Psalm 120 - Roep Yahuah aan in moeilijke tijden

Publicatie: augustus 2021

Introductie


Psalm 120:1 “Ik riep tot Yahuah in mijn benauwdheid, en Hij verhoorde mij.”


Psalm 120 is de eerste Psalm van een reeks van 15 Psalmen (Psalm 120-134) waarvan u, wanneer u de Schrift bestudeert, zul je merken dat ze allemaal één gemeenschappelijke inscriptie delen: "Een pelgrimslied". Althans dat staat er in onze Nederlandse Bijbels. Letterlijk staat er "Een lied van beklimmingen". Het woord 'beklimmingen' komt van het woord ‘maʿălâ’. Vertaalt Strong's H4609 betekent dat woord 'trappen' of 'naar boven gaan'.


Een van de redenen waarom ze Psalmen van beklimming worden genoemd, is omdat dit psalmen zijn die werden gezongen door Pelgrims die naar Jeruzalem reisden voor de drie jaarlijkse feesten. Er zijn elk jaar drie Pelgrimsfeesten in Jeruzalem.


Deze Pelgrimsfeesten zijn feesten waarvoor de Pelgrims een reis moeten maken naar de heilige plaats waar het feest gevierd wordt. De Schrift kent drie pelgrimsfeesten. De drie feesten zijn het feest van de Ongezuurde Broden, dat onmiddellijk op Pesach volgde, het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest. Ze worden tezamen genoemd in Deuteronomium 16:16-17 en Exodus 23:14-17. De heilige plaats is de plaats waar Yahuah temidden van zijn volk woonde: aanvankelijk de tabernakel en later de tempel in Jeruzalem.


Deuteronomium 16:16-17 “Drie keer per jaar moet alles wat mannelijk is onder u, verschijnen voor het aangezicht van Yahuah, uw Elohim, op de plaats die Hij zal uitkiezen: op het Feest van de ongezuurde [broden], op het Wekenfeest en op het Loofhuttenfeest. Men mag echter niet [met] lege [handen] voor het aangezicht van Yahuah verschijnen, [maar] ieders geschenk moet overeenkomen met de zegen van Yahuah, uw Elohim, die Hij u gegeven heeft.”


In het Hebreeuws worden de drie pelgrimsfeesten "shalosh regalim" genoemd, 'drie (voet) bedevaarten'. Ook Yahusha ging ter gelegenheid van zo'n feest op naar Jeruzalem: Johannes 5:1 “Daarna was er een feest van de Joden, en Yahusha ging op naar Jeruzalem.”


Voor het Wekenfeest vindt de avond van Pesach plaats. Voor Pesach en aansluitend het Wekenfeest kwamen hele families naar Jeruzalem, terwijl alleen de mannen naar de Pelgrimsreis voor de andere twee feesten maakten. Yahusha zou deze liederen met zijn gezin hebben gezongen toen ze elk jaar voor Pesach naar Jeruzalem gingen. We lezen in Lukas 2:41-42: “En Zijn ouders reisden elk jaar voor het feest van Pesach naar Jeruzalem. En toen Hij twaalf jaar was en zij naar de gewoonte van het feest naar Jeruzalem gegaan waren” (Lucas 2:41-42).

Jeruzalem ligt op ongeveer 800 meter boven de zeespiegel, en dus uit welke richting u de stad ook nadert, u gaat altijd "naar boven" naar Jeruzalem. Daarom worden ze in de eerste plaats de Psalmen van de beklimming genoemd, omdat ze werden gezongen door mensen die letterlijk "naar Jeruzalem" gingen.


Maar ze worden ook wel Psalmen van opstijgen genoemd omdat de psalmen zelf een opwaartse beweging hebben. Ze beginnen met de gelovige die tot Yahuah roept in moeilijkheden ver weg van Jeruzalem, en ze eindigen met gelovigen die Yahuah loven in zijn tempelhoven. En dus zijn dit reisliederen – vol prachtige beelden, betekenisvolle expressie en goddelijke wijsheid voor de reis.


Ben je ooit op een roadtrip geweest en heb je een afspeellijst van liedjes voor de reis samengesteld? Dat is wat de pelgrim Psalmen zijn. Ze zijn kort, gemakkelijk te onthouden en bedoeld om te worden gezongen in lofprijzing en aanbidding tot Yahuah. Yahuah Zijn volk is altijd een zingend en aanbiddend volk geweest, en Yahuah gaf ons deze Psalmen om ons te helpen uitdrukking te geven aan de gevoelens in ons hart wanneer we Hem in gebed en lied aanbidden.


Jeruzalem is de stad van Yahuah, de plaats van de Tempel, de plaats waar Yahuah verkoos te wonen en zijn volk te ontmoeten. Het is de Hoofdstad van Zijn Koninkrijk. En dus als we de Psalmen van beklimming vandaag bestuderen, hebben ze ook een grote betekenis voor ons. Want als Nazareners zijn wij ook op reis – niet op een letterlijke reis naar Jeruzalem natuurlijk, maar eerder op een geestelijke reis, een pelgrimstocht van het hart.


We lezen in Psalm 84: “Hoe lieflijk zijn Uw woningen, Yahuah van de legermachten. Mijn ziel verlangt, ja, bezwijkt zelfs van verlangen naar de voorhoven van Yahuah mijn hart en mijn lichaam roepen het uit tot de levende Elohim.” (Psalm 84:2-3). Hier bent u voor geschapen. Dit is waar u al uw hele leven naar op zoek bent. Dit is wat u werkelijk in uw hart van hart verlangt, om Yahuah te ontmoeten en de schoonheid van zijn aanwezigheid te kennen.


Terwijl we ons een weg banen door deze Psalmen en alles wat ze ons leren over onze relatie met Yahuah, zult u zien dat de Psalmen van opklimmen echt als ondersteuning voor onze levensreis dienen. Dit zijn traptreden naar Yahuah Zijn hart, en dus moeten we ze niet alleen bestuderen, maar we moeten ze bidden tot Yahuah, zoals Hij het bedoeld heeft.


Psalm 120 is de eerste van deze Psalmen en het is een Psalm over bidden in moeilijke tijden. Dus laten we deze psalm samen lezen als we beginnen.


Psalm 120:


1. Ik riep tot Yahuah in mijn benauwdheid,

en Hij verhoorde mij.

2. Yahuah, red mijn ziel van de valse lippen,

van de tong vol bedrog.


3. Wat zal de tong vol bedrog u geven?

Wat zal die aan u toevoegen?

4. Scherpe pijlen van een machtig man,

en gloeiende houtskool van bremstruiken daarbij.


5. Wee mij, dat ik als vreemdeling in Mesech verblijf,

dat ik woon in de tenten van Kedar.

6. Mijn ziel heeft lang gewoond

bij hen die de vrede haten.

7. Ik ben vreedzaam, maar als ik spreek,

voeren zij oorlog.


Dit is een Psalm over moeilijkheden. De zanger is ver van Jeruzalem, naar zijn gevoel ver van Yahuah in een ver land. En u vraagt zich misschien af waarom de Psalmen van opklimming zouden beginnen met een lied over problemen. Waarom zou u de reis niet beginnen met een vrolijk lied?


Niemand houdt van problemen, maar Yahuah kan problemen gebruiken om u dichter bij Hem te brengen. In feite is het uitgangspunt voor onze reis naar Yahuah altijd ontevredenheid met deze wereld en wat deze te bieden heeft.


Als Nazareners horen we hier in deze wereld niet thuis. Ons ‘thuis’ is ergens anders. En hoewel we zouden moeten genieten van de goede gaven die Yahuah ons in dit leven geeft, kunnen we ons nooit helemaal op ons gemak voelen in een wereld die tegen Yahuah en Zijn wegen (Thora) is. Dus met Psalm 120 begint onze reis door ons te leren hoe we in moeilijke tijden op Yahuah moeten reageren.


1. Roep Yahuah aan in moeilijke tijden (Psalm 120:1-2)


Allereerst leren we dat we Yahuah moeten aanroepen in tijden van nood. Kijk naar de verzen 1-2: “Ik riep tot Yahuah in mijn benauwdheid, en Hij verhoorde mij. Yahuah, red mijn ziel van de valse lippen, van de tong vol bedrog.” (Psalm 120:1-2).


En zo beginnen de Psalm van de opklimming met een oproep tot gebed. E wat is er meer geschikt? Er is geen manier om Yahuah te ontmoeten zonder gebed. Als u deze levensreis met Yahuah gaat maken, zal gebed centraal moeten staan. En niet alleen bidden in goede tijden. Psalm 120 richt zich vooral op het gebed in de slechte tijden.


Wat doet u als u in de problemen zit? Maak u zich zorgen? Klaagt u om de situatie? Rekent u het af op anderen? Of bid u tot Yahuah? Psalm 120 laat ons de beste weg zien. Bid bij problemen.


A. Yahuah hoort u als u bidt - Johannes 16:23-24; Jakobus 5:13


En de reden waarom is eenvoudig en tegelijkertijd zo opmerkelijk. Yahuah hoort u als u bidt. Dat zegt de psalmist in vers 1: "Ik riep tot Yahuah in mijn benauwdheid, en Hij verhoorde mij." (Psalm 120:1). Dat is verbazingwekkend. Als u bidt, hoort de Elohim die alle dingen heeft geschapen, de Elohim die groter is dan hemel en aarde u. Hij heeft aandacht voor u. Hij hoort elk woord van u. Neem dat nooit als vanzelfsprekend aan. Yahuah hoort u als u bidt.


In het oorspronkelijke Hebreeuws begin de zin met de woorden “tot Yahuah” en worden dus benadrukt. Iedereen schreeuwt het uit als ze in de problemen zitten. Maar waar het om gaat is tegen wie u schreeuwt! De psalmist roept tot Yahuah en de Schepper antwoordt hem. Ook het Nieuwe Testament leert ons dat Yahuah gelijkt een Vader naar ons luistert in gebed. Yahusha leert ons in Johannes 16: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam, zal Hij u geven. Tot nu toe hebt u niets gebeden in Mijn Naam; bid, en u zult ontvangen, opdat uw blijdschap volkomen zal worden.” (Johannes 16:23-24).


Het Hebreeuwse woord dat in Psalm 120:1 met "benauwdheid" is vertaald, is een woord dat ook "problemen, angst of smart, opgesloten of beperkt zijn" betekent. Met andere woorden, problemen komen van alle klanten om u heen naar u toe. U bent in grote angst omdat je geen uitweg meer ziet. En zonder Yahuah is er misschien geen uitweg. Maar daar komt het gebed om de hoek kijken.


Jakobus 5:13 vertelt ons duidelijk: “Is iemand onder u in lijden? Laat hij bidden. ….” (Jakobus 5:13). Maar wat Jakobus 5:13 ons bij wijze van instructie vertelt, vertelt Psalm 120 ons bij wijze van getuigenis. "Ik riep tot Yahuah in mijn benauwdheid, en Hij verhoorde mij." (Psalm 120:1). Yahuah hoort u als u bidt.


B. Roep Yahuah aan om u te redden (bijv. leugens en bedrog) - Johannes 4:24


En daarom moet u, wanneer in de problemen zit, Yahuah aanroepen om u te redden. En dat is precies wat de psalmist doet in vers 2: "Yahuah, red mijn ziel van de valse lippen, van de tong vol bedrog." (Psalm 120:2). De psalmist begon met een algemeen feit te vermelden: hij roept Yahuah aan in tijden van moeilijkheden en de Schepper antwoordt hem. Vervolgens vraagt hij Yahuah om hem te verlossen van de specifieke problemen waarmee hij wordt geconfronteerd, namelijk leugenachtige lippen en bedrieglijke tongen.


Het woord 'redden' betekent hier 'verlossen of redden, wegrukken'. De psalmist wordt omringd door leugenaars en hij vraagt Yahuah om hem te verlossen.


Bent u ooit voorgelogen? Is er ooit over u gelogen? Bent u ooit valselijk beschuldigd? Het doet pijn, nietwaar? Het is erg pijnlijk. Niemand vertelt ooit goede leugens over u, toch? Het is nooit dat u een vreselijk persoon bent en men vertelt iedereen hoe goed u bent, toch? Nee, als ze over u liegen, is het bedoeld om u pijn te doen. Het is bedoeld om uw geloofwaardigheid en eer naar beneden te trekken.


Het woord dat hier in vers twee met "valse" is vertaald, is een woord dat "verraderlijk" betekent. Het is verwant aan het woord dat “een pijl afschieten” betekent. Dit zijn gemene, snijdende, kwetsende leugens die uw reputatie schaden en doordringen als scherpe pijlen. Bedrog impliceert opzet, en dus zijn deze leugens geen onschuldige fouten, maar ze zijn bedoeld om pijn te doen.


De Psalmen van de opklimming gaan allemaal over een ontmoeting met Yahuah, om Hem te aanbidden in de schoonheid van Zijn aanwezigheid. Yahusha zei in Johannes 4:24 “Yahuah is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid.” (Johannes 4:24). Deze bedrieglijke leugens zijn precies het tegenovergestelde van de sfeer van waarheidsgetrouwe aanbidding waartoe Yahuah ons roept en de psalmist zo naar verlangt.


En dat is dus onze eerste toepassing van deze psalm. Roep Yahuah aan in moeilijke tijden. Yahuah hoort u als u bidt, dus roep naar Hem uit om u te redden.


2. Weet dat Yahuah de goddelozen zal oordelen (3-4)


De tweede toepassing is deze: weet dat Yahuah de goddelozen zal oordelen. Kijk naar de verzen 3-4 waar we lezen: “Wat zal de tong vol bedrog u geven? Wat zal die aan u toevoegen? Scherpe pijlen van een machtig man, en gloeiende houtskool van bremstruiken daarbij.” (Psalm 120:3-4). Deze verzen vertellen ons verschillende dingen over Yahuah Zijn oordeel.


A. Yahuah Zijn oordeel is passend en rechtvaardig - Spreuken 26:27; Jeremia 9:8; Jakobus 3:6


Allereerst is Yahuah Zijn oordeel passend en rechtvaardig. Yahuah Zijn straffen zijn nooit te licht en nooit te zwaar. Ze zijn altijd geschikt voor de overtreding en volkomen rechtvaardig.


We lezen in Jeremia 9:8: “Hun tong is een moordende pijl, bedrog spreekt hij.” (Jeremia 9:8). En we lezen in Jakobus 3:6: "Ook de tong is een vuur, een wereld van ongerechtigheid. Zo staat het met de tong onder onze lichaamsdelen. Ze besmet het hele lichaam, en zet onze levensloop vanaf het begin in vlam, en ze wordt zelf door de hel in vlam gezet." (Jakobus 3:6). En zo zien we dat de tong in de Schrift negatief wordt vergeleken met zowel pijlen als vuur. En wat is volgens Psalm 120 de straf voor een bedrieglijke tong? Pijlen en vuur: de scherpe pijlen van een krijger en de brandende kolen van de bremstruiken.


En dus zal de tong die bedrieglijk is en anderen heeft gekwetst, zelf gekwetst worden. Weet u nog dat we eerder zeiden dat het woord voor bedrog verwant is aan het woord voor het afschieten van een pijl? Welnu, dat is wat de bedrieglijke tong ervoor terugkrijgt.


Spreuken 26:27 leert: “Wie een kuil graaft, zal erin vallen, verrolt hij een steen, op hem zal hij terugvallen.” (Spreuken 26:27). Met andere woorden, een man oogst wat hij zaait. We zouden het poëtische gerechtigheid kunnen noemen. Maar wat het hier in Psalm 120 betekent, is dat Yahuah Zijn oordeel passend is bij de overtreding en volkomen rechtvaardig is.


B. Yahuah Zijn oordeel is zeker en streng - Exodus 34:7; Psalm 64:3-8; 140:9-10; Romeinen 12:19


Yahuah Zijn oordeel is passend en rechtvaardig. Het is ook zeker en ernstig. We leren uit Psalm 120 dat het juiste oordeel voor zonde erg streng is, zoals wordt uitgebeeld door de scherpe pijlen van een krijger en de brandende kolen van de bremstruiken.


De pijlen hier spreken van de plotselinge komst van Yahuah Zijn oordeel over de goddelozen. En het feit dat ze de scherpe pijlen van een krijger zijn, spreekt van de vaardigheid en de nauwkeurigheid van degene die de boog trekt. U kunt er zeker van zijn dat Hij niet zal missen. We lezen een soortgelijk woord van oordeel in Psalm 64: “Verberg mij voor de heimelijke plannen van de kwaaddoeners voor de oproerige menigte van wie onrecht bedrijven. Zij die hun tong scherpen als een zwaard, een bitter woord aanleggen als hun pijl, om in verborgen plaatsen de oprechte te beschieten; plotseling schieten zij op hem en zij zijn niet bevreesd. Zij maken zich sterk voor een slechte zaak; zij spreken af om valstrikken te verbergen, en zeggen: Wie zal ze zien? Zij zijn op zoek naar allerlei onrecht, uiterst grondig zijn zij overal naar op zoek, zelfs naar iemands binnenste en het diepe hart. Maar Elohim zal plotseling met een pijl op hen schieten; hun wonden zijn er al. Hun eigen tong zal hen laten struikelen; al wie hen ziet, zal wegvluchten.” (Psalm 64:3-8).


Er wordt ons verteld dat de kolen in Psalm 120 de kolen van de bremstruiken zijn. De bremstruiken worden ongeveer 3,5 meter hoog. Het stond bekend om zijn uitzonderlijk harde hout dat extreem hete houtskool produceerde die zijn warmte lang vasthield.


En dus als de pijlen in Psalm 120 spreken over de plotselingheid van het oordeel, spreken de kolen over de duur van het oordeel. Kolen branden langzaam en wijzen op een oordeel dat lang aanhoudt. Als Yahuah Zijn oordeel komt, komt het plotseling, maar het zal niet snel eindigen. Zoals we lezen in Psalm 140: “Het hoofd van wie mij omringen – laat het kwaad van zijn lippen hemzelf bedekken. Vurige kolen moeten over hen uitgestort worden. O God, doe hen vallen in het vuur, in diepe kuilen, zodat zij niet meer opstaan.” (Psalm 140:9-10) Deze straf is definitief en de goddelozen zullen aan zware oordeel van Yahuah niet ontkomen.


Deze verzen in Psalm 120 zijn zowel een waarschuwing voor de goddelozen als een geruststelling voor de rechtvaardigen. Het bevestigd dat Yahuah rechtvaardig is en dat hij elke zonde zal straffen. Exodus 34:7 zegt: “maar Die (Yahuah) de schuldige zeker niet voor onschuldig houdt” (Exodus 34:7) En dat betekent dat wanneer u door anderen wordt aangevallen, u niet terug hoeft te vechten. Daarom lezen we in Romeinen 12:19: “Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn, want er staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden, zegt Yahuah.” (Romeinen 12:19) Het is niet uw plaats om de zonden van anderen te beoordelen. Dus als mensen u aanvallen, heb ze lief en laat de toorn aan Yahuah. Bid voor degenen die u vervolgen. Laat het aan Yahuah over het te oordelen


Yahuah Zijn oordeel is passend en rechtvaardig. Yahuah Zijn oordeel is zeker en streng. En dat is dus de tweede toepassing die we uit deze psalm leren. Weet dat Yahuah de goddelozen zal straffen.


3. Weet dat u niet van de wereld bent (5-7)


1. Roep Yahuah aan in moeilijke tijden. 2. Weet dat Yahuah de goddelozen zal straffen. En dan tot slot, 3. Weet dat u niet bij de wereld hoort. Kijk naar de verzen 5-7 waar de psalmist schrijft: “Wee mij, dat ik als vreemdeling in Mesech verblijf, dat ik woon in de tenten van Kedar. Mijn ziel heeft lang gewoond bij hen die de vrede haten. Ik ben vreedzaam, maar als ik spreek, voeren zij oorlog.” (Psalm 120:5-7). En er zijn een aantal dingen die we kunnen leren van deze verzen als volgelingen en leerlingen in Yahusha Hamashiach.


A. Een Nazarener voelt zich ongemakkelijk om in de wereld te leven - Johannes 15:19, 17:14-16


Ten eerste voelt een Nazarener zich ongemakkelijk in de wereld. Als zoon of dochter van de Schepper bent u geroepen om anders te zijn dan de wereld. De wereld heeft geen plaats voor Yahuah of Yahusha, en daarom zult u zich als volgeling van Yahusha Hamashiach niet op uw plaats voelen in deze wereld.


Mesech en Kedar verwijzen in Psalm 120 naar volkeren in plaats van naar plaatsen. Het volk van Mesech woonde in het noorden bij de Zwarte Zee. De mensen van Kedar woonden in het zuiden in de Arabische woestijn. En dus wordt de psalmist omringd door mensen die niets om Yahuah of Zijn Thora geven. En dit bezorgt hem leed en ongemak. "Wee mij, dat ik als vreemdeling in Mesech verblijf, dat ik woon in de tenten van Kedar.” (Psalm 120:5).


Het is op dezelfde manier voor Nazareners die in de wereld leven. Het is ongemakkelijk voor ons. We voelen ons hier niet thuis. We passen vaak niet in de gewoonten van de wereld. Wij zijn pelgrims op reis, vreemdelingen in een vreemd land. Deze wereld is niet ons thuis; wij passeren deze wereld slechts.


Yahusha leert ons in Johannes 15:19: “Als u van de wereld zou zijn, zou de wereld het hare liefhebben, maar omdat u niet van de wereld bent, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat de wereld u.” (Johannes 15:19).


En ook al voelen we ons misschien niet op ons gemak om in de wereld te leven, dit is precies de plaats waar Yahuah voor ons heeft gekozen om ons geloof in Hem uit te leven in gehoorzaamheid aan hem (Thora) en als een getuigenis (volgeling van Yahushua) voor anderen. We moeten in de wereld zijn, maar niet van de wereld zijn. Zoals Yahusha bad in Johannes 17: “Ik heb hun Uw woord gegeven, en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben. Ik bid niet dat U hen uit de wereld wegneemt, maar dat U hen bewaart voor de boze. Zij zijn niet van de wereld, zoals Ik niet van de wereld ben.” (Johannes 17:14-16).


B. De Nazarener wordt moe van het leven in de wereld - Psalm 42:2; Filippenzen 3:20


Een Nazarener voelt zich niet alleen ongemakkelijk om in de wereld te leven. Hij wordt ook moe van het leven in de wereld. Leest en begrijpt u dat ook in Psalm 120? “Wee mij, dat ik als vreemdeling in Mesech verblijf, dat ik woon in de tenten van Kedar. Mijn ziel heeft (te) lang gewoond bij hen die de vrede haten.” (Psalm 120:5-6).


We zien vaak de uitdrukking "hoe lang" in de Psalmen, maar dit is de enige keer dat we de uitdrukking "te lang" zien. De psalmist zegt dat het te lang heeft geduurd! Hij is het allemaal zat. Niet meer! Hij is klaar om zijn reis te beginnen om Yahuah te ontmoeten. Zijn houding is dezelfde als die van de psalmist in Psalm 42: “Mijn ziel dorst naar Elohim, naar de levende Elohim. Wanneer zal ik binnengaan om voor Elohim’s aangezicht te verschijnen?” (Psalm 42:2).


De apostel Paulus schrijft in Filippenzen 3:20: “Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Yahusha Hamashiach” (Filippenzen 3:20). Deze wereld is niet ons thuis. We leven misschien op aarde, maar ons burgerschap is in de hemel. Als Nazareners hebben we heimwee naar Yahuah Zijn Koninkrijk. We verlangen ernaar om bij Yahuah te zijn. En als u geen heimwee naar Zijn Koninkrijk hebt, moet u misschien overwegen of Zijn Koninkrijk echt uw thuis is.


En u? Herken u deze verzen in Psalm 120? Ben u te lang van Yahuah verwijderd geweest? Als dat zo is, dan is dat waar deze Psalmen van de beklimming over gaan. Ze beginnen met misnoegen en ontevredenheid. We worden moe van deze wereld en leven in de wegen van de wereld, en dus beginnen we aan onze reis om dichter bij Yahuah en Zijn wegen(Thora) te komen.


C. Een Nazarener verlangt naar vrede te midden van een vijandige wereld - Mattheüs 5:9; Johannes 14:27, 16:33; Romeinen 12:18


Een Nazarener voelt zich ongemakkelijk in de wereld. Een Nazarener wordt moe van het leven in de wereld. En dan tenslotte verlangt Een Nazarener naar vrede te midden van een vijandige wereld. Kijk naar Psalm 120:6-7: “Mijn ziel heeft lang gewoond bij hen die de vrede haten. Ik ben vreedzaam, maar als ik spreek, voeren zij oorlog.” (Psalm 120:6-7)


De wereld is een vijandige plek. Het is vijandig tegenover gelovigen, en de mensen zijn vijandig tegenover elkaar. De geschiedenis van de wereld kan worden verteld door middel van zijn oorlogen, en het is een lange, trieste geschiedenis van gevechten en conflicten. En te midden van een vijandige wereld verlangt de Nazarener naar vrede.


Het woord voor "vrede" in Psalm 120 is het Hebreeuwse woord shalom. Shalom is een mooi woord dat niet alleen de afwezigheid van conflict betekent, maar ook de aanwezigheid van gezondheid en heelheid. De psalmist is een persoon van vrede, verlangend naar vrede, levend tussen degenen die vrede haten.


Verlangt u naar vrede te midden van deze wereld? De Schrift spoort u als Nazarener aan om vrede na te streven in elk aspect van uw leven. Yahusha zei: "Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen Yahuah Zijn kinderen genoemd worden." (Mattheüs 5:9) Romeinen 12:18 leert u: “Leef, zo mogelijk, voor zover het van u afhangt, in vrede met alle mensen.” (Romeinen 12:18).


Verlangt u naar echte vrede in uw leven? Het wordt alleen gevonden door het volgen van Yahusha Hamashiach Zijn wandel in deze wereld. Yahusha zei in Johannes 16:33: ”Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat u in Mij vrede zult hebben. In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen.” (Johannes 16:33). Ja, in deze wereld zult u het moeilijkheden hebben, maar onthoud dat Psalm 120 u leert Yahuah aan te roepen in tijden van nood.


Deze wereld is een vijandige plek vol leugens en oorlog. Maar Yahusha brengt waarheid en vrede. Zoals Hij zei in Johannes 14:27: “Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld die geeft, geef Ik die u. Laat uw hart niet in beroering raken en niet bevreesd worden.” (Johannes 14:27).


CONCLUSIE


Psalm 120 is de Psalm waarmee onze reis door de Psalmen van de beklimming begint. We hebben drie belangrijke toepassingen uit Psalm 120 geleerd: 1. Roep Yahuah aan in tijden van nood. 2. Weet dat Yahuah de goddelozen zal straffen. 3. Weet dat u niet bij de wereld hoort.


Wat betekent Psalm 120? Het betekent dat we als volgelingen van Yahusha Hamashiach in de wereld zijn, maar niet van de wereld. De wereld is tegen Yahuah en Zijn wegen (Thora). De wereld is tegen Yahuah Zijn waarheid (Thora). De wereld is tegen Yahuah Zijn volk (Geestelijk Israël). De wereld haat het licht en zal niet in het licht komen uit angst dat hun slechte daden aan het licht zullen komen. Yahuah zal de goddelozen oordelen, maar zijn volk (Geestelijk Israël) redden.


Wat betekent Psalm 120? Het betekent dat we pelgrims zijn op reis. Yahuah heeft ons hart veranderd in Yahusha Hamashiach, en dus verlangen we niet langer naar de dingen van de wereld. We willen in de eerste plaats bij Yahuah zijn en Hem ontmoeten en aanbidden. Dit is een reis die begint met onze bekering en die eindigt met Zijn Koninkrijk.


Het is ook een reis die begint en eindigt met gebed. En dus wil ik dat u weet, dat wat uw problemen ook zijn, Yahuah er voor u is. Praat tegen hem. Roep Hem om hulp. “Ik riep tot Yahuah in mijn benauwdheid, en Hij verhoorde mij.” (Psalm 120:1)