Een rechtvaardig overblijfsel – 1 Henoch 83-84

Een rechtvaardig overblijfsel

1 Henoch 83-90 bestaat uit een lang gedeelte van de astronomische speculaties, hoewel het gerelateerd is aan hoofdstuk 82 als een voortzetting van Henochs dialoog met Methusalem (83:1). Deze twee hoofdstukken dienen als een inleiding tot "het boek van de droomvisioenen" , enigszins versluierde 'dromen' welke Henoch ontving. Deze dromen zijn profetisch uit te leggen. Zo zijn de dromen van toepassing op de zondvloed, waar een parallel liggen met het grote oordeel.

Henoch ontving deze visioenen voordat hij getrouwd was en nog steeds bij zijn grootvader, Mahalalel, woonde (Gen. 5:12-17). Nadat Henoch een visioen van de komende zondvloed kreeg (83:2b-2), vertelt hij zijn droom aan zijn grootvader Metuselach. Dit is het eerste visioen van Henoch. En Net als Samuel en Eli (1 Samuel 3) heeft Henoch de begeleiding van zijn grootvader nodig om het visioen te begrijpen.

Henoch 83:1-2 "Hiermee heb ik jou, Metuselach, alles getoond wat ik vooraf aan je geboorte gezien heb. Nu zal ik al mijn dromen aan je tonen en voor je opschrijven Metuselach, mijn zoon. Aan jou heb ik alles geopenbaard en over dit alles heb ik voor jou een boek geschreven. Voordat ik trouwde heb ik (nog) twee visioenen gezien. Zij lijken beide op elkaar. De eerste kreeg ik toen ik leerde schrijven en de tweede voordat ik met je moeder trouwde, toen zag ik een vreselijk visioen."

Dit visioen van Henoch verwijst naar de komende zondvloed. Maar de beschrijving gaat verder dan Genesis 7 en geeft “een beeld van kosmische ineenstorting en vernietiging” weer. Zoals typisch is in het boek Henoch, wordt de beeldspraak van de zondvloed een parallel naar het uiteindelijke oordeel van Yahuah.

Henoch 83:3-5 "Hierover heb ik de Heer gebeden. Ik lag op bed in het huis van mijn opa Mahalalel toen ik zag hoe de hemel instortte, werd afgescheurd en op de aarde viel. Terwijl zij op aarde viel werd de aarde opgeslokt door een grote afgrond. Bergen vielen op andere bergen, heuvels op heuvels. Bomen braken als luciferstokjes en slingerden naar beneden de afgrond in. Terwijl ik dit zag was ik stomverbaasd."

Metuselach legt uit dat de zonde zo groot is dat de aarde "in de afgrond moet zinken" (oorspronkelijke chaos), maar er is een mogelijkheid dat Yahuah zou toestaan dat er een overblijfsel op aarde blijft. Daarom raadt hij Henoch aan om voor de aarde te bidden, wat hij doet (83:10, 84:1-6).

Henoch 83:6-10 "Ik schreeuwde het uit en riep: ‘De aarde wordt vernietigd.’ Mijn opa Mahalalel maakte mij wakker omdat ik naast hem lag en sprak: ‘Waarom schreeuw je zo hard mijn zoon? Waarom jammer je het uit?’ En ik vertelde hem het hele visioen dat ik gezien had. Hij antwoordde: ‘Het is waar wat je hebt gezien mijn zoon. Het is een krachtig visioen dat je hebt aanschouwd over alle zonde van de aarde. Haar stof zal in de afgrond wegzinken en een grote verwoesting zal plaatsvinden. Sta nu op mijn zoon en richt een verzoek tot de Heer der Heerlijkheid, want je bent betrouwbaar, zodat een rest op aarde over mag blijven en dat Hij haar niet volledig zal verwoesten. Vanuit de hemel mijn zoon zal dit alles op de aarde neerkomen en de aarde zal met grote vernietiging bezocht worden. Daarop ben ik opgestaan en heb gebeden en gesmeekt en heb ik mijn gebeden opgeschreven voor de generaties van deze wereld, dit alles zal ik aan mijn zoon Metuselach laten zien. Toen ik naar buiten ging en de zon zag opkomen in het oosten, de maan zag ondergaan in het westen en nog een paar sterren en alles zoals Hij het van het begin heeft voorzien, zegende ik de Heer van het oordeel en prees Hem omdat Hij de zon uit de kamers in het oosten doet opkomen, doet opklimmen langs haar baan en zo haar vaste pad laat volgen. ’"

Henoch prijst eerst Yahuah en erkent zijn grootheid (84:2-4). Deze twee verzen resoneren met veel teksten in de Hebreeuwse Schrift, hoewel het opmerkelijk veel lijkt op Daniël 2:37-38 (beschrijft Nebukadnezar) en Daniël 7:14 (beschrijft de heerschappij van de Zoon des Mensen), maar ook Jesaja 66:1 -2 (de hemel als Yahuah Zijn troon, de aarde als zijn voetenbank).

Henoch 84:1-2 "Oprecht hief ik mijn handen op naar de Ene Heilige en Grote. Ik sprak met de adem van mijn mond en de tong van vlees die God gemaakt heeft voor de sterfelijke mensen, want daarmee kunnen ze spreken en ademen. Hij gaf iedereen adem, een mond en een tong om mee te zeggen: ‘Gezegend bent U O Heer, Koning, groot en machtig is Uw heerlijkheid, Heer van alle schepselen in de hemel, Koning van koningen, God van de hele wereld, U wiens regering, koninkrijk en majesteit voor altijd en eeuwig zullen bestaan, van generatie op generatie zal Uw heerschappij zijn. Alle hemelen zijn voor eeuwig Uw troon en heel de aarde Uw voetbank voor eeuwig en altijd."

Deze intertekstuele toespelingen op canonieke boeken (evenals het gebruik van de vorm van een bijbelse psalm) creëren het beeld van een bijbelse profeet die bemiddelt namens een volk dat op het punt staat de gerechtigheid en toorn van Yahuah onder ogen te zien. Net als Mozes, David en Daniël, bekend Henoch dat de mensen van zijn generatie vernietigd moeten worden vanwege hun slechtheid (hoewel hij de engelen de schuld geeft).

Henoch 84:3-4 "Want U hebt alles gemaakt en heerst over alles. Niets is te moeilijk voor U. Wijsheid is altijd voor Uw troon en wijkt niet uit Uw tegenwoordigheid. U weet, ziet en hoort alles. Niets is voor U verborgen want U neemt alles waar. De engelen in Uw hemelen hebben zich schuldig gemaakt aan overtredingen en op het sterfelijk vlees van mensen rust Uw toorn tot op de dag van het oordeel."

Henoch doet verzoek namens deze generatie. Zelfs als de engelen onder het oordeel moeten komen, bidt Henoch dat Yahuah een overblijfsel van mensen zal toestaan de verwoesting te overleven. Hij vraagt Yahuah om het rechtvaardige en ware vlees op te wekken "als een zaaddragende plant".

Henoch 84:5-6 "Nu vraag ik U, O God en Heer en Grote Koning om mijn gebed te verhoren. Om mijn nageslacht op deze aarde over te laten blijven en dat niet heel het menselijk geslacht zal vergaan. Dan zal de aarde niet berooid achterblijven en een eeuwige vernietiging plaatsvinden. Vernietig nu van de aarde de mensen die tegen U in opstand gekomen zijn. Maar bevestig de rechtvaardige en oprechte als een plant die uit een eeuwig zaad ontsproten is. Verberg Uw gezicht niet voor het gebed van Uw dienaar, O Heer."

Dit rechtvaardige overblijfsel verwijst naar de wereld na de zondvloed en de familie van Noach als een rechtvaardige familie om de wereld opnieuw te bevolken. Noach wordt een "bewaarde zaad" genoemd.

Henoch 10:3 "Leer hem (Noach) hoe hij kan ontsnappen (middels de Ark), zodat zijn nageslacht op aarde bewaard zal worden voor de generaties die nog in de wereld zullen komen.’"

Henoch 65:12 "Jouw naam (Noach) heeft de Heilige onder de rechtvaardigen gevestigd, Hij zal je bewaren tussen degenen die op aarde wonen. Je nageslacht zal Hij op aarde vestigen als koningen met grote eer. Uit jouw nageslacht zal de bron van ontelbare rechtvaardigen en heiligen voor eeuwig oprijzen.’"

Henoch 67:3 "Uw (Noach) nageslacht, en dat van degenen die bij u op aarde wonen zal ik voor eeuwig en altijd voor mijn aangezicht bevestigen. Zij zullen niet zonder vrucht zijn maar door de Naam van de Heer gezegend en talrijk worden.’"

Het rechtvaardig overblijfsel van Henoch en parallel met de Bijbelse profeten

Het beeld van een "stekje" die het komende oordeel overleeft, is een duidelijke parallel met het rechtvaardige overblijfsel in Jesaja 6:13. Eén 'man' (mens) moest sterven (niet God YAHUAH) om het leven van 'overblijfsel Israël' te redden.

Jesaja 6:13 "Al zal daarin nog een tiende deel over zijn, het zal weer verwoest worden. Maar zoals van de eik en de haageik na het omhakken een stronk overblijft, zal hun stronk een heilig zaad zijn."

Jesaja 11:11 "En het zal op die dag gebeuren dat Yahuah opnieuw, voor de tweede keer, met Zijn hand het overblijfsel van Zijn volk zal verwerven, dat overgebleven zal zijn in Assyrië en in Egypte, in Pathros, Cusj, Elam, en in Sinear, Hamath en op de eilanden in de zee."

Het overblijfsel van Israël, dat wil zeggen het tienstammenrijk dat verspreid is over de gehele wereld, is “het rechtvaardige volk”.

Jesaja 26:2 "Doe de poorten open, zodat het rechtvaardige volk kan binnengaan, dat de trouw bewaart."

Jesaja 60:21 "Uw volk, zij allen zullen rechtvaardigen zijn, voor eeuwig zullen zij de aarde in bezit nemen. Zij zullen een stekje zijn, door Mij geplant, een werk van Mijn handen, opdat Ik verheerlijkt zal worden."

Voor de schrijver van deze apocalyps ligt het definitieve oordeel nog in de toekomst. Henoch Zijn gebed is dat Yahuah het rechtvaardige overblijfsel opnieuw zal bewaren in het komende grote oordeel. Ook uit henoch leren we dat het oordeel niet Yahuah Zijn laatste woord is. Henoch heeft net als de Bijbelse profeten het oog gericht op een Godvrezend overblijfsel, “een gering aantal ontkomenen” (Jesaja 1:9). Soms zijn de profeten zelf een type van dat overblijfsel, zoals Jesaja (Jesaja 8:18). Het kenmerk van het overblijfsel is dat het, onder Yahuah Zijn Genade, voor Yahuah en Zijn rechten blijft staan te midden van het verval. Zij die het overblijfsel vormen, krijgen van Yahuah ook een bijzondere aankondiging aangaande de toekomst, de eindtijd (Jesaja 46:10). Jesaja 26:3 Het beschrijft het kenmerk van het rechtvaardige overblijfsel.

Jesaja 26:3 "Het is Uw vaste voornemen: U zult volkomen vrede bewaren, want men heeft op U vertrouwd."

Zij hebben op Yahuah vertrouwd en zullen op Hem blijven vertrouwen, ze zullen in hun vertrouwen standvastig zijn. Daardoor hebben ze volkomen vrede, innerlijke rust. Wat vertaald is met “volkomen vrede”, is letterlijk ‘vrede, vrede’ ofwel vrede die werkelijk vrede is (vgl. Jesaja 57:19). Dit maar de parallel met tussen Noach rechtvaardige nageslacht en het overblijfsel van Israël. Noach vertrouwde op Yahuah toen de hele wereld zich tegen de Schepper keerde.

Hebreeën 11:7 "Door het geloof (diep vertrouwen) heeft Noach, toen hij een aanwijzing van Yahuah ontvangen had van de dingen die nog niet te zien waren, uit ontzag voor God de ark gebouwd, tot redding van zijn gezin. Daardoor heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden van de rechtvaardigheid die overeenkomstig het geloof is."

En er zijn meer parallellen tussen Noach en de zoon des mensen. Yahusha de Messias trekt zelf een parallel met de zondvloed.

Mattheüs 24:37-39 "Zoals de dagen van Noach waren, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals ze bezig waren in de dagen voor de zondvloed met eten, drinken, trouwen en ten huwelijk geven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en het niet merkten, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn."

De mensen wisten niet dat die vloed zou komen. Tenminste, de meesten wisten het niet, en wat Noach erover vertelde vond weinig gehoor. Want Noach vertrouwde op Yahuah en geloofde het wel. En hij bereidde zich op zijn toekomst voor door in opdracht van Yahuah een groot schip te bouwen. Dat werd de redding voor hem en zijn gezin. Ook van de komst van de Mensenzoon is niemand op de hoogte. In elk geval niet van het moment van de terugkomst. En de meeste mensen hebben ook weinig boodschap aan verhalen over een Mensenzoon die komt. Toch is het evangelie helder: hij komt. NIET om iedereen weg te nemen. Wel om scheiding te maken tussen het "rechtvaardig overblijfsel", dat zijn zij die met de toekomst rekening hebben gehouden, en hen die dat niet hebben gedaan.

Henoch zijn profetie over het rechtvaardige overblijfsel welke verwijst naar de wereld na de zondvloed en de familie van Noach als een rechtvaardige familie om de wereld opnieuw te bevolken is daarmee zeer relevant. Het is duidelijk ook voor de Messias relevant doordat hij een parallel maakt met Zijn eigen wederkomst. Henoch zijn visioen bevestigt het bestaan van een 'rechtvaardig overblijfsel' en legt het doel ervan nader uit aan de hand van Noach en zijn tijdgenoten. Zoals het doel was voor Noach zijn 'rechtvaardige nageslacht' om de aarde te bevolken, zo is het doel van het 'rechtvaardig overblijfsel' het Koninkrijk van Yahuah te bevolken.

Micha over datzelfde 'rechtvaardige overblijfsel' tijdens het grote oordeel

Nu we het visioen van Henoch hebben behandeld in parallel met het 'rechtvaardig overblijfsel van Israël' waar de profeten over hebben gesproken wil ik nog een dieper kijken naar de 'overblijfsel' in de eindtijd. Want doordat we uit 1 Henoch hebben begrepen dat 'het rechtvaardige overblijfsel' het oordeel zal overleven, kunnen we ook het verband leggen tussen het 'overblijfsel van Jakob' (Jacob werd Israël genoemd en daarom gaat het ook in Micha 5-6 over het overblijfsel van Israël) en grote oordeel. Daarvoor moeten eerst het gedeelte van Micha lezen waarin de 'rechtszaak tegen Israël'.

Micha 5:6-14 "Het overblijfsel van Jakob zal zijn te midden van vele volken als dauw van Yahuah, als regendruppels op het gewas, dat niet uitziet naar iemand en niet hoopt op mensenkinderen. Ja, het overblijfsel van Jakob zal onder de heidenvolken zijn, te midden van veel volken, als een leeuw onder de dieren van het woud, als een jonge leeuw onder de schaapskudden, die, wanneer hij erdoorheen trekt, vertrapt en verscheurt, en er is niemand die redt. Uw hand zal verhoogd zijn boven uw tegenstanders en al uw vijanden zullen uitgeroeid worden. Op die dag zal het gebeuren, spreekt Yahuah, dat Ik uw paarden uit uw midden zal uitroeien en dat Ik uw wagens zal doen vergaan. Ik zal de steden van uw land uitroeien en Ik zal al uw vestingen afbreken. Ik zal de toverijen uit uw hand uitroeien en u zult geen wolkenduiders meer hebben. Ik zal uw afgodsbeelden en uw gewijde stenen uit uw midden uitroeien, zodat u zich niet meer zult neerbuigen voor het werk van uw handen. Ik zal uw gewijde palen uit uw midden wegrukken en uw steden wegvagen. Ik zal in toorn en in grimmigheid wraak doen aan de heidenvolken die niet willen luisteren."

Micha 6:1-8 "Luister toch naar wat Yahuah zegt: Sta op, roep de bergen ter verantwoording, laat de heuvels uw stem horen. Luister, bergen, naar de rechtszaak van Yahuah, ook u, vaste fundamenten van de aarde. Yahuah heeft immers een rechtszaak met Zijn volk, Hij voert een rechtszaak tegen Israël. Mijn volk, wat heb Ik u aangedaan? Waarmee heb Ik u vermoeid? Getuig tegen Mij! Ik heb u immers uit het land Egypte geleid, u verlost uit het slavenhuis. Ik heb Mozes, Aäron en Mirjam vóór u uit gezonden. Mijn volk, denk toch aan wat Balak, de koning van Moab, beraamde, en wat Bileam, de zoon van Beor, hem antwoordde, aan wat er gebeurd is van Sittim tot Gilgal, opdat u de gerechtigheid van Yahuah kent. Waarmee zal ik Yahuah tegemoet gaan en mij buigen voor de hoge Elohim? Zal ik Hem tegemoet gaan met brandoffers, met eenjarige kalveren? Zou de HEERE behagen scheppen in duizenden rammen, in tienduizenden oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht van mijn moederschoot voor de zonde van mijn ziel? Hij heeft u, mens, bekendgemaakt wat goed is. En wat vraagt Yahuah van u anders dan recht te doen, goedertierenheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw Elohim."

Dit tekstgedeelte begint met de prachtige rol van het overblijfsel van Jakob. Omdat hierbij Jacob genoemd wordt, kunnen we ervan uitgaan dat alle twaalf stammen, de nakomelingen van Jakobs twaalf zonen in dit 'overblijfsel' vertegenwoordigd zijn. Maar het is wel een overblijfsel. Zij zullen een heerlijke dauw zijn voor de heidenen waarvan het hart naar Yahuah uit gaat, maar als een verscheurende leeuw voor wie Yahuah tegenstaan. Wie regelmatig de Thora bestudeert zal ongetwijfeld weten dat er maar een restant van Israël in het Beloofde Land kwam.

1 Korinthe 10:1-5 "En ik wil niet, broeders, dat u er geen weet van hebt dat onze vaderen allen onder de wolk waren en allen door de zee zijn gegaan, en dat allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee, en allen hetzelfde geestelijke voedsel gegeten hebben, en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was de Messias. Maar in de meesten van hen heeft Yahuah geen welgevallen gehad, want zij zijn neergeveld in de woestijn."

Zo zal dat ook gaan voordat het Vrederijk komt. Deze zuivering zal over wereld plaatsvinden, daar waaronder de het 'overblijfsel' verspreid. Zacharia profeteert in hoofdstuk 13 het volgende.

Zacharia 13:8 "Het zal gebeuren, spreekt Yahuah, dat in heel het land twee derde ervan uitgeroeid zal worden en de geest zal geven, en een derde ervan zal overblijven."


En dan begrijpen we dat Micha spreekt over een
'overblijfsel' dat gelouterd is. Dat 'overblijfsel' richt zich niet meer op mensen om tegemoet te komen aan hun verwachtingen en eisen. Nee, het kijkt niet de mensen naar de ogen, maar dat overblijfsel verwacht alles van Yahuah, die het begin van alle Wijsheid is. Dat volk zal dan ook als een heerlijke dauw van Yahuah tot zegen op aarde zijn, maar ook als een overwinnende kracht tegen alle afgoderij en alles wat zich tegen Yahuah keert. Micha typeert hen verder “als regendruppels op het gewas” en “als een leeuw onder de dieren van het woud”.

Ezechiël profeteerde ook over dit 'rechtvaardig overblijfsel' en dat dit diegenen zijn die een merkten op hun voorhoofden dragen. Dit gaat om het merkteken van Yahuah, het Shema:

Ezechiël 9:4 "En Yahuah zei tegen Hem: Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en zet een merkteken op de voorhoofden van de mannen die zuchten en kermen over al de gruweldaden die in het midden ervan gedaan worden."

Deuteronomium 6:4-8 "Luister, Israël! Yahuah, onze Elohim, Yahuah is één! Daarom zult u Yahuah, uw Elohim, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht. Deze woorden, die ik u heden gebied, moeten in uw hart zijn. U moet ze uw kinderen inprenten en erover spreken, als u in uw huis zit en als u over de weg gaat, als u neerligt en als u opstaat. U moet ze als een teken op uw hand binden en ze moeten als een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn."

Het 'overblijfsel' wordt opnieuw gekenmerkt als diegenen die hun leven volledig toekennen aan Yahuah, met 'met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht'. Net zoals Noach op Yahuah vertrouwde en deed wat van hem gevraagd werd. Dit uitvoeren van de opdracht die hij van Yahuah kreeg bracht redding voor hem en zijn 'rechtvaardige nageslacht'. Het zijn daarmee de 144.000 waarover de apostel Johannes schrijft in Openbaring, diegenen die hun voorhoofd verzegeld hebben, met het Shema.

Openbaring 7:3-4 "en zei: Breng geen schade toe aan de aarde, en ook niet aan de zee en de bomen, totdat wij de dienaren van onze Elohim aan hun voorhoofd verzegeld hebben. En ik hoorde het aantal van hen die verzegeld waren: honderdvierenveertigduizend waren er verzegeld uit alle stammen van de Israëlieten."

Het moment dat het 'overblijfsel' wordt verzameld is nog niet zover, er is nog tijd voor genade en bekering. Daarom waarschuwt Yahuah door middel van Micha tegen de zonde van Bileam. Het vermengen van Yahuah Zijn duidelijke rechtvaardige regels met de "wijsheid van de boom van kennis van goed en kwaad" is Yahuah een gruwel. Dat gebeurde alle eeuwen door en wordt ons door Henoch aan de hand van Noach en zijn tijdgenoten als voorbeeld gesteld. In onze tijd en cultuur is dat het mooi klinkende “humanisme”, dat onder het mom van “tolerantie”, allerlei relatievormen en cultuuruitingen goedpraten die uit het zondige mensenhart voortkomen. Afgoderij in vele vormen, zoals occultisme, het moderne christendom, New Age, yoga, mindfulness enz. is breed geaccepteerd in de religie van het christendom. "Maar de wijsheid der wereld is dwaasheid bij YAHUAH" (1 Korinthe 3:19), "Zij zullen hun schande dragen...." leert Micha in 6:16. Tenzij er berouw en bekering is. Het boek 1 Henoch geeft ons een unieke kijk op hoe Noach zijn nageslacht tot een 'overblijfsel' wordt verklaard en hoe dit een profetisch beeld schetst van de verzameling van het 'overblijfsel van Israël' in de eindtijd.