste hemel, kan U niet bevatten, hoeveel te min dit huis dat ik gebouwd heb!”

  4. 1 Koningen 8:30 “Luister dan naar de smeekbede van Uw dienaar en Uw volk Israël, die zij op deze plaats zullen bidden. En U, luister in Uw woonplaats, in de hemel, ja luister, en vergeef.”

  5. 1 Koningen 8:32 luistert Ú dan in de hemel, grijp in, en spreek recht over Uw dienaren, door de schuldige schuldig te verklaren en zijn weg op zijn eigen hoofd te doen neerkomen, door de rechtvaardige rechtvaardig te verklaren, en hem overeenkomstig zijn gerechtigheid te vergelden.”

  6. 1 Koningen 8:34 luistert Ú dan in de hemel, en vergeef de zonde van Uw volk Israël, en breng hen terug naar het land dat U aan hun vaderen gegeven hebt.”

  7. 1 Koningen 8:35 “Als de hemel gesloten is en er geen regen komt, omdat zij tegen U gezondigd hebben, en zij op deze plaats bidden, Uw Naam belijden en zich van hun zonde bekeren, omdat U hen vernederde,”

  8. 1 Koningen 8:36luistert Ú dan in de hemel en vergeef de zonde van Uw dienaren en van Uw volk Israël, want U leert hun de goede weg waarop zij moeten gaan, en geef regen op Uw land, dat U aan Uw volk als erfelijk bezit hebt gegeven.”

  9. 1 Koningen 8:39 luistert Ú dan in de hemel, Uw vaste woonplaats, vergeef, en grijp in, en geef eenieder naar al zijn wegen, U, Die zijn hart kent. U alleen kent immers het hart van alle mensenkinderen,”

  10. 1 Koningen 8:43 luistert Ú dan in de hemel, Uw vaste woonplaats, en doe overeenkomstig alles wat de vreemdeling tot U roepen zal, opdat alle volken van de aarde Uw Naam kennen en U vrezen, zoals Uw volk Israël, en erkennen dat Uw Naam is uitgeroepen over dit huis dat ik gebouwd heb.”

  11. 1 Koningen 8:45 ”luistert U dan in de hemel naar hun gebed en hun smeekbede, en verschaf hun recht.”

  12. 1 Koningen 8:49luistert U dan in de hemel, Uw vaste woonplaats, naar hun gebed en hun smeekbede en verschaf hun recht.”


“Uw Naam worde geheiligd”

Deze bede gaat veel dieper dan het gebod om Zijn Naam niet ijdel te gebruiken. In het gebod gaat het om een waarschuwing, hier in deze bede wordt er gebeden om de heiliging van Zijn Naam. De heiliging van Zijn Naam is veel meer dan het niet ijdel gebruiken van Zijjn Naam. Het gaat om de eer, gezag, eerbied, standvastigheid van Zijn Naam. In Ezechiël 36 en verder gaat het over de ontheiliging en heiliging van Zijn naam.


In Ezechiël 36:16-23 lezen we 12x heiliging/onheiliging van Zijn naam


Ezechiël 36:16 Het woord van Yahuah kwam tot mij:

17 Mensenkind, toen het huis van Israël in hun land woonde, toen verontreinigden zij dat met hun weg en met hun daden. Hun weg was voor Mijn aangezicht als de onreinheid van een afgezonderde vrouw.

18 Toen stortte Ik Mijn grimmigheid over hen uit omwille van het bloed dat zij in het land vergoten hadden, en vanwege hun stinkgoden waarmee zij het verontreinigd hadden.

19 Ik verstrooide hen onder de heidenvolken en zij werden verspreid over de landen. Ik heb hen geoordeeld overeenkomstig hun weg en overeenkomstig hun daden.

20 Toen zij aankwamen bij de heidenvolken waarheen zij gegaan waren, ontheiligden zij Mijn heilige Naam, omdat men van hen zei: Deze mensen zijn het volk van Yahuah en toch zijn zij uit Zijn land vertrokken.

21 Maar Ik spaarde hen vanwege Mijn heilige Naam. Het huis van Israël had die ontheiligd onder de heidenvolken waarheen zij gegaan waren.

22 Zeg daarom tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere Yahuah: Ik doe het niet om u, huis van Israël, maar om Mijn heilige Naam, die u ontheiligd hebt onder de heidenvolken waarheen u gegaan bent.

23 Ik zal Mijn grote Naam heiligen, die onder de heidenvolken ontheiligd is, die u in hun midden ontheiligd hebt. Dan zullen de heidenvolken weten dat Ik Yahuah ben, spreekt de Heere Yahuah, als Ik in u voor hun ogen geheiligd word.


“Uw Koninkrijk kome”

Yahusha kwam uit het geslacht van David. Hij wordt de Zoon van David genoemd. Er is geprofeteerd dat de heerschappij van hem geen einde zou kennen. Vooral in de tijd van de Romeinse overheersing was het leefde bij veel mensen het verlangen naar de komst van de voorzegde messias. Johannes de Doper predikte dat het Koninkrijk nabij gekomen was.


Het Koninkrijk van vinden we al terug in het eerste boek van Samuel:

1 Samuël 8:7 ”Maar Yahuah zei tegen Samuel: Geef gehoor aan de stem van het volk in alles wat zij tegen u zeggen; want zij hebben ú niet verworpen, maar Míj hebben zij verworpen, dat Ik geen Koning over hen zou zijn.”


In de Psalmen komen we het ook tegen:

Psalm 145:10-13 ”Al Uw werken zullen U loven, Yahuah; Uw gunstelingen zullen U danken. Zij zullen de heerlijkheid van Uw Koninkrijk in herinnering roepen en van Uw macht spreken, om de mensenkinderen Zijn machtige daden bekend te maken, de glorierijke heerlijkheid van Zijn Koninkrijk. Uw Koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen, Uw heerschappij omvat alle generaties.”


Ook in de aankondiging van de geboorte van Yahusha aan Maria wordt gesproken over het Koninkrijk:


Lukas 1:30-33 ”En de engel zei tegen haar: Wees niet bevreesd, Maria, want u hebt genade gevonden bij Yahuah. En zie, u zult zwanger worden en een Zoon baren en u zult Hem de naam Yahusha geven. Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en Elohim, Yahuah, zal Hem de troon van Zijn vader David geven, en Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn tot in eeuwigheid en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde komen.”


Helaas wordt vaak de woorden van Yahusha: “Mijn koninkrijk is niet van deze wereld” verkeerd begrepen. De wereld heeft hier een heel andere betekenis als ‘aarde’. Hier staat in het grieks ‘aioon’ wat ‘tijdperk’, ‘orde’ of ‘oorsprong’ betekent. In het hebreeuws staat er ‘olam hazeh’ (= het huidige tijdperk). Het rijk waar Yahusha tegenover Pilatus verwees is van een andere oorsprong of orde dan het romeinse rijk; een toekomstig tijdperk, de ‘olam haba’.


Bij het blazen vande 7e bazuin in Openbaring 11 lezen we pas dat Yahusha de Koninkrijken ontvangt.

Opbaring 11:15: “En de zevende engel blies op de bazuin, en er klonken luide stemmen in de hemel, die zeiden: De koninkrijken van de wereld zijn van onze Heere en van Zijn Hamashiach geworden, en Hij zal Koning zijn in alle eeuwigheid.”


“Uw wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op de aarde”

Deze derde bede geeft wel de diepste zin weer van de kern waar het in de schepping om gaat. Zo gemakkelijk uitgesproken, maar zo moeilijk om je eraan te onderwerpen. In het grieks staat er het woordje ‘thelama’ wat duidt op de soevereine wil. In de Septuaginta komt dit griekse woord overeen met 2 hebreeuwse woorden: ”ratsown” (welbehagen) en “chaphets” ( genegenheid, believen, verheugen, blij zijn). In deze beide woorden zit een diep gevoel van liefde, vreugde en verlangen. Yahusha heeft zich totaal aan Yahuah Zijn wil onderworpen: “Niet mijn wil, maar uw wil geschiede” bad hij in Gethsemané.


Numeri 14:8 ”Als Yahuah ons genegen [chaphets] is, zal Hij ons in dat land brengen en zal Hij het ons geven, een land dat overvloeit van melk en honing.”


Psalm 40:9 “Ik vind er vreugde in, Mijn Elohim, om Uw welbehagen [ratsown] te doen; Uw wet draag Ik diep in Mijn binnenste.”


Psalm 143:10 ”Leer mij Uw welbehagen [ratsown] te doen, want U bent mijn Elohim. Laat Uw goede Geest mij leiden in een geëffend land.”


Mattheüs 7:21 “Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil [thelama] doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is.”


Johannes 4:34 ”Maar Yahusha zei: ‘Mijn voedsel is: de wil [thelama] doen van hem die mij gezonden heeft en zijn werk voltooien.”


Toch is het niet zo simpel, want als in het Nieuwe Testament staat ‘welbehagen’ dan staat er in het grieks meestal ‘eudokia’, dit woord heeft ook de betekenis van: wil, keuze, goede wil, verheuging.


Verzamel geen schatten op aarde

Mattheüs:6-19-21 “Verzamel geen schatten voor u op de aarde, waar mot en roest ze verderven, en waar dieven inbreken en stelen; 20 maar verzamel schatten voor u in de hemel, waar geen mot of roest ze verderft, en waar dieven niet inbreken of stelen; 21 want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.”


Het Griekse woord 'thesauros' dat hier voor schatten is gebruikt meer wijst op kostbaarheden dan op 'gewoon' bezit.


Het probleem ligt volgens mij niet direct in het bezit op zich, maar wel in de houding van het menselijk hart ten opzichte van het bezit. Vers 21 maakt dit ook duidelijk: “waar je schat is, is ook je hart”


Als je je hart erop gezet hebt om schatten te verzamelen dan is je hart niet meer bezig met de zaken van Zijn Koninkrijk. Natuurlijk zijn er andere redenen te noemen waarom het verzamelen van schatten op aarde voor de christen verboden is, namelijk: Aardse schatten zijn vergankelijk (vers 20) en we kunnen er ook niets van meenemen (1 Timotheüs 6:7).


Daarom is het ook voor een discipel noodzakelijk om afstand te doen van al wat hij heeft (Lukas 14:33). We worden door de Schrift opgeroepen om verantwoordelijk met 'onze' bezittingen om te gaan als goede rentmeesters (Lukas 16:1-12, 1 Timotheüs 6:17-19). Op veel andere plaatsen wordt er gewaarschuwd tegen het verkeerd omgaan met bezit en het streven naar bezit:


Matth. 13:22: "De zorg van de wereld en het bedrog (!) van de rijkdom verstikt het woord en hij wordt onvrucht baar".


Lukas 8:14: “Gaandeweg wordt het woord verstikt door zorgen, rijkdom en lusten des levens"!


Lukas 12:21: "Zo vergaat het hem die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in Yahuah".


1 Timotheüs 6:9: "Maar wie rijk willen (!) zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele schadelijke en dwaze begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang".


Het streven naar bezit is de grondslag voor hebzucht. De Bijbel noemt hebzucht gewoon afgoderij (Col. 3:5). Het wordt in deze tekst samen genoemd met hoererij, onreinheid en boze begeerte en om deze dingen komt de toorn van de Yahuah.


Bezorgdheid

Matteüs 6:34 “Wees dan niet bezorgd over de dag van morgen, want de dag van morgen zal voor zichzelf zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.”


Mattheüs 6:25 begint met: “Daarom zeg ik u…” Dit wijst op een verbinding met het voorafgaande. Want als ons hart hebben laten beïnvloeden door hebzucht is er daadwerkelijk een reden tot bezorgdheid.


Onze Schepper daarentegen is een perfecte hemelse Vader die weet wat ieder van Zijn kinderen nodig heeft en hen ook van het nodige voorziet. Waarom zouden we ons dan nog zorgen maken over ons leven? We kunnen uit het gedeelte van Mattheüs vers 25 -34 verschillende redenen halen waarom het maken van zorgen over onze levensbehoeften verkeerd is:


  • Het leven is meer dan het voedsel en het lichaam is meer dan de kleding. Yahuah al het leven en van het lichaam kan en zal ook zorgen voor de bijbehorende benodigdheden: het voedsel en het drinken en de kleding. Als Yahuah zelfs al de vogelen des hemels voedt hoeveel temeer de kleingelovigen. En als Yahuah zelfs al de leliën des velds en het gras bekleed hoeveel temeer de kleingelovigen!

  • Bezorgd zijn haalt niets uit! Door bezorgd te zijn kun je nog geen el aan je lengte toevoegen. Je verspilt er alleen maar energie door! We laten daarbij in het midden of hier een echte lengtevermeerdering bedoeld wordt (ongeveer 51 cm) of een lengtevermeerdering in jaren (dit laatste is waarschijnlijker.

  • Bezorgd zijn over je levensbehoeften hoort bij het patroon van de ongelovigen en Yahuah wil dat Zijn ‘schepselen’ anders zijn dan de ongelovigen, ten glorie van Hem.. Wij hebben een hemelse Vader die weet wat we behoeven.

  • Zorgen hebben te maken met de toekomst (de dag van morgen in vers 34). Het is zinloos en dwaas om bij de zorgen van vandaag (zelfs dit wordt al aangeduid met kwaad) ook nog eens de zorgen voor de toekomst te voegen die mogelijk niet eens bewaarheid worden.

  • Het maken van zorgen is onverenigbaar met wat de primaire 'zorg' van de christen moet zijn: het zoeken van Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid!



Amen en Shalom