Psalm 122De blijdschap van Yahuah Zijn volk

Publicatie: november 2021

Introductie

We bestuderen de Psalmen van de beklimming en wanneer we Psalm 122 bereiken, gebeurt er iets vreemds. De psalmist komt aan in Jeruzalem. Er zijn in totaal vijftien Psalmen van beklimming, we zijn nog maar drie psalmen onderweg en we zijn er al aangekomen in Jeruzalem! Hoe kan dat zijn?


We hebben besproken dat de Psalm van beklimming een opwaartse beweging hebben. Deze Psalmen reeks begint in Psalm 120 met de psalmist die in moeilijkheden roept naar Yahuah, ver weg van Jeruzalem, en eindigt in Psalm 134 met de psalmist die lof brengt in de tempelhoven.


Dus de Psalmen hebben een opwaartse beweging, maar ze hebben ook een op en neergaande beweging. Als u de vijftien psalmen in vijf groepen van drie verdeeld, ziet u een patroon in elke groep van drie psalmen. De eerste psalm in elke groep richt zich op een bepaald problemen. De tweede psalm in elke groep gaat over vertrouwen. En dan richt de derde psalm in elke groep zich op de triomf of overwinning.


Psalm 120 begint bijvoorbeeld met de psalmist in moeilijkheden in een ver land. In Psalm 121 stelt hij zijn vertrouwen op Yahuah. En in Psalm 122 komt hij samen met Yahuah Zijn volk voor aanbidding in Jeruzalem. Dit patroon van problemen-vertrouwen-overwinning herhaalt zich in Psalmen 123-125, Psalmen 126-128, Psalmen 129-131 en dan weer in Psalmen 132-134.


1 2 3 4 5

Probleem 120 123 126 129 132

Vertrouwen 121 124 127 130 133

Overwinning 122 125 128 131 134


Elke groep van drie Psalmen begint met de psalmist in moeilijkheden en gaat dan omhoog naar de overwinning. Het patroon herhaalt zich in de volgende drie psalmen, hoewel de psalm van moeilijkheden elke keer iets hoger begint dan de vorige. Alle vijftien psalmen samen vertegenwoordigen één grote reis naar Yahuah, en toch vinden we binnen deze grotere pelgrimstocht ook deze vijf mini-bedevaarten.


En terwijl u uw een weg baant door de Psalmen van beklimming, krijgt u een zeer realistisch beeld van de reis van de Nazarener in het leven. Het is niet altijd helemaal omhoog, maar heel vaak drie stappen vooruit, één stap terug. Het is een vooruitgang met horten en stoten, maar het is niettemin vooruitgang.


Psalm 122 is een psalm van David. Er zijn vijf psalmen in de Psalmen van beklimming die worden toegeschreven aan een specifieke auteur en deze vijf psalmen zijn verspreid over de vijf groepen psalmen die hierboven zijn opgesomd. Een Psalm in elk van de eerste twee groepen en in elk van de laatste twee groepen wordt toegeschreven aan David. En dan wordt de middelste psalm van de middelste groep toegeschreven aan Salomo. (Lees Psalm 122 en bid.)


Psalm 122:


1 Ik ben verblijd, wanneer zij tegen mij zeggen:

Wij zullen naar het huis van Yahuah gaan!

2. Onze voeten staan

binnen uw poorten, Jeruzalem!


3. Jeruzalem is gebouwd als een stad

die hecht samengevoegd is.

4. Daarheen trekken de stammen op,

de stammen van Yahuah,


naar de ark van de getuigenis van Israël,

om de Naam van Yahuah te loven.

5. Want daar staan de zetels van het recht,

de zetels van het huis van David.


6. Bid om vrede voor Jeruzalem,

laat het goed gaan met hen die u liefhebben.

7. Laat vrede binnen uw vestingwal zijn,

rust in uw burchten.


8. Omwille van mijn broeders en mijn vrienden

spreek ik nu: Vrede zij in u!

9. Omwille van het huis van Yahuah, onze Elohim,

zal ik het goede voor u zoeken.


"Zijn we er al?" Heeft u ooit een lange reis met kinderen gemaakt? Dan heeft u die woorden eerder gehoord, toch? Ik herinner me dat ik als kind de lange reis maakte naar een ver vakantieadres samen met mijn ouders. Het was vier uur rijden van ons huis naar het adres in het zuiden van Nederland en ik heb er zo naar uitgekeken om aan te komen. Ik keek uit naar ons eigen vakantiehuisje in een nieuwe omgeving die ik nog niet kende. Ik keek uit naar het samenzijn met met mijn familie en de leuke dingen die we samen zouden gaan ondernemen. Ik weet nog dat ik de vraag "Zijn we er al bijna?" vele malen heb gesteld aan mijn ouders, maar steeds kreeg ik het antwoord "we zijn er bijna".


Psalm 122 is een aankomstlied. Het is het lied van iemand die al een tijdje uitkijkt naar de aankomst. En het is ook een lied over naar de tempel gaan, over Yahuah ontmoeten in aanbidding. U zult opmerken dat de psalm zowel begint als eindigt met de zinsnede "het huis van Yahuah" (Psalm 122:1,9). Psalm 122 is het lied van een persoon die besluit naar de Tempel te gaan om Yahuah te ontmoeten en aanbidden.


Yahuah ontmoeten voor aanbidding zou een van uw hoogste prioriteiten moeten zijn. Psalm 122 leert ons dat het niet alleen uw plicht moet zijn, maar ook uw vreugde. Als Nazarener bent u op reis, maar op op deze reis bent u niet alleen. In feite is het samenkomen van Yahuah Zijn volk voor aanbidding een van de belangrijkste onderdelen van uw reis met Yahuah. We hebben elkaar nodig voor de reis. Het is moeilijk een groeiende gelovige te zijn zonder ook actief deel uit te maken van Zijn gemeenschap. Laten we dus eens naar deze psalm kijken en zien wat het ons leert over onze reis naar Yahuah.


Dit is een lied van de enkeling, “ik” (vers 1), die moed vat bij het zien van medepelgrims. Het is de ervaring van Paulus die, wanneer hij als gevangene onderweg is naar Rome, vlak vóór Rome, bij Forum Appii en Tres Tabernae, zijn medebroeders ziet. Dat brengt hem tot dank aan Yahuah en het vatten van moed (Handelingen 28:15). Maar de kern is: ‘naar het huis van Yahuah.’ Niet voor niets noemt de Psalmnist בֵּית ה׳ in de eerste én de laatste regel. Het belangrijkste is dat Yahuah zelf daar woont en dat wij bij Hem mogen komen. Een dergelijke oproep klinkt in Jesaja 2:3, vgl. Jeremia 31:6.


1. De blijdschap van de pelgrim (Psalm 122:1-2)


In vers 1 vertelt de Psalmist hoe hij meeging. ‘Ik werd blij...’ Vreugde en bedevaart horen bij elkaar. In de Thora is vreugde geboden bij het Loofhuttenfeest (Leviticus 23:40, Deuteronomium 16:14v) en het Wekenfeest (Deuteronomium 16:11), bij het aanbieden van de eerstelingen (Deuteronomium 26:10v). Het gaat dan om de vreugde met elkaar – inclusief vreemdelingen, wezen en weduwen – ‘voor het aangezicht van Yahuah’. De tempel is bedoeld als een plek vol vreugde. Denk alleen al aan Psalm 100.


In Psalm 122 begint de vreugde al van tevoren, ‘toen men mij zei “wij gaan...”’ (of: laten wij gaan, cohortatief). De Psalm begint heel persoonlijk, met ‘ik’, maar dan gaat het direct ook over anderen, ‘wij... onze...’). Het samen met anderen (zelfs met hele volksstammen, vers 4, en broeders en vrienden, vers 8) opgaan is een goed deel van de vreugde.


A. Blijdschap om Yahuah te mogen aanbidden - Psalm 100:4


Van dit “pelgrimslied”, het derde, weten we wie de Psalmist is (vers 1). Dit lied is van “David”. Hij spreekt zijn blijdschap erover uit, wanneer “zij” tegen hem zeggen: “Wij zullen naar het huis van Yahuah gaan!” (vgl. Hebreeën 12:2). Zijn Godvrezende volksgenoten vertellen hem hun voornemen om ter gelegenheid van een van de feesten op te trekken naar Yahuah Zijn huis, de tempel in Jeruzalem (vgl. Exodus 23:17; 34:13; Deuteronomium 26:16). Zijn hart springt op van vreugde als hij van dit verlangen hoort. Wat doet het een hart goed als het gelijkgezinde gelovigen ontmoet.


Kijk naar vers 2 waar de psalmist schrijft: "Onze voeten staan in uw poorten, o Jeruzalem." (Psalm 122:2) Dit is de vreugde van aankomst. Het langverwachte moment is aangebroken! Er is een gevoel van verwondering en verrukking voor de reiziger als hij aan de poorten van Jeruzalem staat, op het punt om de heilige stad binnen te gaan. De Goede Nieuws-vertaling vat dit gevoel van verwondering goed samen: „En nu staan wij werkelijk binnen de poorten van Jeruzalem!” (Psalm 122:2; GNB)


Je zou het woord 'staan' ook kunnen vertalen als 'stilstaan'. Met andere woorden, de reizigers zijn zo vol verwachting dat ze even pauzeren voordat ze naar binnen gaan om alles in zich op te nemen. Wat doe je als je een berg beklimt – meteen omdraaien en weer naar beneden? Nee, je pauzeert en geniet van het uitzicht. Het is waarom je kwam. Hier pauzeren we even in afwachting van het aanbidden van Yahuah.


De NBV vertaalt vrij, maar wel mooi, met een extra ‘verheugd’: ‘1Verheugd was ik, toen... 2Verheugd ben ik, nu...’ Daarmee lijkt de vraag of je moet vertalen ‘ik was verheugd’ (NBG51) of ‘Ik ben verblijd’ (SV/HSV) opgelost. Doorgaans wordt vers 2 met een tegenwoordige tijd vertaald, maar in feite klinkt juist dit vers met עֹמְדוֹת הָיוּ רַגְלֵינוּ naar verleden tijd, dus naar een terugblik. Je zou הָיוּ hier anders niet verwachten. Of het zou moeten zijn om het feit (‘we zíjn er!’) te benadrukken. In elk geval klinkt het wel als een droom die werkelijkheid wordt: ‘daar staan we nu!’ De toevoeging van de NBV (‘verheugd ben ik’) hoeft er eigenlijk niet bij. De manier waarop simpelweg het concrete, lijfelijk ervaren feit – ‘onze voeten staan’ – genoemd wordt is boordevol vreugde en ook verwondering.


Dat wordt nog versterkt door hoe Jeruzalem in vers 2 als persoon wordt aangesproken: ‘in uw poorten, o Jeruzalem.’ Met deze stad heeft de pelgrim een heel eigen relatie. Het is niet maar een plek, maar als een persoon. Opmerkelijk is dat het hier (en tot vers 9) niet meer gaat over het huis van Yahuah, maar over heel de stad – waarvan dat huis natuurlijk wel het hart is. Maar al zodra dat ze de stad nog maar binnengaan worden de pelgrims overvallen door het bijzondere ervan.


Ze zien hun voeten in de poorten van de stad staan. Ergens met de voeten staan betekent dat het in bezit wordt genomen en tot eigendom wordt verklaard (Jozua 1:3). Vaak is de poort de plaats van de rechtspraak (Ruth 4:1,11; Amos 5:10,12,15). De pelgrims hebben het recht om de stad in te gaan, ze horen bij Yahuah thuis. Ze kunnen door de poorten naar binnen omdat ze door belijdenis van hun zonden geschikt zijn om in Yahuah Zijn tegenwoordigheid te komen. Zowel bij de poort van een stad als bij de poort van de tempel bevinden zich poortwachters. Zij moeten voorkomen dat onbevoegden binnen zouden komen (vgl. 2 kronieken 23:19).


Psalm 100:4 leert: “Ga Zijn poorten binnen met een lofoffer, Zijn voorhoven met een lofzang; loof Hem, prijs Zijn Naam.” (Psalm 100:4) Hoe je de aanbidding binnengaat, is belangrijk. Het toont uw houding ten opzichte van Yahuah en zijn volk. Als je naar aanbidding hebt uitgekeken, ga je de aanbidding vol verwachting en vreugde in. Dat is het eerste wat we uit deze psalm leren. Kijk met vreugde uit naar de aanbidding van Yahuah.


2. De lofprijzing van de pelgrim (Psalm 122:3-5)


Vol bewondering bekijken ze de stad en merken op dat die “hecht samengevoegd is” (vers 3). Het is ermee als met de tentkleden die over de tabernakel liggen, die ook zo aan elkaar zijn vastgemaakt, dat ze één geheel vormen. Daar wordt in het Hebreeuws hetzelfde woord ‘hecht samengevoegd’ gebruikt (Exodus 26:6,9,11). Het brengt de eenheid en hechte gemeenschap van het volk van Yahuah tot uitdrukking onder zijn Koning en Elohim.


A. Eenheid in Yahuah Zijn volk om Hem als Koning te eren - Ezechiël 37:21-22


Kijk naar vers 3 waar de psalmist schrijft: “Jeruzalem is gebouwd als een stad die hecht samengevoegd is.” (Psalm 122:3) Hier heeft de psalmist het over de fysieke architectuur van de stad. Jeruzalem was een ommuurde stad op een heuvel, en haar grenzen werden bepaald door haar natuurlijke geografie. Er was beperkte ruimte en er was geen ruimte voor uitbreiding. Er was geen ruimte voor velden tussen de huizen, geen ruimte voor stadsuitbreiding, en dus stonden de huizen allemaal aan elkaar vast, alles was dichtbij en compact.


Maar hij heeft het niet alleen over architectuur. Hij heeft het over de mensen. De psalmist is naar Jeruzalem gereisd voor een van de grote feesten, en dus zijn er vele anderen bij hem. Een grote menigte heeft zich verzameld voor het feest, en er is een grote opwinding in de mensen die samenkomen.


In het geloof zien de Pelgrims het totaal van het volk dat nu nog zo verdeeld en verspreid is. Maar het volk van Yahuah wordt gevormd door “de stammen”, dat zijn de twaalf stammen, die met nadruk “de stammen van Yahuah” worden genoemd (vers 4). Dat betekent dat Juda, de twee stammen, en Israël, de tien stammen, bij elkaar zullen worden gevoegd (Ezechiël 37:21-22).


Normaal spreken we over de stammen van Israël. Het valt dan ook op dat ze hier de stammen van Yahuah worden genoemd. Dat legt er de nadruk op dat zij Zijn eigendom zijn. Ze zijn niet alleen rechtmatig de Zijnen omdat Hij hen heeft gevormd. Hij heeft ze zeer uitdrukkelijk voor Zichzelf uitgekozen en verworven om samen Zijn volk te zijn. Bedenk dat Yahuah Zijn volk niet een stad of gebouw is. Het zijn de mensen die Zijn volk vormen. Wij mogen er ook op vertrouwen dat Yahuah Zijn volk weer samen zal brengen. Zoals we lezen in Psalm 133:1: “Zie, hoe goed en hoe lieflijk is het dat broeders ook eensgezind samenwonen” (Psalm 133:1) Psalm 133 is een andere van de Psalmen van Opklimming, dus we zullen dit vers later in de serie opnieuw bekijken. Maar een van de dingen die dit vers zegt, is dat er een hechtheid is binnen Yahuah Zijn volk, er is een zoetheid in deze eenheid die je nergens anders kunt krijgen. Het is dan ook een zegen om onderdeel te zijn van deze beweging, het herstel van (geestelijk) Israël. Het volk wordt hersteld en zullen slecht een koning dienen, YAHUAH (Ezechiël 37:22)!


De stad heeft grote aantrekkingskracht op de Pelgrims. Die aantrekkingskracht zit in wat en Wie daar is. Ze komen daar samen om Yahuah Zijn Naam te loven. Om Yahuah gaat het. Hij is het door Wie wij als stammen aan elkaar verbonden zijn en samen Zijn volk vormen. Ze ontmoeten elkaar daar bij Hem. In de Schrift lezen we dat koningen Israel samenbrengen voor de dienst aan Yahuah in Jeruzalem. Jeruzalem is de stad die Yahuah verkoren heeft. Zie ook Exodus 15:17 en Deuteronomium 16:16


B. Ontvang leiding van Yahuah Zijn Woord (Thora) - Kolossenzen 3:16; Openbaring 20:11-15


De stad is niet alleen het centrum van aanbidding, maar ook het centrum van de rechtspraak (vers 5). Daarnaar verwijzen “de zetels van het recht”. De rechtspraak wordt direct verbonden aan “het huis van David” (Jesaja 9:8; 11:3-5). Het gaat hier om de koninklijke rechtspraak van het huis van David. Yahuah is dan naar waarheid de Koning: “Wie is hij, die koning vol majesteit? De Heer van de hemelse machten, hij is de koning vol majesteit.” (Psalm 24:10)


Wij krijgen leiding van Yahuah Zijn Thora. Kijk naar vers 5: "Want daar staan de zetels van het recht, de zetels van het huis van David" (Psalm 122:5)


Jeruzalem was zowel het religieuze als het politieke centrum van Israël. De troon van de koning stond in Jeruzalem, en daar werden verschillende oordelen uitgesproken.


Het woord dat in dit vers met "oordeel" is vertaald, is een woord dat een beslissing neemt. De rechter neemt een beslissing in een rechtszaak en we moeten elke dag van ons leven beslissingen nemen. Dus waar halen we de wijsheid vandaan om de juiste beslissingen in ons leven te nemen? Van de Thora van Yahuah. Zelfs de koning van Israël mocht niet in zijn eentje oordelen, maar hij moest oordelen vellen in overeenstemming met de Thora. Het toont het belang van onder het gezag van de Thora leven en leren ons leven te leven naar Yahuah Zijn wil en wegen. Door toewijding aan de Thora leren we de juiste weg te bewandelen zoals die door Yahuah Zelf is geopenbaard.


Waar we in vers 5 lezen over ​​de tronen voor het oordeel, lezen we in het boek Openbaring ook over tronen voor oordeel. We lezen in Openbaring 20: “En ik zag een grote witte troon, en Hem Die daarop zat. Voor Zijn aangezicht vluchtten de aarde en de hemel weg, zodat er geen plaats meer voor hen te vinden was. En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend en nog een ander boek werd geopend, namelijk het boek des levens. En de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, overeenkomstig hun werken. En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het rijk van de dood gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken. En de dood en het rijk van de dood werden in de poel van vuur geworpen. Dit is de tweede dood. En als iemand niet bleek ingeschreven te zijn in het boek des levens, werd hij in de poel van vuur geworpen.” (Openbaring 20:11-15)


Alles wat je in je leven hebt gedaan - elke gedachte, elk woord of elke daad - zal worden geoordeeld op basis wetten welke in de Thora staan. Het boek van je leven zal geoordeeld worden door Yahuah Zijn boek des levens.


Gelovigen menen vaak dat hun redding zeker is.Dat is ook zo in Yahusha de Messias. Maar stelt uzelf op de proef, onderzoekt uzelf, want wanneer de boeken geopend worden wilt u toch zeker zijn van uw redding? “Onderzoek uzelf of u in het geloof bent, beproef uzelf. Of weet u niet van uzelf dat Yahushua Hamashiach in u is? Of het moet zijn dat u op enigerlei wijze verwerpelijk bent.” (2 Korinthe 13:5). Bedankt dit, Ananias en zijn vrouw logen over de opbrengst van hun land (Handelingen 5) en vielen dood neer…


Dus hoe weten wij of Yahusha in ons is en wij Yahuah Zijn geest niet bedriegen? Wel, als wij naar ons beste geweten handelen bij het volbrengen van de Thora!


  • “Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, dat wij vrijmoedigheid hebben op de dag des oordeels, want gelijk Hij is, zijn ook wij in deze wereld” (1 Johannes 4:17).

  • “Want dit is de liefde voor Yahuah, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar” (1 Johannes 5:3).

  • “Spreekt zo, en handelt zo, als mensen past, die door de wet der vrijheid zullen geoordeeld worden” (Jakobus 2:12).


We moeten ons leven dus onderzoeken en leiding ontvangen van Yahuah, en het ijkpunt daarbij is de Thora. Wij kijken daarbij ook Yahusha Zijn uitleg ervan, zoals hij dit ook heeft voorgeleefd. Wij moeten leven naar het recht, de Thora. Want ons hart is arglistig (Jeremia 17:9), en wij hebben deze zuivere spiegel dus hard nodig: “Als iemand immers een hoorder van het Woord (Thora) is en geen dader, lijkt hij op een man die het gezicht waarmee hij geboren is, in een spiegel bekijkt, want hij heeft zichzelf bekeken, is weggegaan en is meteen vergeten hoe hij eruitzag. Hij echter die zich in de volmaakte wet verdiept, die van de vrijheid, en daarbij blijft, die zal, omdat hij niet een vergeetachtige hoorder geworden is, maar een dader van het werk, zalig zijn in wat hij doet.” (Jakobus 1:23-25)


Weet dus dat zoals Salomo als koning tevens de hoogste rechter was, zal de Yahushua de Messias ook rechtspreken op Zijn troon tijdens zijn regeerperiode (Mattheüs 25:31).


3. Het gebed van de pelgrim (Psalm 122:6-9)


Ten slotte moedigt deze Psalm ons aan om te bidden. Kijk naar de verzen 6-9: “Bid om vrede voor Jeruzalem, laat het goed gaan met hen die u liefhebben. Laat vrede binnen uw vestingwal zijn, rust in uw burchten. Omwille van mijn broeders en mijn vrienden spreek ik nu: Vrede zij in u! Omwille van het huis van Yahuah, onze Elohim, zal ik het goede voor u zoeken.” (Psalm 122:6-9).


A. Bid voor de vrede van Jeruzalem - Genesis 12:3; Lukas 19:41-42


Bid allereerst voor de vrede van Jeruzalem. Kijk naar de verzen 6-7: “Bid om vrede voor Jeruzalem, laat het goed gaan met hen die u liefhebben. Laat vrede binnen uw vestingwal zijn, rust in uw burchten.” (Psalm 122:6-7)


De stad Jeruzalem is van vitaal belang in de Schrift. Jeruzalem wordt meer dan 800 keer genoemd in de Schrift, zowel in de Tenach als het Nieuwe Testament. De naam "Jeruzalem" betekent "stad van vrede", dus als je bidt voor de vrede van Jeruzalem, bid je letterlijk vrede voor de stad van vrede.


In de psalmen wordt vaak uitbundig de schoonheid van de stad Jeruzalem bezongen, van haar poorten en muren. En in 't bijzonder de schoonheid van de tempel, die gebouwd was op de berg Sion. Daar was het hart van Israëls eredienst. Jeruzalem wordt dan ook wel kortweg "Sion" genoemd. Die lof op Sion vind je bijvoorbeeld in de psalmen 46 en 76. En psalm 48 is ook zo'n psalm. Deze Psalm leert ons waarom we moeten bidden voor Jeruzalem. Is die lof voor Jeruzalem niet wat overdreven in deze psalm?


In vers 13 en 14 word je opgeroepen om rondom Sion te gaan, al de torens te tellen en te letten op de verdedigingswerken en de prachtige paleizen. Moet je je eigen stad zo uitbundig prijzen als onneembare vesting? En trouwens, andere volken hebben toch ook hun sterke steden en bolwerken? Denk aan de Filistijnse steden en vooral een stad als Babel, die nog wel sterkere muren had met meer torens en mooie- re paleizen.


De psalm geeft daarop zelf duidelijk antwoord. Er is hier geen spoor van enig nationalisme, van menselijke trots of militaristische hoogmoed. Want de psalm bezingt niet de lof van de stad, met haar torens en paleizen: dat is slechts schijn. In werkelijkheid wordt de lof van Yahuah bezongen, die woont in zijn tempel. Daar gaat het om (vs. 10). De tempel is de plaats van de verzoening en de bediening van de verzoening: Yahuah is goedertieren. Met lof aan Yahuah begint de psalm (vs. 2) en eindigt hij (vs. 15).


In Psalm 48:2-4 wordt Yahuah geprezen en de "stad van onze Elohim", de berg Sion. Waarom is Sion zo "verheven", zelfs "een vreugde voor de ganse aarde"? Niet omdat die. stad op zichzelf zo mooi en sterk is, maar omdat Yahuah er woont. Het IS "de stad van de grote Koning". Niet de stad zelf is een "burcht", maar Yahuah is haar "burcht". Yahuah als de Elohim van zijn volk, de Elohim van het verbond heeft de berg Sion uitgekozen tot zijn woonplaats. Alleen daarom is de berg Sion "schoon door zijn verhevenheid".


Daarom als je bidt voor de vrede van Jeruzalem, belooft Yahuah je terug te zegenen. Maar wij bidden niet alleen voor Jeruzalem omdat het de stad is waar Yahuah woont. Voor meer diepgang moeten we terug naar Psalm 122, welke begint en eindigt met “huis van Yahuah” (mooi benaming voor de tempel; hier woont Yahuah, hier is Hij thuis). Dit geeft zoals we inmiddels weten de reden van het optrekken naar Jeruzalem aan, het huis van Yahuah als teken van Zijn aanwezigheid. Daarom bidden we in eerste plaats voor Jeruzalem, omdat Yahuah er woont.


Maar er is nog een huis in Jeruzalem, het huis van David. De stad van Yahuah is ook de stad van David. David, de koning die geen huis voor Yahuah mocht bouwen, in plaats daarvan bouwde Yahuah het huis van David (2 Samuel 7: 11, 12; belofte aan David: Ik zal u rust geven; Yahuuah zal u een huis bouwen). Dat huis van David wordt hier middenin de Psalm genoemd, als de zetel (troon) van het recht. Davids troon is de zetel van het recht. Dit is die troon, waarvan bij de aankondiging van de geboorte van Yahusha, tegen Maria wordt gezegd: Yahuah Elohim zal Hem de troon van Zijn vader David geven.


Het koningschap van David en zijn nakomelingen is geen koningschap met absolute macht, maar is door Yahuah gedelegeerd koningschap. Ik weet niet of hier leidinggevenden zijn. Als leidinggevende moet je kunnen delegeren. Zo heeft degene die op de troon van David zit de opdracht in Yahuah Zijn Naam te regeren, recht te doen, want recht en gerechtigheid zijn de grondslag van Yahuah Zijn troon. De nakomelingen van David hebben uiteindelijk gefaald bij het uitvoeren van deze opdracht die aan hen gedelegeerd was. Zo gefaald, dat Yahuah hen overgaf in de handen van de vijanden. In Yahusha Zijn tijd was de troon van David niet bezet, wel was daar het huis van Yahuah in Jeruzalem. De plaats die bedoeld was als gebedshuis, wordt door Jezus als een een rovershol bestempeld. En tot groot verdriet van de Yahusha, zagen de inwoners van Jeruzalem niet dat Zijn komst als Messias naar Israël, naar Jeruzalem, betekende dat Yahuah naar hen omzag, met als gevolg dat Jeruzalem aan zijn lot werd overgelaten, ingenomen, vertrapt door de volken. Een triest verhaal, want met de val van Jeruzalem en de verwoesting van het huis van Yahuah, was de plaats, die een zichtbaar teken van Yahuah Zijn aanwezigheid in de menselijke geschiedenis was, verdwenen. De volken juichten bij de val van Jeruzalem, maar hadden er beter aan gedaan te wenen. Niet alleen Israël miste huis waarin Yahuah bij hen woonde. De volken die Jeruzalem en de tempel verwoestten, waren minstens even verblind.


Maar het goede nieuws is dat Yahusha verklaarde in Lukas 21:24: “Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn.” Daarin ligt hoop besloten; hoop voor het herstel van Jeruzalem, voor het huis van Yahuah, voor het huis van David. Er zijn beloften in de profetieën voor het herstel van deze stad en haar betekenis. En dat is hoop voor de wereld. In Handelingen 1:6 vragen de discipelen aan Yahusha, na diens opstanding uit de dood: ‘Heer, gaat u dan binnen afzienbare tijd het koninkrijk voor Israel herstellen?’


De reactie van Yahusha in Handelingen 1:7-8: ‘Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de vader de beschikking aan zich gehouden heeft, maar gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.’


De verkondig houdt vandaag de dag in dat wij gelovigen zelf een tempel zijn, waarin de Eeuwige woont door Zijn Geest. Deze geestelijke waarheid over de staat van de tempel van Yahuah is een consistent thema in de Schrift dat duidelijk de tempel van Yahuah definieert als het menselijk lichaam in het Yahushaïsche Verbond:


Johannes 2:19-21 "Yahusha antwoordde en zei tegen hen: Breek deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem laten herrijzen. De Joden zeiden dan: Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd, en Ú zult hem in drie dagen laten herrijzen? Maar Hij sprak over de tempel van Zijn lichaam."


1 Korinthe 6:19 "Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is en Die u van Yahuah hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent?"


2 Korinthe 6:16 "Of welk verband is er tussen de tempel van Yahuah en de afgoden? Want u bent de tempel van de levende God, zoals God gezegd heeft: Ik zal in hun midden wonen en onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn."


Efeze 2:19-22 "Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de heiligen en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Yahusha de Messias Zelf de hoeksteen is (van de Tempel van Yahuah), en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel in Yahuah; op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest (het Koninkrijk van Yahuah)."


1 Petrus 2:5 "dan wordt u ook zelf, als levende stenen, gebouwd tot een geestelijk huis (Tempel), tot een heilig priesterschap, om geestelijke offers te brengen, die God welgevallig zijn door Yahusha de Messias."


We zien deze geestelijke waarheid duidelijk in Openbaring omdat de 'fysieke tempel' niet werd gezien in de stad Jeruzalem, maar dat die Tempel nu geestelijke is:


Openbaring 21:22 "Ik zag geen tempel in haar, want de Heere, de almachtige God, is haar tempel, en het Lam."


Deze geestelijke tempel in deze wereld is een voorbode van de tijd dat het huis van David hersteld zal zijn en Zijn gerechtigheid de aarde vervullen zal. En natuurlijk bidden wij bezig zijnde met deze opdracht, voor de vrede van Jeruzalem, het herstel van het huis van David en dat de Zoon van David de troon spoedig innemen mag. Zo bepaalt Psalm 122 ons erbij, dat Yahuah de schepping niet in gang heeft gezet en toen iets anders is gaan doen, maar aanwezig is in de menselijke geschiedenis. De psalmist verheugde zich daarover als hij optrok naar Jeruzalem en naar de tempel. Wij verheugen ons daarover als wij bidden voor Jeruzalem. En als wij bidden voor Jeruzalem dan bidden wij dat spoedig de dag mag komen dat de tijden in vervulling gaan waarvan de profeten spraken en waarvan de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft. Yahusha de Messias zal spoedig terugkeren.


B. Bid voor de vrede van één lichaam en geest - Handelingen 2:42-47; Efeziërs 4:3-6


Zoals geschreven betekent Jeruzalem ‘stad van de vrede’, maar er is sinds een korte periode van vrede onder de regering van Salomo, nooit vrede in de stad geweest. Die vrede wordt pas werkelijkheid als de stad haar poorten voor de Vredevorst opent.


Er is een groot verlangen naar “vrede in uw vestingwal” en “rust in uw burchten” (vers 7). Dat de vestingwal en burchten er zijn (vgl. Psalm 48:13-14), betekent dat, hoewel er vijanden zijn, zij geen bedreiging meer vormen (Jesaja 26:1). Er kan vrede en rust zijn als het hart in gemeenschap is met Yahuah. We moeten daarbij ook aan onze naaste gelovigen denken. We hebben een prachtig beeld van gelovigen die in vrede leven in Handelingen 2:42-47: “En zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden. En er kwam vrees over iedereen; en er werden veel wonderen en tekenen door de apostelen gedaan. En allen die geloofden, waren bijeen en hadden alle dingen gemeenschappelijk; en zij verkochten hun bezittingen en eigendommen en verdeelden die onder allen, naar dat ieder nodig had. En zij bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen, en terwijl zij van huis tot huis brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart; en zij loofden God en vonden genade bij heel het volk. En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig werden, aan de gemeente toe.” (Handelingen 2:42-47)


Voor een gemeenschap van gelovigen (het lichaam van Yahusha) kan een situatie van vrede en rust ook werkelijkheid zijn (vgl. Handelingen 9:31). En wie persoonlijk die vrede en rust heeft, zal die ook voor zijn “broeders” en zijn “vrienden” wensen (vers 8). Dat doet Paulus ook in de aanhef van bijna al zijn brieven. De Godvrezende heeft met hen een gemeenschappelijke liefde voor Jeruzalem en de tempel, dat wil zeggen voor Hem Die daar woont. Samen dienen en aanbidden ze Hem. Hieruit blijkt dat het ten diepste niet gaat om gebouwen, maar om mensen. De vrede van de stad moet uiteindelijk de vrede van de mensen ten opzichte van Yahuah en onder elkaar tot gevolg hebben.


Dit aspect is ook voor het lichaam van Yahusha van belang. Wij worden opgeroepen ons te beijveren “de eenheid van de Geest te bewaren in de band van de vrede” (Efeze 4:3), want we zijn met alle gelovigen “samengevoegd en verbonden” (Efeze 4:16). Wanneer wij bidden voor Jeruzalem, moeten we ook bidden voor eenheid en vrede onder gelovigen welke nu de Tempel van Yahuah vormen.


CONCLUSIE


De uiteindelijke wens naar vrede heeft te maken met het feit dat in de stad “het huis van de Yahuah, onze Elohim” staat (vers 9). Dat is de motivatie van de Godvrezende om het goede voor de stad te zoeken. Het gaat in deze psalm nadrukkelijk om het huis van Yahuah. De psalm begint ermee in vers 1 en het eindigt ermee in vers 9.


Dat er in vers 4 sprake is van de getuigenis, verbonden met de Naam van Yahuah, maakt duidelijk dat het in deze psalm gaat over de plaats die Yahuah heeft uitgekozen “om Zijn Naam daar te vestigen” (Deuteronomium 12:5). Die plaats heeft de psalmist lief.


Wij weten uit het Nieuwe Testament dat wij zijn genaderd tot de geestelijk berg Sion (Hebreeën 12:22-23; vgl. Galaten 4:24). Dit ‘naderen’ geeft een sfeer aan waarin we binnengaan. De sfeer bij de “berg Sion” is een sfeer van genade en vrede, van uitnodigende liefde, waarbij elke vrees afwezig is (1 Johannes 4:18). Dit is kenmerkend voor het gezelschap van de kinderen van Yahuah.