Romeinen 14 en Kolossenzen 2:16-17 in context

Publicatie: juni 2020

Romeinen 14 en Kolossenzen 2:16-17 in context leren niks over de zondag als Bijbelse rustdag

Wanneer Christenen worden geconfronteerd met het feit dat ze misleid zijn met betrekking tot de Bijbelse rustdag, pakken elk vers in de Bijbel aan om hun zondagviering te rechtvaardigen. Een van die verzen is Romeinen 14:5 "Deze stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk. Ieder zij voor zijn besef ten volle overtuigd"

Zie je wel, het maakt niet uit welke dag je rust, is dan de verklaring. Want er staat, 'als ik er ten volle van overtuigd ben', dan is het toch goed! En, zo hebben we het toch ook geleerd.

Een enkel vers wordt uit de context gehaald en gebruikt om daar de volledige verklaring op te onderbouwen om de zondag, als rustdag te rechtvaardigen. Alle andere verzen, die betrekking hebben op de Sabbat, zijn dan van ondergeschikt belang.

Waar gaat Romeinen 14 in contexst over? De indeling van de hoofdstukken en de verzen staat niet in de grondtekst, die is later toegevoegd. Laten we gaan lezen vanaf Romeinen 13:8 "Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben; want wie de ander lief heeft, heeft de wet vervuld."

We hebben het hier over een brief van Paulus die geschreven is, lang nadat Yahusha gedood is. We zien dat er nog wel degelijk sprake is van een wet, een onderwijzing, een gedragscode, waar we aan voldoen als we de naaste liefhebben.

Veel christenen beweren dat de totale wet is afgeschaft. Er is kennelijk een deel van de wet niet afgeschaft met de dood van Yahusha, anders zou hier nooit sprake kunnen zijn van het "vervullen van de wet". Vervullen in de betekenis van verwezenlijken, ten uitvoer brengen. Over welke onderdelen van de wet gaat het hier dan? Dat wordt beschreven!

Romeinen 13:9 "Want de geboden; gij zult niet echtbreken (het zevende gebod), gij zult niet doodslaan (het zesde gebod), gij zult niet stelen (het achtste gebod), gij zult niet begeren (het tiende gebod) en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in dit woord; gij zult uw naaste lief hebben als uzelf."

Het woord “want” in vers 9 geeft de verklaring op vers 8. Zoals u weet bestaan de tien geboden uit vier geboden (het 1e t/m 4e) die onze relatie tot Yahuah betreffen en zes geboden (het 5e t/m10e) die onze relatie tot de naaste betreffen. Van deze zes geboden tot de naaste worden er vier met name genoemd met daarbij de vermelding “welk ander gebod er ook zij”. Mag je daar dan minimaal ook het vijfde en negende gebod toe rekenen? Er is absoluut geen twijfel om dat inderdaad te doen. Met andere woorden, het vijfde tot en met het tiende gebod uit Ex 20 (de tien woorden) handelt over het liefhebben van de naaste, zoals Romeinen 13:9 zegt.

Dat betekent, dat het eerste tot en met het vierde gebod over onze liefde naar Yahuah gaat. Daar hoort dus ook het vierde gebod bij! Tekst met tekst vergelijken!

Mattheüs 22:34-36 "Toen de Farizeeën gehoord hadden dat Hij de Sadduceeën de mond gesnoerd had, kwamen zij bijeen. En een van hen, een wetgeleerde, vroeg om Hem te verzoeken: Meester, wat is het grote gebod in de wet?"

De Sadduceeën waren door Yahusha tot zwijgen gebracht en nu proberen de Farizeeën Hem op de proef te stellen en een van hen, een wetsgeleerde, stelde Yahusha een vraag. Dus niet de eerste de beste Farizeeër, maar iemand die doorkneed was in de Schriften, een leraar en uitlegger van de wet. Tegenwoordig zou je zeggen, een afgestudeerde geestelijk leider van een hedendaagse “kerk”.

Zijn vraag was, vers 36: "wat is het grootste gebod in de wet?" Het antwoord dat volgt staat in vers 37-38. "Gij zult Yahuah, uw God, lief hebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod."

De tien woorden uit Exodus 20 beginnen met vier geboden die betrekking hebben op onze relatie met Yahuah. Het vierde gebod en de dag die daarbij hoort hebben mensn, in 325 na Christus, echter gewijzigd. De Sabbatdag hebben de mensen veranderd in de zondag. In Lukus 10: 25-28 wordt er zelfs over deze twee grootste geboden gezegd; "doe dat en gij zult leven." Doen betekent, uitvoeren, toepassen, in praktijk brengen. Leven in de betekenis van een actief en sterk en daadkrachtig leven, niet alleen hier op aarde, maar ook na dit aardse leven. Laten we die aanwijzing niet in de wind slaan, maar daar ernstig over nadenken. Yahuah liefhebben heeft te maken met het onderhouden en bewaren van zijn geboden.

In Romeinen 13:10 wordt dit alles ook bevestigd. "De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling van de wet." Als je de wet vervult, dan pas je de wet toe. Je liegt niet, steelt niet, dood niet, hebt je ouders lief enzovoort. Je hebt Yahuah lief, je aanbid geen beelden, je misbruikt Yahuah Zijn naam niet enzovoort. Elke zondagvierende christen zal dit beamen. Maar dat ene, vierde gebod, daar wil men niets van weten. Maar dat vierde gebod maakt wel degelijk deel uit van die tien.

Romeinen13:11 spreekt er over dat het tijd is dat je eindelijk wakker wordt! Want het heil, komt steeds dichterbij. In vers 12 staat, met iets andere woorden, dat we de wapenrusting van Yahuah moeten aandoen en de werken des duisternis afleggen, zodat we stand kunnen houden.

En dan in vers 13 gaat Paulus al een beetje hoofdstuk 14 inleiden. Hij spreekt over brasserijen en drinkgelagen, over eten en drinken. Heel hoofdstuk 14 gaat over eten over vasten en over rein voedsel, dus over wat je wel en niet mag eten en wanneer. Nergens gaat het over een Sabbat of een andere feestdag.

In Romeinen 14:1 is sprake van "de zwakke in het geloof". Die zwakke wordt verder omschreven in vers 2.

Vers 2 "De een gelooft dat dat hij alles mag eten, maar de zwakke eet plantaardig voedsel." Het gaat er dus over, hoe mensen denken over hetgeen ze eten of zouden moeten eten. Ieder maakt daar zijn keuze.

Vers 3 "Wie wél eet, minacht hem niet die niet eet, want Yahuah heeft hem aanvaard." Het gaat over dagen dat je vast of dagen dat je eet.

Vers 4 geeft aan dat jijzelf niet moet oordelen wanneer iemand vast of eet. Dat is iets tussen die persoon en zijn Heer. Iemand kan een goede reden hebben om te vasten. Denk aan Daniël 9:3 en 10:2-3.

Vervolgens, in deze uiteenzetting, komt dan vers 5 over "Deze stelt die ene dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk". De tekst alleen geeft al aan dat dit niet gaat over een sabbat of een feestdag. Want als je alle dagen gelijk stelt, is er geen onderscheid meer. Dan is ook de zondag hetzelfde als alle andere dagen van de week. Waar gaat het dan wel over?

Lees je nu verder in vers 6 dan zie je dat het onderwerp niet veranderd is, het gaat gewoon verder over "eten en vasten".

Romeinen 14:6 "Wie aan een bepaalde dag hecht, doet om de Here, en wie eet, doet het om de Here, want hij dankt Goden wie niet eet, laat het na om de Here en ook hij dankt Yahuah."

Wie aan een bepaalde dag hecht, slaat dus op vasten of eten, nergens komt het woord Sabbat of rusten of feesten voor. De een hecht er aan om op een bepaalde dag te vasten en de ander niet.

Vers 7-12 geeft nogmaals duidelijk aan dat, op het gebied van eten en drinken, ieder voor zichzelf rekenschap moet afleggen en wij elkaar daar niet op moeten oordelen.

Paulus gaat verder om het nu te hebben over rein en onrein voedsel, vers 14. Vers 15 bewijst dit "want indien uw broeder door iets dat gij eet gegriefd wordt ..... Breng niet door uw eten hem ten verderve, voor wie Messias gestorven is."

Vers 17 "Want het Koninkrijk van Yahuah bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door de heilige Geest."

De verzen 18-19 geven aanmoedigingen hoe te werk te gaan. Je moet juist die dingen doen, waardoor je elkaar opbouwt. Daar moet je streven op gericht zijn.

Vers 20 "Breek niet ter wille van spijs het werk van Yahuah af; alles is wel rein, maar het is verkeerd voor een mens, als hij door zijn eten tot aanstoot is."

Vers 21 "Het is goed geen vlees te eten, of wijn te drinken, noch iets, waaraan uw broeder zich stoot."

Vers 22 is weer een aanbeveling hoe te handelen en dan volgt de afsluiting.

Vers 24 Maar wie twijfelt, wanneer hij eet, is veroordeeld ......

Tot en met het laatste vers uit dit hoofdstuk gaat het over eten. Dus hoe mensen er toe komen om vers 5 helemaal uit de context te halen en dan te betrekken op de Sabbat of een andere feestdag is voor mij enerzijds onbegrijpelijk. Anderzijds denk ik het wel te begrijpen. Ze willen ten koste van alles in hun comfortzone blijven. Want als je de zondag ter discussie stelt, ben je een Bereeër, en die zijn niet populair in de christelijke gemeentes. Die zijn lasig en veroorzaken onrust. Dus zoeken ze alle verzen in de Bijbel die maar enigszins aan zouden kunnen geven dat het niet uitmaakt welke dag voor jou belangrijk is.

Kolossenzen 2:16 "Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die (slechts) een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid (lichaam) van Yahusha is."

Het woordje “slechts” staat niet in de grondtekst. Terwijl “werkelijkheid” een verkeerde vertaling is. Want de grondtekst geeft hier het Griekse woord “soma” met de betekenis “lichaam”. Het gaat hier over het lichaam van Yahusha.

Paulus richt zich tot de gelovigen uit de gemeente te Kolosse. Dit was een plaats in Klein-Azië ten oosten van Laodicea. Deze gemeente is waarschijnlijk gesticht door Eprafas. Andere namen van mensen uit die gemeente zijn Archippus, Kolossenzen 4:17 en Onesimus, Kolossenzen 4:9 en Filemon 1:10.

We moeten ons verplaatsen naar de tijd dat deze brief geschreven werd en waarom die brief geschreven werd. Paulus schrijft aan de heilige en gelovige broeders in Yahusha te Kolosse. Deze "gelovigen” gingen over tot het vieren van de feestdagen van Yahuah, zoals aangegeven in Leviticus 23. En ook namen zij veel overige bepalingen over uit de Thora. Deze mensen hadden toen nog niet de beschikking over de brieven uit het Nieuwe Testament, zoals wij die nu hebben.

Deze “gelovigen” gingen nu andere feesten vieren en andere gebruiken toepassen dan ze voorheen gedaan hadden, toen ze nog heiden waren. Ze lieten hun heidense afkomst en achtergrond los en gingen als het ware, in de ogen van hun familie en kennissen, “Joodse” feesten vieren. Hun familie, vrienden en kennissen gingen zich afzetten tegen deze “nieuwe” gebruiken. Zij vonden dat deze “bekeerde” familieleden nu overgegaan waren tot het Joodse geloof. Klinkt bekend niet? Er is niet veel veranderd tussen toen en nu. Want ook nu worden mensen, die tot geloof gekomen zijn in Yahusha en Hem willen volgen in zijn Thora wandeing op aarde, volgens zijn geboden, vaak beschimpt en niet begrepen door familie vrienden en kennissen.

Daarom zegt Paulus hier tegen deze “gelovigen", dat ze zich daar niet door moet laten oordelen en daar niet door van hun stuk moet laten afbrengen. Deze zaken zijn schaduwen die ons juist wijzen op en naar Yahusha zijn voorbeeld. Door deze feesten te onderhouden leren we Yahaush Zijn plan voor de mens kennen. Het zijn schaduwen van hoe de mens weer met Yahuah verzoend wordt en hoe Yahusha daar, in elk feest, de vervulling voor was en nog gaat zijn.

Mattheüs 5:17 "Denk niet, dat Ik gekomen ben om de wet en de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden , maar om te vervullen."

Door de tegenstanders van het onderhouden van de feesten van Yahuah wordt dit vers echter aangegrepen om te bewijzen dat wij er niet om geoordeeld zullen worden als we deze feesten helemaal niet vieren, want met de komst van Yahuahsa zijn deze zaken niet meer aan de orde, zeggen deze Bijbeluitleggers. We moeten echter goed de context bekijken.

Kolossenzen 2:16-17 staat tussen de verzen 8 en 20.

Kolossenzen 2;8 "Ziet toe dat niemand u meeslepe door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der mensen en niet (niet in overeenstemming) met Yahusha de Messias."

Kolossenzen 2:20-23 "Indien gij met Yahusha afgestorven zijt aan de wereldgeesten, waartoe laat gij u, alsof gij in de wereld leefde, geboden opleggen: raak niet, smaak niet, roer niet aan; dat alles zijn dingen, die door het gebruik teloorgaan, zoals het gaat met voorschriften en leringen van mensen. Dit toch is, al staat het in een roep van wijsheid in zijn eigendunkelijke godsdienst, zijn nederigheid en zijn kastijding van het lichaam, zonder enige waarde (en dient slechts) tot bevrediging van het vlees."

Waar waarschuwt Paulus ons hier voor?

Laat u niet meevoeren en wegleiden door mensen die u als het ware als buit willen veroveren op Yahusha. Het zijn mensen die u van de waarheid afleiden en aan zich willen binden. Want het gaat om hun wijsbegeerte. Dat zijn hun filosofieën, hun denkbeelden, hun ideeën. Die wijsbegeerte houdt ijdel bedrog in, zegt het vers. IJdel betekent: leeg, vruchteloos, zinloos, zonder betekenis. En het woord bedrog spreekt voor zich. Het zijn twee woorden die aangeven dat het twee maal niets is. Het voegt niets toe aan de geestelijke rijkdom van de mens. Het zijn zaken die door mensen overgeleverd zijn, het is traditie die niet in overeenstemming is met de leer van Yahusha, maar die beantwoord aan de ideeën van de mens.

Wanneer wij dus zaken tegenkomen, in ons geloof, die wij niet terug kunnen vinden in Yahusha Zijn Thora, of daar zelfs in strijd mee is, dienen wij zeer alert te zijn en ervoor te waken dat wij ons niet laten meeslepen om er gehoor aan te geven. We moeten er voor zorgen dat Yahuah Zijn wil niet vermengd wordt met geboden en tradities van mensen. Yahuah waarschuwde zijn ons om niet de gebruiken van de heidenen over te nemen. Daar zouden we nog maar eens goed over na moeten denken!

We moeten ons realiseren dat in die tijd er nog geen verschillende "christelijke kerken” in Kolosse waren. Dus het punt van “oordelen” kan nooit gericht zijn tussen of tegen deze verschillende chistelijke kerken. Het oordelen is gericht aan hen die niet langer de heidense feesten en gebruiken onderhouden, maar over gegaan zijn naar o.a. het onderhouden van de feesten van Yahuah. Het vers is dus niet bedoeld tussen verschillende gelovigen onderling, maar tussen onbekeerde heidenen en bekeerde gelovigen.

Kolossenzen 2:17 "Deze zaken zijn een schaduw van de toekomstige dingen, maar het lichaam is van Yahusha."

Kolossenzen 2:17 geeft aan dat de feesten schaduwen zijn van de goede dingen die komen moeten en wij nu behoren tot het lichaam van Yahusha. Wij laten ons niet meer oordelen door de wereld.

Hopelijk heb ik het in dit korte overzicht, een beetje duidelijk kunnen overbrengen.