Psalm 125 – Wie op Yahuah vertrouwt is veilig en zeker

Publicatie: januari 2022

Introductie

Psalm 125:2 “Rondom Jeruzalem zijn bergen, zo is Yahuah rondom Zijn volk, van nu aan tot in eeuwigheid.”


Met Psalm 125 gaan we verder met het bestuderen van de Psalmen van de beklimming (Psalm 120-134). We hebben eerder gezien dat er vijftien Psalmen van ‘beklimming’ zijn, en dat we deze in vijf groepen van drie kunt verdelen. Elke groep van drie psalmen volgt een soortgelijk patroon van problemen, vertrouwen en triomf. De Psalm van dit artikel is de derde psalm in de tweede groep van drie, dus we zijn terug bij een psalm van triomf. Psalm 123, de Psalm van deze groep, ging over het opzien naar Yahuah voor genade. Psalm 124, de vertrouwens-psalm in deze groep, ging over afhankelijk zijn van Yahuah. Nu komen we bij Psalm 125, de triomf-psalm in deze groep, die gaat over veilig en zeker zijn in Yahuah. (Lees Psalm 125:1-5 en bid.)


Psalm 125:


1. Een pelgrimslied.


Wie op Yahuah vertrouwen, zijn als de berg Sion,

die niet wankelt, maar voor eeuwig blijft.

2. Rondom Jeruzalem zijn bergen,

zo is Yahuah rondom Zijn volk,

van nu aan tot in eeuwigheid.


3. Want de scepter van de goddeloosheid zal niet voorgoed rusten

op het erfdeel van de rechtvaardigen;

opdat de rechtvaardigen hun handen

niet uitstrekken naar onrecht.


4. Doe goed, Yahuah, aan wie goed zijn

en aan hen die oprecht zijn in hun hart.

5. Maar wie zich neigen tot kronkelwegen,

zal Yahuah doen verdwijnen,

met hen die onrecht bedrijven.

Vrede over Israël!


We leven in onzekere tijden. Ik denk dat iedereen dat op een bepaalde manier ervaart. Maakt u zich wel eens zorgen over de toekomst? Veel mensen doen dat. Ze zijn bang voor wat er met hen zou kunnen gebeuren, of met hun baan of met hun families. Ze zijn bang voor wat er zou kunnen gebeuren in de wereld, in hun land of in hun gemeenschap. Wanneer u zich onrustig of onzeker voelt, is Psalm 125 een geweldige schriftgedeelte om te bestuderen.


We zeiden al dat dit een Psalm van triomf is. Het is ook een van de liederen van Sion. De stad Jeruzalem verscheen voor het eerst in deze psalmen reeks in Psalm 122, de eerste psalm van triomf. Sion verschijnt hier voor het eerst in Psalm 125, de tweede psalm van triomf. Vanaf nu wordt Zion een belangrijk thema in de rest van deze psalmen. Het verschijnt in Psalm 125 en 126, in Psalm 128 en 129, en dan verschijnt het bijna als een crescendo in alle drie de laatste Psalmen van de beklimming (125, 126, 128, 129, 132, 133, 134).


Het thema van Psalm 125 is veiligheid en zekerheid. We hebben gesproken over hoe deze Psalmen van de beklimming traptreden zijn naar Yahuah Zijn hart, ze leiden ons dichter bij Yahuah en Zijn hart, maar het zijn ook Psalmen die op elkaar voortbouwen. Dat is nog een reden waarom we ze Psalmen van de beklimming kunnen noemen. Psalm 125 neemt de heuvels van Psalm 121 en de heilige stad van Psalm 122 en combineert ze tot een nieuw beeld dat laat zien dat Yahuah Zijn volk net zo veilig is als de berg Sion, omringd door de andere bergen. Psalm 122 concentreerde zich op de architectuur van Jeruzalem om de eenheid van Yahuah Zijn volk te tonen. Psalm 125 richt zich op de geografie van Jeruzalem om de veiligheid van Yahuah Zijn volk te laten zien.


In Psalm 124 looft het volk (overblijfsel) Yahuah omdat Hij hen heeft bewaard. Nu nemen zij met een voornemen van het hart het besluit om Yahuah altijd te vertrouwen.


De uitverkorenen buiten het land hebben de landen van hun vreemdelingschap verlaten. Ze naderen de bergen van Israël, ja de stad van de grote Koning (Mattheüs 5:35), Jeruzalem, de stad die een nieuwe naam zal krijgen, namelijk Yahuah Shammah, dat betekent “Yahuah is aldaar” (Ezechiël 48:35). Deze stad geniet de bescherming van de Bewaarder van Israël. Wat een vertroosting is dit voor het overblijfsel van Zijn Volk. Het zal wat zijn om binnenkort bij Hem te zijn.


Psalm 125 vermeldt drie eenvoudige maar diepgaande waarheden. 1. Degenen die op Yahuah vertrouwen, zijn veilig en zeker. 2. Degenen die op Yahuah vertrouwen, hebben een veilige erfenis. 3, Zij die op Yahuah vertrouwen, hebben een veilige toekomst. Laten we ze dus alle drie eens onder de loep nemen.


1. Wie op Yahuah vertrouwt is veilig en zeker (Psalm 125:1-2)


Allereerst zijn degenen die op Yahuah vertrouwen veilig en zeker. Kijk naar de verzen 1-2: “Wie op Yahuah vertrouwen, zijn als de berg Sion, die niet wankelt, maar voor eeuwig blijft. Rondom Jeruzalem zijn bergen, zo is Yahuah rondom Zijn volk, van nu aan tot in eeuwigheid.” (Psalm 125:1-2). Dit zesde “pelgrimslied” begint met het vertrouwen op Yahuyah (vers 1). Daaraan is grote zekerheid voor de rechtvaardige verbonden. Elke stap van de rechtvaardige is een stap van geloof, een stap in vertrouwen. Nooit heeft Yahuah hun vertrouwen beschaamd (vgl. Romeinen 10:11). In deze psalm wordt de stap in vertrouwen omgezet in een wandel in vertrouwen. De rechtvaardigen leren dat Yahuah betrouwbaar is (vgl. Psalm 36:6).


A. Zijn als de berg Sion die niet kan worden geschud, maar voor altijd blijft bestaan. - Psalm 16:8; Zacharia 2:5


Wie zich bewust is van het feit dat Yahuah betrouwbaar is, staat onwankelbaar in zijn geloof. Hij is “als de berg Sion”, eindeloos onwankelbaar. Jeruzalem had, uitgezonderd de noordkant, zeer steile hellingen. Daardoor is de stad een natuurlijk fort en wordt ze gezien als een onwankelbare berg.


De kracht van Sion ligt echter niet meer in haar geografische ligging, maar in het feit dat Yahuah Zelf haar Beschermer is. Sion is meer dan een berg. Ze is het symbool van Yahuah Zijn hulp, van Zijn tegenwoordigheid in zegen en bescherming van Zijn volk en van de voorrechten van de verbondsrelatie die Hij met Zijn volk heeft. Wie op Yahuah vertrouwt, heeft zich aan Hem verbonden. Dit vertrouwen beschaamt Hij nooit. Het vertrouwen van de psalmist is een verklaring met betrekking tot de uitverkorenen zelf (vers 1), met betrekking tot Yahuah (vers 2) en met betrekking tot de vijandige goddeloze (vers 3).


Daarom de vraag, wat gebeurt er met u als u leert te vertrouwen op Yahuah? Kijk naar met aandacht naar vers 1: "Wie op Yahuah vertrouwen, zijn als de berg Sion, die niet wankelt, maar voor eeuwig blijft." (Psalm 125:1). Hoe bent u als u op Yahuah vertrouwt? U bent als de berg Sion die niet kan worden geschud, maar voor altijd blijft bestaan. De Schrift gebruikt de berg Sion daarom symbolisch voor Jeruzalem als de plaats waar Yahuah met zijn volk woont. En de plaats waar Yahuah woont, is duidelijk een plaats van veiligheid en zekerheid.


Psalm 16:8 leert: “Ik stel mij Yahuah voortdurend voor ogen; omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet.” (Psalm 16:8). Wanneer Yahuah aan uw zijde staat, bent u veilig en zeker, en u bent als de berg Sion die niet kan worden geschud, maar voor altijd blijft bestaan.


Yahuah is rondom Zijn volk, zoals de bergen rondom Jeruzalem zijn (vers 2). Sion is op dit moment niet hoger dan de bergen die Jeruzalem omringen. In de toekomst zal dat anders zijn (Jesaja 2:2). De Olijfberg ten oosten van Jeruzalem en de Scopusberg in het noordoosten ervan zijn hoger, evenals verschillende andere bergen. Daarom ligt de berg Sion beschut te midden van de bergen. De berg Sion is zelf stabiel en door de omringende bergen ook veilig.


Dit beeld gebruikt de psalmist voor wie op Yahuah vertrouwen. De vertrouwende gelovige is als de berg Sion, en Yahuah is als de bergen daaromheen. Yahuah beschermt Zijn volk van alle kanten: Zacharia 2:5 “En Ík zal voor haar zijn, spreekt Yahuah, een muur van vuur rondom, en Ik zal in haar midden tot heerlijkheid zijn.” (vgl Job 1:10). Daardoor is niets of niemand in staat het volk dat op Hem vertrouwt enig kwaad te doen, nu niet en tot in eeuwigheid niet.


B. Yahuah omringt u aan alle kanten - 2 Koningen 6:17; Psalm 34:7


Waar is Yahuah als u op Hem vertrouwt? Kijk naar vers 2: "Rondom Jeruzalem zijn bergen, zo is Yahuah rondom Zijn volk, van nu aan tot in eeuwigheid" (Psalm 125:2). De berg Sion was hoog en onbeweeglijk, maar niet zo hoog als de omliggende bergen. En dus vergelijkt vers 2 de omringende bergen met Yahuah Zijn bescherming in uw leven. Yahuah staat niet alleen aan je zijde, maar Hij omringt u aan alle kanten. Veel veiliger kunt u het niet krijgen!


Er staat een verbazingwekkend verhaal in de Schrift over de profeet Elisa en zijn dienaar. Ze werden op een ochtend wakker en ontdekten dat een vijandige koning de stad had omsingeld en zich voorbereidde om de stad in te nemen. Elisa zei tegen de dienaar: "Wees niet bevreesd, want die bij ons zijn, zijn méér dan die bij hen zijn.". Natuurlijk was de bediende in de war. Hij telde er twee aan hun kant, hij en Elisa, en er was een heel leger met paarden en wagens die de stad omsingelden. Maar dan lezen we het volgende in 2 Koningen 6:17: "En Elisa bad en zei: Yahuah, open toch zijn ogen, zodat hij ziet. En Yahuah opende de ogen van de knecht, zodat hij zag; en zie, de berg was vol paarden en strijdwagens van vuur rondom (overal rondom - Strong's H5439 - sāḇîḇ) Elisa.” (2 Koningen 6:17). Yahuah Zijn leger was "vuur overal rondom" Elisa, en die uitdrukking "overal rondom" is hetzelfde woord dat we hebben in Psalm 125:2 waar Yahuah zijn volk "omgeeft". Hetzelfde woord duikt weer op in Psalm 34:8 "De engel van Yahuah legert zich rondom hen die Hem vrezen, en redt hen.” (Psalm 34:8).


“Rondom Jeruzalem zijn bergen, zo is Yahuah rondom Zijn volk, van nu aan tot in eeuwigheid”. We hebben deze zinsnede "van nu aan tot in eeuwigheid" eerder gezien in de Psalmen van de beklimming, in Psalm 121:8: “Yahuah zal uw uitgaan en uw ingaan bewaren, van nu aan tot in eeuwigheid." (Psalm 121:8). We zeiden toen dat zowel het nu als het eeuwige even belangrijk zijn, en het is een goede zaak dat we niet tussen beide hoeven te kiezen. Je bent absoluut veilig en zeker, want Yahuah omringt je nu, en Hij omringt u voor altijd. Merk op dat beide verzen 1 en 2 eindigen met het woord "voor eeuwig".


En zo bent u niet alleen sterk, duurzaam en onwankelbaar als de berg Sion, maar Yahuah omringt u zoals de bergen rondom Jeruzalem, onbeweeglijk als onneembaar. Om Jeruzalem te bereiken moest een vijand langs deze bergen komen. Om bij Yahuah Zijn volk te komen, moet een vijand eerst langs Yahuah komen. Dus dat is ons eerste punt in dit artikel. Zij die op Yahuah vertrouwen, zijn veilig en zeker.


2. Wie op Yahuah vertrouwt, heeft een veilige erfenis (Psalm 125:3)


Ten tweede hebben zij die op Yahuah vertrouwen een veilige erfenis. Maakt u zich wel eens zorgen over uw toekomst, of er iets mee gebeurt? Mensen maken zich voortdurend zorgen over hun aardse erfenis, maar dat hoeft u niet te doen als het om uw eeuwige erfenis gaat. Wie op Yahuah vertrouwt, heeft een zeker erfdeel.


Kijk naar vers 3: "Want de scepter van de goddeloosheid zal niet voorgoed rusten op het erfdeel van de rechtvaardigen; opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken naar onrecht." (Psalm 125:3). Vers drie spreekt over de erfenis van Yahuah Zijn volk. Het spreekt over de huidige heerschappij van de goddelozen en de potentiële zonde van de rechtvaardigen. Dat Yahuah ons beschermt is nu duidelijk en de noodzaak voor deze zekere bescherming is “de scepter van de goddeloosheid” die rust “op het erfdeel van de rechtvaardigen” (vers 3). Kan ook vertaald worden als roede, staf, ofwel, de vervolgingen en slagen, het geweld en de macht van de goddeloze. De scepter is ook een symbool van de macht van een koning, wij moeten daarin de macht van de antichrist / anti-messias meerekenen.


De macht en invloed van goddelozen wanneer zij de overhand hebben, worden gebruikt om de rechtvaardigen het verkeerde pad op te helpen of te drijven; maar de rechtvaardigen moeten dit niet als excuus accepteren om te zwichten voor de kwade druk. Zij moeten zich uit alle macht verzetten tot het Yahuah zal behagen het geweld van de vervolger te keren en Zijn kinderen rust te geven. Hier belooft Yahuah dat op de gepaste tijd te doen. De ‘rechtvaardigen’ leven volgens de norm van de Thora en naar het Verbond met Yahuah. Dat kunnen wij alleen door geloof en erkenning van Yahusha de Messias. Volgens dit verbond zullen de rechtvaardigen het erfdeel van Yahuah ontvangen. De ‘rechtvaardigen’ zullen dan niet alleen zijn al Jerusalem, onwankelbaar, maar ze zullen deze onwankelbaarheid in vrede ervaren. Want wie vertrouwen op Yahuah, op zijn verbond bouwen, mogen vrede genieten ten aanzien van alle dingen. Voeg het eerste en laatst vers samen; Israel vertrouwt op Yahuah (vers 1), en Israël heeft vrede (vers 5).


A. Uw erfenis wordt beschermd tegen de goddelozen - Psalm 16:5


Allereerst wordt uw erfenis veilig gehouden tegen de goddelozen. Kijk nog eens naar vers 3: "Want de scepter van de goddeloosheid zal niet voorgoed rusten op het erfdeel van de rechtvaardigen" (Psalm 125:3a)


De toewijzing van het land is gaat altijd over de erfenis van het verbond met Yahuah in de Schrift. Yahuah had zijn volk het land Kanaän beloofd als hun erfdeel.


Nu valt er over die erfenis veel te zeggen. Zonder een hele studie over Schriftuurlijk erfrecht uit te werken is het belangrijk hier enig inzicht in te geven. In de eerste plaats dat de Yahusha de Messias de Erfgenaam is van alles (Hebreeën 1:2). In Romeinen 8 lezen we dat we erfgenaam van Yahuah zijn samen met Yahusha de Messias. Hoe moeten we dit begrijpen? Laten we beginnen bij de tekst uit Romeinen 8: “Immers, zovelen als er door de Geest van God geleid worden, die zijn kinderen van Yahuah. Want u hebt niet de Geest van slavernij ontvangen, die opnieuw tot angst leidt, maar u hebt de Geest van aanneming tot kinderen ontvangen, door Wie wij roepen: Abba, Vader! De Geest Zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen van Yahuah zijn. En als wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van Yahuah en mede-erfgenamen van Yahusha de Messias; wanneer wij althans met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.” (Romeinen 8:14-17).


Als gelovigen zijn we geen nabestaanden van Yahuah, omdat Yahuah niet kan sterven, maar we worden volgens de tekst wel erfgenaam van Yahuah. In context is het belangrijk te benoemen dat het in Israël zo was dat de eerstgeboren zoon het grootste deel van de erfenis kreeg. En Yahusha de Messias is de eerstgeborene van de schepping (Kolossenzen 1:15). Hij heeft daarom als eerste recht hebben op de erfenis van Yahuah. In handelingen 26 lezen we vervolgens een belangrijke uitspraak van de de grote erfgenaam Yahusha; “Door het geloof in mij zullen ze vergeving krijgen voor hun zonden, en samen met allen die mij toebehoren zullen ze deel krijgen aan mijn koninkrijk.”


En de Schrift leert vervolgens op meer plaatsen dat wij in de Messias ook het erfdeel ontvangen hebben (Efeze 2:11). Het deelt ons ook mee dat deze nalatenschap ontzaglijk groot is (Efeze 2:18). Het is een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkbare erfenis die in de hemelen voor ons is weggelegd (1 Petr.1:4).


Het is duidelijk dat een onvergankelijke, onbevlekte en onroestbare erfenis weinig te maken heeft met aardse idealen en natuurlijke verlangens. Wie haar in ontvangst nemen wil, moet de dingen zoeken die boven zijn en niet die op aarde zijn (Kolossenzen 3:1). Yahusha de Messiaszei: “Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.” (Mattheüs 6:33). Onze erfenis is in eerste plaats in het Koninkrijk.


Door de zondeval van Adam en Eva is de mens twee dingen kwijt geraakt: zijn gerechtigheid en zijn heerschappij over de aarde. En wat beloofde Yahuah aan Abraham? Zowel de Verlosser als een Land. De verlossing heeft te maken met de eerste komst van de Messias en het Land (ofwel Zijn Koninkrijk) heeft te maken met Zijn tweede komst. Bij de Messias Zijn terugkomst zal Yahusha Koning zijn in het Koninkrijk en Zijn troon zal staan op de berg Sion. Hij zal op aarde komen wonen, temidden van Zijn volk: Ezechiël 37:22 “Ik zal hen tot één volk maken in het land, op de bergen van Israël. Zij zullen allen één Koning als koning hebben. Zij zullen niet langer als twee volken zijn, en niet langer nog in twee koninkrijken verdeeld zijn.”


Vers 24 en 25: “En Mijn Knecht David zal Koning over hen zijn. Voor hen allen zal er één Herder zijn. Zij zullen in Mijn bepalingen wandelen en Mijn verordeningen in acht nemen en die houden. Zij zullen wonen in het land dat Ik aan Mijn knecht, aan Jakob, gegeven heb, waarin uw vaderen gewoond hebben. Zij zullen daarin wonen, zij met hun kinderen en hun kleinkinderen, tot in eeuwigheid, en Mijn Knecht David zal tot in eeuwigheid hun Vorst zijn.”


In Ezechiël 48 lezen we over de nieuwe verdeling van het land, onder de stammen van Israël, als hun erfelijk bezit. En in Ezechiël 47:22 en 23 lezen we over de erfgenamen: “En het zal gebeuren dat u het als erfelijk bezit zult doen toevallen aan u en aan de vreemdelingen die in uw midden verblijven, die in uw midden kinderen verwekt hebben. Zij zullen voor u zijn als een ingezetene onder de Israëlieten. Hun zal het met u in erfelijk bezit toevallen, te midden van de stammen van Israël. Het zal gebeuren dat in de stam waarbij de vreemdeling verblijft, u daar zijn erfelijk bezit moet geven, spreekt de Heere Yahuah.” Juda (de 2 stammen) en Efraïm (de 10 stammen) zullen als erfgenaam terugkeren en Yahuah zal hen hun ‘erfdeel’ terug geven. Denk aan het jubeljaar. Maar we mogen Efeze 3:6 hierin net vergeten: “namelijk dat de heidenen mede-erfgenamen zijn en tot hetzelfde lichaam behoren en mededeelgenoten zijn van Zijn belofte in de Messias, door het Evangelie”


Dus om het eenvoudig te vertalen: Dankzij Yahusha de Messias mogen wij met ons verheerlijkt lichaam ook zeker zijn van een woonplaats in Zijn Koninkrijk op aarde. Omdat vlees en bloed het Koninkrijk van Yahuah niet kunnen beërven, moet dit vergankelijke eerst onvergankelijkheid aandoen (naar 1 Korinthe 15:50). Wat een heerlijk vooruitzicht om samen met Yahuah maaltijd te hebben op de berg Sion (zie Jesaja 25: 6 en verder). Wat heerlijk om mee te mogen delen in deze erfenis, die de eerste erfgenaam Yahusha de Messias voor ons mogelijk heeft gemaakt!


We hebben dus een fantastische erfenis, meer dan aards bezit, die op ons wacht. En vers 3 van Psalm 125 leert ons dat deze erfenis veilig is. Zoals David zei in Psalm 16:5: “Heer, u hebt mij mijn deel en mijn beker toegewezen; je hebt mijn lot veilig gesteld." (Psalm 16:5)


Vers 3 leert ons iets heel belangrijks over de goddelozen. De huidige heerschappij van de goddelozen zal niet standhouden. We maken ons soms zorgen over de goddelozen om ons heen en een wereld die niet om Yahuah of zijn wegen (Thora) geeft. Maar vers 3 leert ons dat de goddelozen niet voor altijd hun zin zullen hebben met Yahuah Zijn volk, ze zullen zich niet bemoeien met de erfenis die Yahuah voor zijn volk heeft. "De scepter van de goddelozen zal niet blijven over het land dat aan de rechtvaardigen is toegewezen." (Psalm 125:3a)


Als de heerschappij van de goddelozen langer zou duren dan de rechtvaardigen zouden kunnen verdragen, zou het gevaar groot zijn dat de rechtvaardigen het recht in eigen hand zouden nemen (vgl. Prediker 7:7a; Mattheüs 24:22). Maar Yahuah bepaalt zowel de zwaarte als de duur van een beproeving (1 Korinthe 10:13b). Ze moeten “hun handen niet uitstrekken naar onrecht”, dat wil zeggen, ze moeten het verbond niet ontrouw worden (vgl. Psalm 73:1-15), maar wachten op Yahuah Zijn tijd. Onrecht heeft de betekenis van slechtheid, ongerechtigheid. Het houdt hier in dat ze hun vertrouwen op Yahuah zouden verliezen. Als dat het geval zou zijn, zouden ze hun erfdeel, de beloften van het verbond, missen.


Het kwaad is tijdelijk, maar het goede duurt voor altijd. De macht van de goddelozen zal worden verbroken en zij zullen niet langer heersen over wat Yahuah voor zijn volk heeft gereserveerd. Uw erfenis is veilig, vertrouw op Yahuah!


B. De erfenis wordt veilig bewaard om ontvangen te worden - 1 Petrus 1:4-5


Maar niet alleen wordt uw erfenis veilig gehouden voor de goddelozen. De erfenis wordt veilig bewaard om het te ontvangen. Dat is wat we zien in de tweede helft van vers 3: "Want de scepter van de goddeloosheid zal niet voorgoed rusten op het erfdeel van de rechtvaardigen; opdat de rechtvaardigen hun handen niet uitstrekken naar onrecht." (Psalm 125:3)


1 Petrus 1 spreekt over “tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkbare erfenis, die in de hemelen bewaard wordt voor u. U wordt immers door de kracht van Yahuah bewaakt door het geloof tot de zaligheid, die gereedligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd." (1 Petrus 1:4-5). Ik hou van dat vers omdat het dezelfde waarheid uitdrukt die we hier in Psalm 125 vinden. Deze erfenis veilig voor u bewaard.


Door de opstanding van Yahusha de Messias is de hoop op de erfenis uw deel geworden. Het is een erfenis die volmaakt zeker uw deel zal zijn. Zij ligt voor je klaar en is door niets aan te tasten en door niemand te roven. Het erfdeel ligt vast in de hemelen. Niets is in staat die erfenis in waarde te doen verminderen:


  1. Zij is “onvergankelijk”, dat wil zeggen niet aan te tasten door de dood, waardoor zij uiteindelijk zou vergaan.

  2. Zij is ook “onbevlekt”, dat wil zeggen vrij van elke smet en ook niet door iets van de zonde aan te tasten.

  3. Zij is tevens “onverwelkelijk”, dat wil zeggen zonder enige ontsiering of zelfs maar vermindering van haar schoonheid en niet aan te tasten door de tand van de tijd.


Deze erfenis is verbonden aan ‘de Erfgenaam van alle dingen’ (Hebreeën 1:2). Daarom is zij onaantastbaar voor de dood, het vuil en het verval. Het erfdeel is het Koninkrijk van Yahuah dat deze Israëlieten aan wie Petrus schrijft, eenmaal zullen ingaan, evenals u en ik. Het betreft echter niet het Koninkrijk op aarde of het aardse deel van het koninkrijk, dat er zeker ook zal zijn, maar het hemelse deel van het Koninkrijk. Wanneer de Messias openbaar regeert over hemel en aarde, zullen ware gelovigen met Hem mee regeren over allen die in de hemel zijn (engelen, 1 Korinthe 6:3) en die op de aarde zijn en over alles wat op aarde is (1 Korinthe 6:2). Het is het beste deel dat in het koninkrijk denkbaar is; Openbaring 20:4-5 “En ik zag tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven. En ik zag de zielen van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Yahusha en om het Woord van Yahuah (Thora), en die het beest en zijn beeld niet hadden aanbeden, en die het merkteken niet ontvangen hadden op hun voorhoofd en op hun hand. En zij leefden en gingen als koningen regeren met de Messias, duizend jaar lang. Maar de overigen van de doden werden niet weer levend, totdat de duizend jaar tot een einde gekomen waren. Dit is de eerste opstanding.”


De erfenis wordt voor u bewaard door Yahuah op een plaats waar geen dief en mot en roest haar kan wegnemen of aantasten. Maar hoe zit het met de erfgenamen? Die zijn toch zwak en onmachtig om zichzelf te bewaren? Dat is zeker waar. Daarom heeft Petrus ook voor de erfgenamen een bemoedigend woord. Zij worden namelijk door de kracht van Yahuah voor de erfenis bewaard. U mag eraan vasthouden dat de erfenis voor u wordt bewaard en dat u voor de erfenis wordt bewaard.


En waardoor gebeurt dat? Door niets minder dan de “kracht van Yahuah”. Zo zwak als jij bent, zo sterk is Yahuah. Jij wordt voor de erfenis bewaard door een bewaking die er voortdurend is en die niet misleid of overweldigd kan worden. Dát is even een zekerheid dat jij als erfgenaam de erfenis in bezit zult nemen!


Dat er sprake is van ‘bewaard worden’, betekent dat er gevaar aanwezig is. Dat moet u van bewust zijn. De bewaking moet je niet zorgeloos maken. U mag weten – en dat mag u rust geven – dat u wordt bewaard door de trouw en kracht van Yahuah. Tegelijk is er ook iets wat u moet doen. Om Yahuah Zijn bewarende kracht te ervaren is van uw kant “geloof” nodig. Geloof eeft aan Yahuah de Hem toekomende plaats en houdt u op uw plaats van vertrouwen in Hem. Daarbij houd u zich vast aan de beloften van het verbond. Het geloof is noodzakelijk, totdat het erfdeel in bezit wordt genomen.


Dat Zijn bewaring gebeurt door middel van geloof, betekent dat het alleen geldt voor de ware gelovigen. Onder een ware gelovige verstaat de Schrift: iemand, die met oprecht berouw voor God heeft erkend een zondaar te zijn en die in het geloof het (pesach)offer van Yahusha de Messias heeft aanvaard als redmiddel van zijn schuld. Het betekent dan ook dat de gelovigen de verantwoordelijkheid hebben zich voor die bewaring aan Hem toe te vertrouwen. Geloven wil immers zeggen: vertrouwen. Het woord uit de mond van de Messias zelf is hier beslissend: “Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!” (Mattheüs 7:21-23).


Yahuah neemt de Zijnen niet bij de hand om hen op sleeptouw te nemen en zo naar het einddoel te brengen. Yahuah werkt door geloof, waarbij Hij er ook voor zorgt dat het geloof niet ophoudt. De farizeeën die vragen: “Wat moeten wij doen, opdat wij de werken van Yahuah mogen verrichten?”, krijgen ten antwoord: “Dit is het werk van Yahuah, dat u gelooft in Hem Die Hij gezonden heeft” (Johannes 6:28-29)


Petrus heeft die bewaring van zijn geloof meegemaakt. Nadat hij de Messias verloochend had, is hij hersteld omdat de Messias voor hem had gebeden dat zijn geloof niet zou ophouden (Lukas 22:32). Zoals is gezegd, is geloof nodig zolang we nog onderweg zijn naar het einddoel. Petrus noemt dat einddoel “[de] behoudenis die gereed is om in [de] laatste tijd geopenbaard te worden”. De behoudenis is hier nog toekomst. De behoudenis is wat ons uiteindelijke deel wanneer we in het Koninkrijk bij Yahuah zijn.


Het is Yahuah Zijn werk dat ons geloof wordt behouden, ons rol is dat wij geloof tonen en de realiteit van het geloof demonstreren. Yahuah is onze Elohim, wij dienen hem door werken naar geloof als zijn schepselen. Dat is waar Jakobus zijn focus op was gericht. Hoe kan een persoon tonen dat hij gered is? Hoe kan hij zijn geloof aantonen? Enkel door werken (Jakobus 2:18). Geloof zonder werken redt niet (Jakobus 2:14). Dit is een dood geloof (Jakobus 2:17, 20, 26). Paulus was het eens met Jakobus. Hij leerde dat goede werken moeten vergezeld gaan met levend geloof (Efeze 2:10; Titus 3:8; Galaten 5:6; Filippus 2:11-12). Jakobus was het eens met Paulus. Hij leerde dat een persoon enkel door levend geloof het koninkrijk zal beërven (Jakobus 2:5) en dat Abraham werd gerechtvaardigd door geloof (Jakobus 2:23). Ik wil er zeker van zijn dat u na aanleiding van dit artikel niet achterover leunt en denkt “eens gered altijd gered”. Beproef uw geloof en daarmee uw redding, Jakobus gebruikte het voorbeeld van Abraham toen zijn geloof werd beproefd, ongeveer 40 jaar later (Jakobus 2:21 en vergelijk Genesis 22).


Dat de erfenis van behoudenis gereed is, wil zeggen dat alles wat daarvoor nodig is gedaan. Namelijk het sterven en opstaan van onze Messias. Met “[de] laatste tijd” bedoeld Petrus dat met het aanbreken van de behoudenis de voleinding van de tijd gekomen is. De tijd van zegen en rust die met het vrederijk zal aanbreken, verheugt het hart van de pelgrim en bemoedigt hem om in het geloof voorwaarts te gaan. Het duurt niet lang meer, nog slechts ”een korte tijd”, en dan heb je het doel bereikt. Het is een korte tijd in vergelijking met de eeuwigheid en ook in vergelijking met de tijd van het vrederijk die duizend jaar duurt (vgl. 2 Korinthe 4:17).


Wat leert Psalm 125:3 ons? De macht van de goddelozen zal aan de buitenkant worden gebroken, en de macht van de zonde zal aan de binnenkant worden gebroken. Uw erfenis wordt beschermd tegen de goddelozen. de erfenis is veilig bewaard om het op Yahuah Zijn tijd in ontvangst te mogen nemen. We zien dat als het volk Israël zich klaar moet maken om Egypte te verlaten (Exodus 12:11). Ze doen dit in geloof en daarmee vertrouwen op Yahuah, zo moet u klaarstaan om op de roep van Yahuah de wereld te verlaten en het Koninkrijk binnen te gaan. Dit is de gepaste houding van de pelgrim en die bewaart u ervoor u op aarde te vestigen alsof uw toekomst hier beneden is.Wie op Yahuah vertrouwt, heeft een zeker erfdeel.


3. Wie op Yahuah vertrouwt, heeft een veilige toekomst (Psalm 125:4-5)


1. Wie op vertrouwt is veilig. 2. Wie op Yahuah vertrouwt heeft een veilige erfenis. En tenslotte 3. Wie op Yahuah vertrouwt, heeft een veilige toekomst. Kijk naar de verzen 4-5: “Doe goed, Yahuah, aan wie goed zijn en aan hen die oprecht zijn in hun hart. Maar wie zich neigen tot kronkelwegen, zal Yahuah doen verdwijnen, met hen die onrecht bedrijven. Vrede over Israël!” (Psalm 125:4-5)


Nadat de rechtvaardige het vertrouwen op de bescherming door Yahuah heeft ervaren en uitgesproken (verzen 1-3), doet hij voorbede voor anderen, ja, voor heel het volk (vers 4). Vanuit het vertrouwen dat de scepter van de goddeloosheid tijdelijk is, volgt het gebed om de zegen van het verbond. De scepter van de goddeloosheid is een verhindering voor de zegen van het verbond. De rechtvaardige vraagt aan Yahuah om goed te doen “aan wie goed zijn en aan hen die oprecht zijn in hun hart”. Hij bidt hier voor alle rechtvaardigen. Zij hebben leven uit Yahuah en zijn daarom goed en in hun hart oprecht. Daarom zal Yahuah hun goed doen.


A. Yahuah zal goed doen aan degenen die goed zijn - Ezechiël 36; Romeinen 2:6-8


Allereerst zal Yahuah goed doen aan degenen die goed zijn. Kijk naar vers 4: "Doe goed, o Heer, aan hen die goed zijn, aan hen die oprecht van hart zijn." (Psalm 125:4) Merk op dat dit vers is geformuleerd als een gebed. Dat komt omdat niemand van ons Yahuah goedheid of genade verdient. We kunnen er alleen om vragen en ontvangen door de Messias. Yahuah Zijn beloften leren ons hoe we moeten bidden. Yahuah heeft beloofd goed te doen aan degenen die goed zijn, en daarom nemen we Yahuah Zijn beloften en veranderen ze in gebed.


Dus wie zijn de "goeden" in dit vers? Gaat het over volmaakte mensen die nooit zondigen? Absoluut niet! Als dat zo was, zou niemand van ons erbij horen! De goeden hier in vers 4 zijn niet de moreel volmaakten, maar degenen die op Yahuah vertrouwen. Dat is wat vers één leert, toch? "Wie op Yahuah vertrouwen..."


Dit vers gaat in eerste plaats over geloof. Goedheid wordt hier niet gedefinieerd door perfectie, maar veeleer door degenen die "oprecht van hart zijn" voor Yahuah. Eén van de eerste dingen die we ons moeten realiseren, dat Yahuah niet naar ons kijkt zoals wij naar elkaar kijken. Hij kijkt naar binnen in ons diepste innerlijk, Hij peilt de diepte van ons hart. Een vers in 1 Samuel beschrijft dit heel mooi. De profeet Samuel was naar het huis van Isaï gestuurd om één van zijn zonen te zalven om de volgende koning van Israël te worden. Isaï liet zijn oudste zoon Eliab komen en Samuel was onder de indruk. Maar Yahuah zei: “Kijk niet naar zijn uiterlijk en ook niet naar de hoogte van zijn gestalte, want Ik heb hem verworpen. Het is namelijk niet wat de mens ziet, want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar Yahuah ziet het hart aan” (1 Samuël 16:7). Vervolgens bracht Isaï zijn zeven stevige, knappe en indrukwekkende zonen een voor een bij Samuel en vroeg: ''Wie van hen wordt de koning?'' Samuel was onder de indruk van elk van hen, maar iedere keer dat hij onder de indruk kwam van hun uiterlijke verschijning, zei God opnieuw: ''Dit is hem niet.'' Toen Samuel alle zonen had gezien, maar nog steeds geen koning had, vroeg hij: ''Is er niemand anders meer?'' Met tegenzin zei Isaï: ''Er is er nog één, de jongste, maar hij is in de velden om voor de schapen te zorgen.'' Deze achtste zoon, David - degene die ze hadden genegeerd - bleek de toekomstige koning van Israël te zijn. Toen deze binnenkwam, zei Yahuah: ''Dit is hem. Zalf hem.''


Het woord dat in vers 4 met "oprecht" is vertaald, is een woord dat "recht" betekent - een oprecht hart voor Yahuah hebben.


Yahuah kijkt dus niet naar uiterlijke verschijning. Hij kijkt naar ons hart. Evenzo wil Yahuah niet dat we naar zijn uiterlijke verschijning kijken, naar Zijn uiterlijke kenmerken. Yahuah wil dat we Hem ontvangen om wie Hij zelf is, zonder te letten op zijn enorme kracht, zijn rijkdom of wijsheid. In zijn enorme bescheidenheid en volmaakte zuiverheid wil Yahuah niet gewild zijn om wat we van Hem kunnen krijgen; Hij wil gewild zijn om Hemzelf. Hij geeft in ons leven vroeg of laat allerlei situaties en omstandigheden, waarin deze motivatie getest wordt: zoeken we Yahuah en geloven we in Hem om wie Hij is, of om wat we van Hem kunnen ontvangen?


In de context van het hart en het verbond is Ezechiël 36 belangrijk: “Dan zal Ik u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven. Ik zal het hart van steen uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven.” (Ezechiël 36:26, vgl. Jeremia 32:39).


Ware bekering en daarmee overgave aan Yahusha de Messias reinigt en schept ruimte voor Yahuah om “een nieuw hart” en “een nieuwe geest” te geven (Ezechiël 36:26). Yahuah zal hun stenen hart verwijderen en hun een vlezen hart geven. Een stenen hart spreekt van verdorven ongevoeligheid voor Yahuah. Het hart is zo hard als steen (vgl. 1 Samuel 25:37). Een vlezen hart spreekt van ontvankelijkheid voor de Thora van Yahuah. In hun vlezen hart zal Yahuah Zijn Geest geven (Ezechiël 36:27). Ze krijgen niet alleen een nieuwe geest in de zin van een nieuw innerlijk, maar Yahuah geeft hun Zijn Geest. Hun vlezen hart zal openstaan voor Yahuah zijn Thora. Ze zullen daardoor in de verordeningen van Yahuah wandelen en zich gehoorzaam aan Zijn bepalingen houden door ze in acht te nemen.


Als alles innerlijk in overeenstemming is met de wil van Yahuah, zullen ze ook de rijke zegen van de erfenis kunnen genieten. Het wonen in het wonen in het Land, het Koninkrijk. De grootste zegen is wel dat zij voor Yahuah tot een volk zullen zijn en dat Hij voor hen tot een Elohim zal zijn (Ezechiël 36:28).


Yahusha de Messias verwijst in Zijn gesprek met Nicodémus over de nieuwe geboorte naar deze verzen (Ezechiël 36:25-28; Johannes 3:5-6). Hij verbaast Zich erover dat Nicodémus Hem niet begrijpt, daar Nicodémus toch uit dit gedeelte van het boek Ezechiël kan hebben geweten waarover Hij spreekt. De nieuwe geboorte gebeurt door water en Geest. De nieuwe geboorte is volledig Yahuah Zijn werk door Zijn Thora en Zijn Geest. Alleen daardoor worden mensen uit Yahuah geboren en worden ze Zijn kinderen. Niemand kan er zelf iets aan doen om uit Yahuah geboren te worden. En als iemand eenmaal uit Yahuah geboren is, kan niemand daar ook maar iets aan veranderen.


De situatie die Ezechiël beschrijft, zal geen tijdelijke, maar een voortdurende en onveranderlijke situatie zijn. Dat komt omdat Yahuah hen heeft verlost van al hun onreinheden (Ezechiël 36:29). Hij zal een overvloed aan zegen over de bomen en het veld voor hen oproepen in plaats van de vroegere hongersnood. Die hongersnood heeft Hij hun moeten opleggen vanwege hun voortdurend afwijken van Hem en zondigen tegen Hem. De overvloedige vrucht van de bomen en van het veld zal ook tot gevolg hebben dat zij onder de heidenvolken niet meer de smaad van de hongersnood ontvangen (vers 30).

De overvloedige zegen zal in schril contrast staan met de slechte wegen die ze zijn gegaan en met hun slechte daden (Ezechiël 36:31). Het contrast zal hen tot walging van zichzelf brengen. Als wij goedheid van Yahuah ontvangen, kunnen we ook ervaren hoezeer we die goedheid onwaardig zijn. Dan dringt het opnieuw tot ons door dat Yahuah Zijn goedheid niet aan ons schenkt om wie wij zijn, alsof we ook maar iets beter zijn dan anderen, maar dat Hij dat doet om Wie Hij Zelf is (Ezechiël 36:32). Dan is er bij de dankbaarheid ook schaamte. Het bewustzijn dat wij de goedheid van Yahuah onwaardig zijn, is tevens een bewijs van waarachtige bekering.


Yahusha de Messias legt uit dat wij vanuit onze nieuwe Schepping goede werken zullen gaan doen. Zoals Hij zei in Mattheüs 12:33: "Stel dat de boom goed is, dan is ook zijn vrucht goed; of dat de boom slecht is, dan is ook zijn vrucht slecht. Want aan de vrucht wordt de boom gekend." (Mattheüs 12:33) Wanneer u uw geloof in Messias stelt, geeft Yahuah u een nieuw hart. Yahuah maakt de boom goed, en daarom zal de vrucht ook goed zijn. U wordt niet alleen nieuw of goed gemaakt in Yahuah Zijn ogen, u zult ook goed doen. Daarom zegt Romeinen 2: ”Die ieder vergelden zal naar zijn werken, namelijk hun die met volharding het goede doen en heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken: het eeuwige leven. Hun echter die twistziek zijn en ongehoorzaam aan de waarheid, maar gehoorzaam aan de ongerechtigheid, zal gramschap en toorn vergolden worden. “ (Romeinen 2:6-8)


Wanneer Yahuah de werken van de mens gaat beoordelen en vergelden, doet Hij dat echt rechtvaardig. Hij oordeelt naar het hart en bedeelt Zijn erfenis aan de ‘rechtvaardigen’ die streven naar naar “heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid”.


Hij zal Zijn “toorn en gramschap” uitstorten over allen die in hun leven de ingevingen van hun natuurlijke hart gevolgd hebben en geen rekening hebben gehouden met Yahuah Zijn rechten. Zij hebben zich niet waarlijk bekeerd en zijn niet nieuw geboren, ofwel “een boom herken men aan zijn vrucht”. In beide gevallen laten mensen in hun leven zien wat ze najagen en in beide gevallen zal Yahuah Zijn oordeel daarover geven. Dit is de manier waarop Yahuah handelt met mensen die voor zichzelf de normen en waarden van het leven hebben vastgesteld.


B. Yahuah zal degenen die kwaad doen verdwijnen - Mattheüs 7:21-23; Openbaring 21:27


Yahuah zal goed doen aan degenen die goed zijn, en Yahuah zal degenen die kwaad doen verbannen. Kijk nu naar vers 5: "Maar wie zich neigen tot kronkelwegen, zal Yahuah doen verdwijnen" (Psalm 125:5). Het woord dat hier met „kronkelwegen” is vertaald, is een woord (H6128 - ʿăqalqāl) dat „krom, kronkelig of sluw” betekent. Dit staat in schril contrast met het "rechte" of “oprechte hart” in vers vier. Degenen die zich wenden tot kromme wegen, zal Yahuah verbannen met de boosdoeners.


Op de dag van oordeel zal er een scheiding zijn tussen goed en slecht. En er zal een verbanning zijn van degenen die kwaad doen. Yahusha zei in Mattheüs 7: “Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!” (Matteüs 7:21-23)


Het gaat er niet om wat iemand zegt, maar wat hij doet. Iemand kan nadrukkelijk belijden dat Yahusha “Heer” is en daarbij het woord “Heer” zelfs twee keer noemen. Maar als hij niet Yahuah Zijn wil volbrengt in onderwerping aan de Thora en de profeten, dan zal de Messias hem verwerpen. Hij noemt zulke lieden “werkers van de wetteloosheid”, dat zijn mensen die geen enkel gezag erkennen en zeker niet dat van Yahuah. Valse belijders erkennen met hun mond het gezag van de Messias, maar in de praktijk handelen ze daar niet naar. Judas is een vreselijk voorbeeld van zulke mensen. Hij heeft ongetwijfeld indrukwekkende dingen gesproken en gedaan in de Naam van Yahuah, maar er was bij hem geen innerlijke gehechtheid aan Hem. Hij heeft zich nooit bekeerd en bezat daarom geen nieuw leven.


De Messias kijkt hier vooruit door de eeuwen heen naar het laatste oordeel. Hij zal openlijk van al die mensen die Hem alleen met de lippen hebben beleden, zeggen dat Hij hen nooit heeft gekend. Natuurlijk kende Hij hen volmaakt. Daarom komt Hij tot deze volmaakt rechtvaardige veroordeling. Dat Hij hen nooit heeft gekend, wil zeggen dat er tussen Hem en hen nooit een door Hem erkende relatie is geweest omdat zij zich niet hebben bekeerd. Hun eigen waardering van hun dienst zal plaatsmaken voor Zijn beoordeling ervan.


Het boek Openbaring vertelt ons over het nieuwe Jeruzalem, waar Yahuah voor altijd bij zijn volk zal wonen. We lezen in Openbaring 21:27: "Al wat onrein is, zal er niet inkomen, en ook niemand die zich bezighoudt met gruwelen en leugens, maar alleen zij die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam." (Openbaring 21:27). En zo spreekt de Schrift over zowel zegen als verbanning: zegen voor hen die nieuw geboren zijn en daarom goed doen, verbanning voor hen die slecht zijn en daarom kwaad doen.


C. Yahuah zal het gebed van zijn volk om vrede beantwoorden - Jesaja 2:2-3


Yahuah zal goed doen aan degenen die goed zijn. Yahuah zal degenen die kwaad doen verbannen. En tot slot zal Yahuah het gebed van zijn volk om vrede beantwoorden. Kijk naar het einde van vers 5: "Vrede zij met Israël." (Psalm 125:5)


Dit is het tweede gebed voor de vrede van Israël dat we tot nu toe in de Psalmen van de beklimming hebben gezien. Er zijn eigenlijk vijf gebeden voor Israël in deze psalmen, en weet u waar elk gebed plaatsvindt? Elk gebed voor Israël vindt plaats aan het einde van elke derde psalm, aan het einde van elke psalmen van triomf. De eerste drie gebeden zijn gebeden voor de vrede van Israël. (Psalmen 122, 125, 128) Het vierde gebed is een uiting van hoop voor Israël. (Psalm 131) En het vijfde en laatste gebed is een uitdrukking van zegen voor Israël. (Psalm 134)


Zoals we zagen bij het eerste gebed voor de vrede van Israël, is dit echt een gebed van vrede voor heel Yahuah Zijn volk. Als Nazareners maken we deel uit van Yahuah Zijn volk, en dus is dit gebed ook voor ons. En het goede nieuws is dat Yahuah het gebed van Zijn volk om vrede zal beantwoorden. Op een dag zullen we de vrede en rust binnengaan die de Messias voor ons door zijn zoenoffer heeft gerealiseerd. We zullen deelnemen aan de prachtige profetie die we in Jesaja 2 vinden: “Het zal in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van Yahuah (dat is Sion) vast zal staan als de hoogste van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen. Vele volken zullen gaan en zeggen: Kom, laten wij opgaan naar de berg van Yahuah, naar het huis van de Elohim van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet (Thora) uitgaan, en het woord (dabar) van Yahuah uit Jeruzalem (Sion).” (Jesaja 2:2-3).


Deze profetie in Jesaja verbindt zoveel van de thema's in Psalm 125: de prominentie van de berg Sion, het behoud van Yahuah Zijn volk, de verandering die Yahuah in onze harten brengt, de zegen van Yahuah Zijn vrede in de laatste dagen. Wie op Yahuah vertrouwt, heeft een veilige toekomst. Yahuah zal goed doen aan degenen die goed zijn. Yahuah zal degenen die kwaad doen verbannen. Yahuah zal het gebed van zijn volk om vrede beantwoorden.


CONCLUSIE


Vertrouw op Yahuah, dan bent u veilig en zeker. U bent als de berg Sion die niet kan worden geschud, maar voor altijd blijft bestaan. Zoals de bergen Jeruzalem omringen, zo omringt Yahuah u aan alle kanten.


Vertrouw op Yahuah en neem zijn Messias, de eerste erfgenaam, aan als uw verlosser, dan is uw erfenis zeker. De macht van de goddelozen zal aan de buitenkant worden gebroken, en de macht van de zonde zal aan de binnenkant worden gebroken. Uw erfenis wordt veilig bewaard tegen de goddelozen en verderf om het te ontvangen. Geloof dat Yahusha de beloofde messias is, die Yahuah aan het volk Israël beloofd had om hen te redden, dan is uw toekomst zeker. Heb diep berouw over uw zonde, keer u af van kwade wegen en accepteer het Pesachlam dat geslacht (perfecte zoenoffer) om u eeuwig leven (hij vernietigde de tweede dood) te geven bij Yahuah. U wordt nieuw geschapen en Yahuah zal goed doen aan degenen die goed zijn. Dus maak u geen zorgen. Wees niet bang. Als uw geloof in en van Yahusha de Messias is, dan bent u veilig.


Maar als uw geloof niet in de Messias is, dan bent u noch veilig, noch zeker van uw leven. In feite is uw leven eigenlijk het tegenovergestelde van wat we in deze psalm over gelovigen in de Messias hebben gelezen. U bent niet zoals de berg Sion. U bent niet omringd door Yahuah Zijn bescherming en zorg. U bent uitgesloten van de zegeningen voor de rechtvaardigen. U loopt het gevaar voor altijd van Yahuah verbannen te worden.


En dus moet u uw vertrouwen op de Messias van Israël stellen. U kunt u vandaag bekeren en oprecht berouw tonen over uw leven. Als u uw vertrouwen in de Messias van Israël stelt, geeft Yahuah u een nieuw hart zodat u de Messias kunt gaan volgen en Yahuah Zijn geboden (Thora) kunt gehoorzamen. Yahuah belooft u Zijn volledige bescherming. Hij belooft u een veilige erfenis en biedt u een veilige toekomst van volmaakte vrede in Zijn aanwezigheid.